ECLI:NL:RBLIM:2023:2194

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/03/313576 / JE RK 23-92
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en contactregeling tussen moeder en minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 22 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te vervallen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.C.H. Poelman, verzocht om een (begeleide) omgangsregeling met haar minderjarige kind, dat onder toezicht staat van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI verzuimd heeft te voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265k lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, door relevante stukken niet in het geding te brengen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI, die beperkte contactmomenten tussen de moeder en het kind vaststelde, vervallen verklaard. De kinderrechter oordeelde dat de huidige regeling van één uur per week onvoldoende is voor de ontwikkeling van de ouder-kindrelatie en dat er meer mogelijkheden voor contact moeten worden onderzocht. De kinderrechter heeft bepaald dat de moeder, onder begeleiding van AnaCare, minimaal tweemaal per week contact met haar kind kan hebben, met de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/313576 / JE RK 23-92
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek om vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder],
wonend te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman, te Brunssum,
tegen:
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2022 te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
wonend te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, verder te noemen de raad.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder, ontvangen op 17 januari 2023.
1.2.
Op 7 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling, met gesloten deuren, behandeld, waarbij zijn verschenen:
- mr. Poelman;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- de vader als informant.
De moeder heeft de mondelinge behandeling telefonisch bijgewoond.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige] verblijft in een gezinshuis in Limburg.
2.2.
Bij beschikking van 10 juni 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 30 augustus 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige] met ingang van 10 september 2022 onder toezicht gesteld tot 10 september 2023.
2.3.
Bij beschikking van 10 juni 2022 is door de kinderrechter tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken. Bij beschikking van 23 juni 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 10 september 2022. Vervolgens is bij beschikking van 30 augustus 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend van 10 september 2022 tot 10 maart 2022. Ter vervanging van deze machtiging is bij beschikking van 30 september 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 10 maart 2023.
2.4.
Bij beschikking van 8 december 2022 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI van 26 oktober 2022 betreffende de telefonische bereikbaarheid van de moeder, het maken van keuzes door de moeder in het belang van [minderjarige] en de betrokkenheid van de moeder bij [minderjarige] gedeeltelijk vervallen verklaard.
2.5.
De GI heeft op 11 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven betreffende het contact tussen de ouders en [minderjarige] . De vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing is een week ervoor, op 4 januari 2023, gegeven. Daarop heeft de moeder op 10 januari 2023 gereageerd.
De schriftelijke aanwijzing van de GI luidt als volgt:
‘De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering stelt de volgende omgangsregeling vast:
1 keer per week gedurende één uur, volledig begeleid door Anacare. Om de 4 weken wordt er geëvalueerd hoe de bezoeken gaan en of er mogelijkheden zijn voor uitbreiding.’

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder heeft verzocht om bij beschikking de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren en een (begeleide) omgangsregeling (de kinderrechter begrijpt ten aanzien van de moeder: regeling in het kader van de zorg- en opvoedingstaken) vast te stellen tussen de ouders en [minderjarige] voor de duur van de uithuisplaatsing, waarbij meermaals per week (bijvoorbeeld driemaal per week) gedurende 3 uur, dan wel eenmaal per week gedurende een dag contact plaatsvindt met de mogelijkheid tot uitbreiding, dan wel een regeling vast te stellen die de rechtbank juist acht.
3.2.
De GI heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.Het advies van de raad

4.1.
De raad heeft gesteld dat [minderjarige] een kwetsbaar kind is dat vanwege haar medische toestand veel toezicht nodig heeft. Het is belangrijk dat haar veiligheid wordt gegarandeerd. Op dit moment is alleen de vader in staat tot contact, nu de moeder die zwanger is tijdelijk in het ziekenhuis verblijft. Er lijkt een aantal stappen te zijn gezet. De raad vraagt zich dan ook af waarom een beperkte uitbreiding (onder toezicht) nu niet mogelijk is, zodat de ouders kunnen laten zien waartoe ze in staat zijn. Het was goed geweest als de informatie van AnaCare was overgelegd, zodat deze meegewogen had kunnen worden. Zonder deze informatie kan de raad eigenlijk geen definitief advies geven.

5.De beoordeling

Artikel 1:265k BW
5.1
De kinderrechter merkt allereerst op dat de GI verzuimd heeft gevolg te geven aan het bepaalde in artikel 1:265k, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De GI heeft noch het plan van aanpak noch het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling overgelegd. Voor zover dit de beoordeling van het standpunt van de GI bemoeilijkt, dienen de gevolgen hiervan voor rekening en risico van de GI te blijven.
Ontvankelijkheid
5.2.
Op grond van artikel 1:265f lid 1 BW kan de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, voor de duur van de uithuisplaatsing, de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. Uit lid 2 van het hiervoor genoemde artikel volgt dat zo’n beslissing als een schriftelijke aanwijzing moet worden gekwalificeerd. In dit geval is duidelijk dat de brief van de GI van 29 juli 2022 als schriftelijke aanwijzing moet worden gekwalificeerd ten aanzien van de moeder (en niet ten aanzien van de vader, omdat de vader niet met het gezag is belast).
De GI heeft immers besloten dat de bezoeken worden beperkt naar 1 keer per week gedurende één uur, volledig begeleid door Anacare. De moeder kan als gezaghebbende ouder op grond van het bepaalde in artikel 1:264 BW de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. De termijn voor het indienen van het verzoek bedraagt twee weken met ingang van de dag na die waarop de aanwijzing is verzonden of uitgereikt. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder op 17 januari 2023 ontvangen. Dit is binnen de hiervoor genoemde termijn. Het voorgaande brengt mee dat de moeder kan worden ontvangen in haar verzoek om vervallenverklaring.
Bevoegdheid en aanwending bevoegdheid GI
5.3.
Op basis van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is besproken is de kinderrechter voorts van oordeel dat de GI bevoegdheid toekwam om de schriftelijke aanwijzingen te geven. De kinderrechter volgt de GI in zoverre dat de huidige medische toestand van [minderjarige] maakt dat er beperkt contact kan zijn tussen haar en de ouders. De moeder heeft de bevoegdheid overigens ook niet bestreden. De kinderrechter komt daarmee aan de vraag toe of GI die bevoegdheid op de juiste manier heeft gebruikt.
5.4.
Bij het beoordelen van de aanwending van de bevoegdheid is van belang dat de GI beleidsvrijheid heeft in het kader van de uitvoering van de op haar rustende taak. Gelet op deze aan de GI toekomende beleidsvrijheid toetst de kinderrechter slechts marginaal of de GI op juiste wijze van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Met andere woorden, de kinderrechter beoordeelt of de GI, gelet op de door haar uit te voeren taak, in redelijkheid heeft kunnen komen tot het geven van de schriftelijke aanwijzing. Bij die beoordeling gaat de kinderrechter uit van de feiten en omstandigheden zoals die op dit moment, en dus niet op het moment waarop de schriftelijke aanwijzing is gegeven, zijn. Deze marginale toetsing vindt plaats aan de hand van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, voor zover daarop door de partij - in dit geval de moeder - die om vervallenverklaring verzoekt een beroep is gedaan.
5.5.
De kinderrechter leidt uit de stellingen van de moeder af dat zij van mening is dat de GI de schriftelijke aanwijzing niet toereikend heeft gemotiveerd. De moeder stelt dat de GI aangeeft dat er geen leerbaarheid door de ouders wordt getoond en dat ouders niet aansluiten bij de basisbehoeften van [minderjarige] , maar de moeder betwist dat uitdrukkelijk. De GI verwijst weliswaar naar verslagen van Anacare, maar de moeder heeft deze verslagen, ondanks dat zij daar expliciet om heeft gevraagd, niet mogen ontvangen. Ook zijn de verslagen niet in deze procedure overgelegd. De GI is verder onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de door de moeder aangedragen punten. Het doel van de uithuisplaatsing is om te onderzoeken wat er nodig is om ervoor te zorgen dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer naar huis kan. Voor [minderjarige] is het, mede gelet op haar jonge leeftijd, belangrijk dat zij regelmatig(er) en langdurig(er) contact kan hebben met haar ouders. Door het contact uit te breiden kan de ouders bovendien meer worden bijgebracht betreffende de zorg voor [minderjarige] . Een keer per week gedurende een uur contact is te weinig. Zo kunnen de ouders geen band met [minderjarige] opbouwen en kan [minderjarige] zich niet aan de ouders hechten. De ouders hebben verder laten zien overal aan mee te werken (afstaan bloed nader onderzoek, toestemming medische behandelingen, zich betrokken opstellen), maar krijgen geen kans om zich te bewijzen.
5.6.
De GI heeft gesteld dat zij beschikt over resumés van AnaCare, maar zich er niet van bewust was dat ze deze stukken moest overleggen. De ouders zouden inzage in het online dossier van AnaCare moeten hebben (waaraan zij de GI nog moeten toevoegen). AnaCare sluit aan bij de rondetafeloverleggen en licht de GI dan in. De GI weet dat de ouders een uitgebreidere regeling willen en blijft dit onderzoeken. De ouders is in december 2022 nog een kans gegeven om zich te bewijzen, maar de ouders hielden zich niet aan de gestelde voorwaarden. Naar aanleiding van het laatste rondetafeloverleg heeft de GI nieuwe informatie ontvangen dat er wel iets van leerbaarheid is en dat er stapjes zijn gezet, waarbij de vader meer dan de moeder laat zien voor wat betreft communicatie en het vasthouden van [minderjarige] . Als deze ontwikkeling zich voortzet, dan staat de GI open voor een bezoek van twee keer per week (een half uur). Na een half uur op schoot gezeten te hebben is [minderjarige] dit beu en het lukt de ouders niet verder invulling te geven aan het bezoek. Een bezoek van een uur is echt het maximaal haalbare voor [minderjarige] .
5.7.
De kinderrechter overweegt als volgt. Zoals ook door de kinderrechter hiervoor onder 5.3. overwogen, staat voor de kinderrechter vast dat de huidige medische toestand van [minderjarige] maakt dat er beperkt contact kan zijn tussen haar en de ouders. Echter, de noodzaak tot begrenzing van de (begeleide) contactregeling, in die zin dat er slechts één uur per week (begeleid) contact kan plaatsvinden is niet komen vast te staan en is onvoldoende door de GI toegelicht en onderbouwd. De begrenzing naar één uur per week is volgens de GI gelegen in de beperkte leerbaarheid en het niet aansluiten van de ouders bij de [minderjarige] , maar de moeder betwist dat. Ook de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich niet in het door de GI geschetste beeld te herkennen. Hij is de afgelopen periode vanwege de ziekenhuisopname van de moeder alleen naar de contactmomenten met [minderjarige] moeten gaan. De tips die worden gegeven (bijvoorbeeld het klaarzetten van speelgoed) worden weldegelijk opgepakt. De kinderrechter volgt de moeder dat het op de weg van de GI had gelegen om een en ander nader te onderbouwen en daarbij de verslagen/resumés van AnaCare te overleggen, zeker nu in de schriftelijke aanwijzing wordt verwezen naar bezoeken die zijn begeleid door AnaCare en bovendien daar expliciet door de (advocaat van) de moeder om is verzocht. Dat heeft de GI niet gedaan, hetgeen voor haar rekening en risico dient te komen. Daar komt bij dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat tijdens het laatste rondetafeloverleg aan de orde is gekomen dat in ieder geval bij de vader (die de laatste bezoeken alleen is moeten gaan, omdat de moeder die zwanger is tijdelijk in het ziekenhuis verblijft) is gezien dat er stapjes zijn gezet en wel enige leerbaarheid is gezien, en dat een uitbreiding naar tweemaal per week inmiddels mogelijk zou moeten zijn. Met de raad ziet de kinderrechter dan ook niet waarom een beperkte uitbreiding onder toezicht voor de ouders nu niet mogelijk is.
5.8.
De kinderrechter ziet in het voorgaande aanleiding om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en (op grond van het bepaalde in artikel 1:265f lid 2 BW) een zorgregeling (ten aanzien van de moeder, waartegen de schriftelijke aanwijzing was gericht) te bepalen die haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt, inhoudende dat de moeder onder begeleiding van AnaCare contact met [minderjarige] kan hebben (minimaal) tweemaal per week één uur. [minderjarige] is vanwege haar medische toestand erg kwetsbaar. In het kader van de ondertoezichtstelling zal verder bekeken moeten worden of op den duur meer uitbreiding mogelijk is, mede ook gelet op het gegeven dat het doel bij uithuisplaatsing altijd is om toe te werken naar thuisplaatsing.
5.9.
De kinderrechter overweegt volledigheidshalve nog dat tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is gebleken dat de GI, ondanks dat de vader (nog) niet is belast met het gezamenlijk gezag (de ouders zijn wel voornemens dit te gaan regelen), beide ouders betrekt bij de uitvoering van de contactregeling en de kinderrechter gaat er vanuit dat zij dat voorlopig zal blijven doen.
5.10.
De kinderrechter zal de onderhavige beschikking, voor zover het de zorgregeling betreft, ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 11 januari 2023 vervallen;
6.2.
bepaalt dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] als volgt zal plaatsvinden:
- de moeder kan onder begeleiding van AnaCare contact met [minderjarige] kan hebben (minimaal) tweemaal per week één uur;
6.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.
sd
Hoger beroep tegen deze beschikking voor zover het de zorgregeling betreft kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
Tegen de beschikking vervallenverklaring staat behoudens cassatie in het belang der wet geen hogere voorziening open.