In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben eisers in de hoofdzaak en het incident een vordering ingediend tegen gedaagde in de hoofdzaak en het incident. De eisers zijn sinds 25 april 2019 eigenaar van een woning en stellen dat zij en hun rechtsvoorgangers sinds de jaren '80 een deel van het perceel van gedaagde als tuin hebben gebruikt. Gedaagde heeft in september 2020 een betonnen muur geplaatst die de toegang tot deze tuin blokkeert, wat heeft geleid tot een geschil over het gebruik van het perceel. Eisers vorderen in het incident een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat er geen spoedeisend belang is. De rechtbank wijst de vordering af, omdat eisers niet kunnen aantonen dat zij niet kunnen wachten op de uitkomst van de hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat de tuin hoofdzakelijk voor recreatief gebruik is en dat het niet kunnen gebruiken van de tuin niet zo ernstig is dat eisers de uitkomst van de hoofdzaak niet kunnen afwachten. De rechtbank veroordeelt eisers in de proceskosten van het incident.