ECLI:NL:RBLIM:2023:2277

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
ROE 23/483
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet met betrekking tot hennepplantage

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van verzoekers tegen een besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen. Dit besluit, genomen op 15 februari 2023, houdt in dat de woning van verzoekers voor de duur van drie maanden gesloten moet worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege de ontdekking van een hennepplantage in de garage van de woning. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De burgemeester heeft het besluit tijdelijk geschorst tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting van de woning in de bezwaarprocedure evenredig moet worden geacht. De voorzieningenrechter stelt vast dat de noodzaak van de sluiting relatief beperkt is, gezien de omstandigheden van de zaak. Hoewel er 461 hennepplanten zijn aangetroffen, is er geen bewijs van verkoop of overlast vanuit de woning. Verzoekers betwisten de noodzaak en evenredigheid van de sluiting, waarbij zij wijzen op de psychische problemen van verzoekster en de gevolgen van de sluiting voor hun woonsituatie.

De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is om herhaling van de overtreding te voorkomen en dat de gevolgen van de sluiting voor verzoekers aanzienlijk zijn. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en wordt het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De burgemeester wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/483

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J.M. McKernan),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. P. Hellenbrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 15 februari 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoekers is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij met ingang van 23 februari 2023 de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) moeten sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank telefonisch laten weten het besluit te schorsen tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
1.3.
De burgemeester heeft op 21 maart 2023 een verweerschrift in de bezwaarprocedure ingediend.
1.4
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste is voldaan, nu verzoekers een bezwaarschrift hebben ingediend tegen het besluit ten aanzien waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan hebben verzoekers gedurende drie maanden geen toegang tot hun woning.
Relevante feiten en omstandigheden
6. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit over de woningsluiting. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
7. Verzoeker is eigenaar van de woning. Verzoekers wonen samen met de heer [naam zoon] , de meerderjarige zoon van verzoekster, in de woning. In de bestuurlijke rapportage van 4 januari 2023 staat dat tijdens een onderzoek van de politie-eenheid Limburg in de woning op 15 december 2022 in een schuur/garage achter en losstaand van de woning een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen. De plantage bestond in totaal uit 461 hennepplanten. Verder was er sprake van diefstal van elektriciteit en water.
8. Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid softdrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft op 9 januari 2023 verzoekers laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoekers hebben hun zienswijze kenbaar gemaakt op 6 februari 2023.
9. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van drie maanden. De burgemeester acht sluiting van de woning noodzakelijk om het pand uit het drugscircuit te halen en zo herhaling van de overtreding te voorkomen. Er zijn geen redenen om de sluiting onevenredig te achten.
10. Verzoekers betwisten de bevoegdheid niet. Verzoekers betwisten wel de noodzaak en evenredigheid van de sluiting. Verzoeker stelt (zo licht hij ter zitting bij de voorzieningenrechter toe) dat hij zich heeft laten verleiden om ter aflossing van schulden zijn garage ter beschikking te stellen ten behoeve van hennepteelt, maar dat hij hier al snel spijt van kreeg. Toen hij echter aangaf dat hij wilde stoppen, werd dit door de exploitanten van de plantage niet geaccepteerd, omdat eerst de investering terugverdiend moest worden. Na de ontdekking van de plantage is al het contact met de exploitanten van de plantage verbroken en heeft verzoeker de sloten vervangen. Volgens verzoekers is er geen sprake van recidive. Er is sprake geweest van een eerdere oogst, maar verzoekers zijn niet eerder veroordeeld voor een feit gerelateerd aan de Opiumwet. Verzoeker garandeert dat hij zijn les heeft geleerd en zich ook nooit meer met criminelen zal inlaten. Volgens verzoekers is onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de woning in een kwetsbare woonwijk ligt. Verder wijzen verzoekers erop dat er geen sprake is van verkoop vanuit de woning en dat de buurt ook niet heeft geklaagd. Daarnaast zijn er geen attributen aangetroffen. Verzoekster kampt met ernstige psychische problematiek, wat maakt dat er sprake is van een bijzondere binding met de woning. Verzoeker stelt dat zijn partner een verhuizing niet aan zal kunnen. Volgens verzoekers kan worden volstaan met een partiële sluiting. Verzoekers stellen voorts dat een waarschuwing passend is.
11. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Toetsingskader
12. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
13. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (de Beleidsregel) vastgesteld op 25 juni 2019. Volgens deze Beleidsregel wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van drie maanden indien bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs of indien sprake is van voorbereidingshandelingen softdrugs.
14. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019 hierna de overzichtsuitspraak; uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Bevoegdheid tot sluiting
15. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet betwisten. De gronden van verzoekers zijn gericht op de noodzaak en evenredigheid van de sluiting.
-
de noodzaak
16. De noodzaak van de sluiting moet worden beoordeeld aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding. In de garage achter in de tuin van verzoekers zijn 461 hennepplanten aangetroffen. Dat is aanzienlijk meer dan het aantal van 5 hennepplanten dat als hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. Verzoeker heeft erkend dat de drugs bestemd waren voor verkoop. Hij erkent daarmee dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. De voorzieningenrechter leidt uit het door eiser ter zitting vertelde verhaal - dat oprecht overkwam omdat hij het ogenschijnlijk open, zonder terughoudendheid en met voelbare emotie vertelde - af dat de woning niet werd bezocht door personen die drugs wilden kopen en dat de loop naar de garage bestond uit de exploitanten van de betreffende hennepplantage. Uit het dossier volgt niet een ander beeld. Er zijn geen meldingen of andere signalen van overlast rond de woning en dat feitelijke handel in of rondom de woning is waargenomen. Verder zijn geen attributen zoals verpakkingsmaterialen aangetroffen die erop wijzen dat de drugs in of rondom de woning aan verschillende personen werden verhandeld. Er lijkt dus slechts in beperkte mate 'loop' naar de woning te zijn geweest. Ook lijkt de woning slechts in beperkte mate bekend te zijn geweest als drugspand: het gaat dan om de exploitanten van de hennepplantage, aan wie verzoekers hun garage ter beschikking hebben gesteld. Volgens verzoeker zijn deze personen sinds de ontdekking volledig uit beeld. De voorzieningenrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen. Naar voorlopig oordeel zorgen deze omstandigheden ervoor dat de noodzaak van sluiting om de beoogde herhaling te voorkomen relatief beperkt is. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter nog dat zij de burgemeester niet volgt in de stelling dat hier sprake is van recidive, omdat daarmee niet de situatie wordt bedoeld dat meerdere oogsten hebben plaatsgevonden, maar dat iemand ondanks een eerdere ontdekking opnieuw de fout is ingegaan. Dat is wezenlijk anders, omdat dit laatste een duidelijk teken is dat de kans op herhaling anders beoordeeld moet worden. In het geval van verzoekers schat de voorzieningenrechter de kans op herhaling echter gering in, aangezien verzoeker op oprecht ogende wijze inzicht gaf in de ellendige situatie waarin hij zich nu bevindt en hij 100% garandeerde dat dit nooit meer zal gebeuren. Dat de woning volgens de burgemeester in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving ligt, is een omstandigheid die meeweegt, maar die de voorzieningenrechter in dit geval niet doorslaggevend acht.
- evenredigheid
17. Bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting moeten onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting en mogelijke (medische) omstandigheden van verzoekster in aanmerking worden genomen.
18. Duidelijk is dat verzoekers beiden op de hoogte waren van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, waardoor er geen sprake is van een situatie waarvan verzoekers geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Ter zitting werd ook duidelijk dat dit ook niet langer wordt betwist.
19. Ter zitting is namens de burgemeester aangegeven dat verzoekers mogelijk naar een vakantiewoning kunnen of bij familie. In het uiterste geval kunnen zij in de maatschappelijke of crisisopvang terechtkomen. Verzoeker heeft op zitting verteld wat de huidige situatie, bestaande uit het zijn aangehouden door de politie en de dreiging van een woningsluiting, voor vooral verzoekster betekent. Hij vertelde dat zijn partner al lang met PTSS kampt en dat deze situatie voor haar een trigger is geweest. Hij vertelde dat ze niet meer voor rede vatbaar is, dat ze uit frustratie of paniek de gordijnen van de muur heeft getrokken en ook andere dingen in huis stukmaakt. Volgens verzoeker kan verzoekster een woningsluiting niet aan en zal ze zichzelf dan iets aan doen. Het feit dat hij deze situatie niet met stukken kan onderbouwen, komt doordat ze iedere vorm van hulp weigert.
20. Ook hier merkt de voorzieningenrechter op dat hoewel de gestelde situatie niet met stukken is onderbouwd, de wijze waarop verzoeker zijn verhaal vertelde op de voorzieningenrechter oprecht overkwam. Dit vond de (gemachtigde van) de burgemeester ter zitting ook. Als wat verzoeker vreest daadwerkelijk gebeurt, zijn de gevolgen van de sluiting heel verstrekkend. Deze procedure leent zich er niet voor om de waarschijnlijkheid hiervan nader te onderzoeken, maar in de bezwaarprocedure kan dat wel. Daar zou de burgemeester door bijvoorbeeld een expertiseteam de kwetsbaarheid van verzoekster kunnen laten onderzoeken en daarover laten adviseren.
21. De gevolgen van de sluiting kunnen dus heel groot zijn. Mede nu de noodzaak van de sluiting naar het voorlopig oordeel relatief beperkt moet worden geacht, staat voor de voorzieningenrechter niet buiten twijfel dat de sluiting in de bezwaarprocedure evenredig zal worden geacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het aangewezen in de bezwaarprocedure nader onderzoek te doen naar de kwetsbaarheid van verzoekster en de vraag of het doel van de maatregel, te weten om herhaling van de situatie te voorkomen, ook op een andere wijze kan worden bereikt, bijvoorbeeld door een last onder dwangsom dan wel een partiële sluiting van de in de tuin gelegen garage. In voorkomend geval zou de burgemeester hieraan nadere voorwaarden kunnen stellen, om de controle daarvan mogelijk te maken.

Conclusie en gevolgen

22. Alle belangen afwegend, acht de voorzieningenrechter het algemeen belang bij onmiddellijke sluiting van de woning in dit geval minder zwaarwegend dan het belang van verzoekers om in de woning te kunnen blijven, totdat de burgemeester op het bezwaar van verzoekers heeft beslist.
23. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
24. De burgemeester moet de proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 15 februari 2023 tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te betalen;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 31 maart 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.