ECLI:NL:RBLIM:2023:2213

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
03.226802.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning in Heerlen. De verdachte, geboren in 1989, werd bijgestaan door advocaat mr. M.F.E. Sprenkels. Tijdens de zitting op 15 maart 2023 heeft de verdachte de feiten bekend en is de zaak inhoudelijk behandeld. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en forensisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door een psychologisch rapport. De verdachte kreeg een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeltraject. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.226802.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.E. Sprenkels, advocaat, kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 24 augustus 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning waardoor goederen en/of personen in gevaar werden gebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf] van 7 september 2022; [2]
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] te Heerlen) van 26 augustus 2022; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 2] van 31 augustus 2022. [4]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 24 augustus 2022 in de gemeente Heerlen opzettelijk brand heeft gesticht in een (flat)woning (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen) door open vuur in aanraking te brengen met een matras, een stapel papier, een stapel kleding en aanstekervloeistof, ten gevolge waarvan dat matras, die stapel papier, die stapel kleding, een lamp en elektradraden, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning, de inboedel van die woning, de omliggende (flat)woningen en de inboedel van die omliggende (flat)woningen, en levensgevaar voor de in die omliggende (flat)woningen aanwezige personen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die in die omliggende (flat)woningen aanwezige personen, te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog H.E.W. Koornstra heeft over de geestvermogens van de verdachte op 1 december 2022 een rapport uitgebracht. De psycholoog concludeert dat er sprake is van een licht verstandelijke beperking bij de verdachte. Ook is er bij de verdachte sprake van grote sociaal-emotionele achterstanden. Door zijn verstandelijke en emotionele beperking heeft de verdachte impulsief gehandeld en zonder enig inzicht of overzicht, waarbij hij geen seconde nadacht over de gevolgen van zijn gedrag voor anderen ten tijde van het plegen van het feit. Gelet op het verband tussen het gedrag ten tijde van het feit en de emotionele beperking adviseert de psycholoog het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie en het advies van de psycholoog over de toerekeningsvatbaarheid, neemt deze over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten. De verminderde toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank wel betrekken bij het oordeel omtrent de op te leggen straf.
Ook voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uren met aftrek van het voorarrest waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren waaraan de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering verbonden zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de eis van de officier van justitie. Mocht de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen, heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft brand gesticht in zijn woning met de intentie zichzelf van het leven te beroven. Vervolgens bedacht hij zich en heeft hij, zonder het vuur te blussen of de hulpdiensten in te schakelen, zijn woning verlaten en afgesloten, zonder ook maar een moment te denken aan wat er verder zou gebeuren. Zijn woning bevond zich op de tweede verdieping van een flatgebouw. Ten tijde van de brand waren op de bovenliggende verdiepingen meerdere bewoners aanwezig. Daarmee heeft de verdachte gevaar veroorzaakt voor de appartementen in het gebouw en de daarin aanwezige goederen én (levens)gevaar veroorzaakt voor de personen die zich ten tijde van de brand in het gebouw bevonden. Brandstichting is een bijzonder ernstig feit dat vanwege het gevaarzettende karakter daarvan gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dat de schade beperkt is gebleven, is niet te danken aan het handelen van de verdachte.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een delict is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport van 1 maart 2023. De reclassering heeft geadviseerd tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Zolang de verdachte niet de zorg ontvangt die hij nodig heeft, is er volgens de reclassering een reële kans op herhaling van gedrag waarbij hij zowel zichzelf als zijn omgeving kan schaden. De reclassering adviseert geen gevangenisstraf op te leggen nu een mogelijke gevangenisstraf het ingezette zorgtraject en de plaatsing in een passende beschermde woonvorm verstoort.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voornoemde advies van psycholoog Koornstra. Volgens de psycholoog is er bij de verdachte – kort gezegd – sprake van een licht verstandelijke beperking en grote sociaal-emotionele achterstanden. De psycholoog heeft geconcludeerd dat het risico op recidive onverminderd groot blijft zonder adequate begeleiding. Om dit risico te beteugelen, adviseert de psycholoog net als de reclassering tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Tijdens de schorsing preventieve hechtenis is een begin gemaakt met het toeleiden van de verdachte naar noodzakelijke zorg, De reclassering zoekt nog naar een woonvorm die beter aansluit bij zijn problematiek. Zolang de verdachte nog niet in een passende beschermde woonvorm verblijft, acht de reclassering extra ondersteuning in de vorm van een behandeling van Stevig noodzakelijk.
Straftoemeting
Gelet op het gevaarzettende karakter van de brandstichting acht de rechtbank een straf op zijn plaats. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met het advies van de psycholoog dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor het bewezenverklaarde. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij hulp aanvaardt. De rechtbank wil met de strafoplegging vooral bereiken dat de verdachte niet meer in herhaling valt, zodat het accent op zorg en begeleiding ligt. Alles overwegende acht de rechtbank daarom de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal aan de verdachte een taakstraf van 100 uren opleggen waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal de dagen die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft gezeten in mindering brengen op het aantal te werken uren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen;
Meldplicht bij reclassering: veroordeelde meldt zich binnen zeven dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland (Heerderweg 25 te Maastricht / 088-8041502). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling: veroordeelde werkt mee aan een intake bij Stevig en laat zich, indien geïndiceerd, behandelen door Stevig of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang: veroordeelde verblijft bij de Levantogroep of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding: veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van werk of een andere vorm van zinvolle dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 maart 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 24 augustus 2022 in de gemeente Heerlen opzettelijk brand
heeft gesticht in een (flat)woning (gelegen aan de [adres 2] te Heerlen)
door open vuur in aanraking te brengen met een matras, een stapel papier, een
stapel kleding en/of aanstekervloeistof, althans met een (of meer) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan dat matras, die stapel papier, die stapel kleding, een
lamp en/of een (of meer) elektradraden, in ieder geval een (of meer) goed(eren)
en/of die woning, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning, de inboedel van die woning,
de omliggende (flat)woningen en/of de inboedel van die omliggende
(flat)woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor
de in die omliggende (flat)woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar
voor een (of meer) ander(en), en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die in
die omliggende (flat)woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een (of meer) ander(en), te duchten was;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, registratienummer : PL2300-2022131436 d.d. 8 september 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [bedrijf] d.d. 7 september 2022, pag. 73.
3.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] te Heerlen) d.d. 26 augustus 2022, pag. 30-32
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 2] d.d. 31 augustus 2022, p. 70.