ECLI:NL:RBLIM:2023:2184

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
03-321643-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in poging tot woninginbraak met vuurwapengeweld na DNA-match elf jaar later

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die elf jaar na de gepleegde woninginbraak in beeld kwam door een DNA-match. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot woninginbraak met gebruik van vuurwapengeweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een vuurwapen had gebruikt of dat hij opzet had op het gebruik van vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte geweld had gepleegd tegen de aangever, en dat het geweld dat door zijn mededader was gepleegd niet aan hem kon worden toegerekend. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot woninginbraak. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de positieve ontwikkeling van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in de elf jaar na de inbraak. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en zijn mededader zonder buit waren gevlucht, waardoor er slechts sprake was van een poging tot diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03-321643-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte] ,
geboren te [Woonplaats verdachte 1] op [Geboortedatum verdachte] 1987,
wonende te [Woonadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met anderen:
Primair: heeft geprobeerd goederen uit een woning te stelen waarbij er tegen de bewoners geweld is gebruikt dan wel er gedreigd is met geweld tegen de bewoners;
Subsidiair: heeft geprobeerd om een woninginbraak te plegen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Bij de diefstal is tot tweemaal toe vuurwapengeweld gebruikt. Vooraf en achteraf.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij aangevoerd dat aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij een lichtflits zag, een knal hoorde en vervolgens het keukenraam stuk ging waarna twee personen zijn woning binnen drongen. [Aangever] stelt op basis van deze waarnemingen dat er is geschoten op het raam. Hij is sportschutter en mag geacht worden een schot te herkennen. Er is geen bewijs dat de verdachte heeft geschoten en ook van vooraf gemaakte plannen of afspraken over het gebruik van een vuurwapen of vuurwapens blijkt niets. Uit de omstandigheid dat de verdachte zich na het schieten op het raam niet heeft gedistantieerd maar de samenwerking met zijn mededader(s) heeft voortgezet, leidt de officier van justitie desalniettemin opzet af bij de verdachte op het gebruik van vuurwapengeweld dat door mededader(s) is gepleegd en acht hij de onder primair ten laste gelegde poging tot het medeplegen van een diefstal met geweld bewezen. De verdachte heeft zich immers door het voortzetten van de samenwerking, nadat er op het keukenraam is geschoten, geconformeerd aan het geweld en het geweld wat daarna nog volgt. Dat geweld bestond eruit dat op de vlucht nog geschoten is in de richting van aangever die de daders achtervolgde. Als er eenmaal is geschoten, bestaat de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans dat er soortgelijk, meer en ander geweld wordt gebruikt. Door de samenwerking toch voort te zetten, wordt die kans ook bewust aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er op het keukenraam is geschoten. Er is geen forensisch bewijs dat de verklaring van de aangever bevestigt en ook zijn er geen getuigenverklaringen waarin steun kan worden gevonden dat er op het keukenraam is geschoten. Een patroon is aangetroffen, maar dat is juist geen bewijs dat er is geschoten. De raadsman pleit dan ook voor vrijspraak van de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feitelijke handeling bestaande uit het breken van het raam door hierop met een pistool te schieten. Wel is er bewijs dat er tijdens de vlucht op de openbare weg is geschoten door de mededader; dit geeft de verdachte ook toe. Deze handelingen van de mededader kunnen evenwel niet als medeplegen in het kader van een voortgezette samenwerking aan de verdachte worden toegerekend, nu het bewijs voor het schieten op het raam ontbreekt. Aan het ontbreken van bewijs voor het schieten op het raam, verbindt de raadsman aldus tevens de conclusie dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het opzet heeft de raadsman ook opmerkingen gemaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de aan de openbare weg geloste schoten niet wist dat zijn mededader een pistool bij zich had. Het dossier bevat geen bewijs dat deze verklaring weerlegt en bevat evenmin bewijs op basis waarvan voorwaardelijk opzet op het gebruik van een vuurwapen kan worden bewezen.
Verder bevat het dossier geen steun voor de stelling van de officier van justitie dat er aan de openbare weg in horizontale lijn is geschoten. Uit het dossier blijkt juist dat er in stijgende lijn is geschoten en dan met name uit de foto’s van de verkeersspiegel. Dat biedt steun aan de verklaring van de verdachte dat er tijdens de vlucht omhoog is geschoten door zijn mededader. Op het moment van schieten had de verdachte geen mogelijkheid meer om zich te distantiëren. Er is dus geen bewijs voor het plegen of medeplegen van het primair ten laste geweld tegen de aangever. Onder dat geweld valt immers niet het aan een deur rommelen om toegang te krijgen tot een ruimte of het doorzoeken van een woning. Deze handelingen bewijzen wel dat de verdachte dader is van de poging tot woninginbraak zoals subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat bij die poging op een raam is geschoten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten en omstandigheden
De heer [Aangever] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [Woonadres aangever] , gelegen in de gemeente Gulpen-Wittem. De inbraak heeft plaats gevonden op 2 november 2011 tussen 3.45 uur en 4.00 uur. [2]
Hij heeft verklaard:
Ik werd plotseling wakker van een geluid dat ik niet thuis kon brengen. Ik weet niet hoe laat dit was, het moet echter kort voor het bellen van de politie zijn geweest. Nadat ik wakker was geworden hoorde ik dat geluid nogmaals met kleine tussenpauzes. Ik wilde weten wat er gaande was en ik ben opgestaan. Nadat ik ben opgestaan heb ik nergens in de woning licht aangemaakt. Na het verlaten van de slaapkamer liep ik de keuken in. Vanuit de keuken zag ik, door de ruit van de keukendeur, een aantal personen voor de keukendeur staan. Ik weet nu niet zeker of de bewegingsmelder heeft gewerkt zodat deze personen in het licht van de lamp
moeten hebben gestaan. Ik dacht dat ik drie personen heb zien staan, maar dit kunnen er ook twee zijn geweest. Door de situatie schrok ik hevig en ik had het besef dat deze personen wilden inbreken in onze woning. Ik ben toen gaan schreeuwen en gillen. Ik keek nog steeds naar buiten en zag plotseling een korte lichtflits en hoorde meteen daarbij een harde knal. Op dat moment zag en hoorde ik dat de ruit naast de keukendeur kapot sprong. Ik had zelf de indruk dat er op de ruit is geschoten.
Ik heb mij toen onmiddellijk omgedraaid en ben naar de slaapkamer gelopen. […]
Ik heb (een) stuk hout en de dolk genomen om mij zelf te kunnen verdedigen en ben toen uit het raam geklommen, dat was het raam dat toegang gaf tot de oprit aan de rechterzijde van het pand. Ik ben toen blijven gillen en schreeuwen om zodoende hulp te krijgen. Ik ben toen over de oprit gelopen in de richting van de openbare weg. Aangekomen op het trottoir, ik stond dus aan de voorzijde van mijn woning, zag ik dat een drietal personen vanaf de linker oprit kwamen gelopen en de openbare weg overstaken. Ik riep naar deze personen "kom maar hier ik steek jullie kapot" of woorden van dergelijke strekking. Ik deed dit om deze personen af te schrikken. [3]
Uit de verklaring van aangever [Aangever] blijkt dat er vervolgens door een van de daders meerdere keren aan de openbare weg is geschoten. Aldaar zijn later tijdens het forensisch onderzoek ook twee hulzen aangetroffen en is er een doorschot waargenomen aan een verkeersspiegel.
Forensisch onderzoek is verricht in en rond de woning. Uit dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gekomen dat er op het raam is geschoten, terwijl dit wel de indruk bij [Aangever] was. Aan de gebroken ruit en aan de slaapkamerdeur zijn wel bloedsporen aangetroffen. [4] Uit de verklaring van de echtgenote van [Aangever] , genaamd [Echtgenote aangever] , blijkt dat zij de slaapkamerdeur net op slot had gedraaid toen zij de deurklink omlaag zag gaan en zij gerommel aan de andere kant van de deur hoorde, kennelijk om die slaapkamerdeur open te krijgen. Zij is daarop eveneens door het slaapkamerraam naar buiten gevlucht. [5] Monsters van deze bloedsporen zijn ingezonden naar het NFI, alwaar een DNA-profiel is vastgesteld dat bleek toe te behoren aan een en dezelfde persoon. [6] Een match met profielen in de databank werd destijds niet gevonden. Tot 2022: toen bleek er een match te zijn tussen de aangetroffen bloedsporen en het DNA van de verdachte. [7]
De verdachte is daarop door de politie gehoord over mogelijke betrokkenheid bij de inbraak en heeft die betrokkenheid bekend. Die bekentenis heeft hij ter terechtzitting van 14 maart 2023 herhaald.
Hij heeft verklaard:
Ik was destijds met twee vrienden onderweg. We hebben cannabis gerookt, alcohol gedronken en zijn uit geweest in het centrum van Maastricht. Op de terugweg zei mijn vriend dat mensen in Nederland geld hebben. Het kwam in ons op om ergens in te breken. Eerst wilde hij een ander huis doen, maar daar was een hond. We zijn daar weer weggereden en vervolgens is hij bij dit huis gestopt. Mijn vriend zei dat dit huis makkelijk was omdat er geen beveiliging of signalisatie was. We hebben eerst met een schroevendraaier geprobeerd om via de deur binnen te komen. Toen dat niet lukte, heeft die andere jongen het raam kapot gemaakt en zijn we daardoor naar binnen gegaan. Tijdens het naar binnen gaan, heb ik mij bezeerd. Ik heb het geluid van het inslaan van het raam gehoord, maar ik heb niet gezien hoe dit is gebeurd. Ik weet dat mijn vriend een schroevendraaier had en het hiermee heeft geprobeerd. Ik heb me omgedraaid om te kijken of er geen auto’s langs reden en op dat moment hoorde ik het raam uit elkaar vallen. Dat geluid heb ik gehoord. Ik heb geen pistool gehoord of gezien. Pas later heb ik begrepen dat hij een wapen bij zich had. [8]
Verder heeft de verdachte verklaard:
Ik heb inderdaad binnen een man gezien. Ik wilde toen weg gaan, maar de man was al weggelopen en mijn vriend zei tegen mij: kom snel, we gaan naar binnen en pakken wat er te pakken valt. We gingen naar binnen en begonnen met zoeken. Mijn vriend heeft de bovenverdieping doorzocht. Alles gebeurde heel snel. Op geen enkel moment ben ik die mensen achterna gelopen of wilde ik ze pakken. We zijn naar binnen gelopen, hebben gezocht en daarna zijn we weer vertrokken.
Het schieten was op het moment dat wij vertrokken en naar de auto gingen. Tijdens het instappen heeft mijn vriend zich omgedraaid en twee of misschien drie keer in de lucht geschoten. Ik was toen in shocktoestand, want ik heb nooit geweten dat hij een pistool had.
Juridische kwalificatie
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met een of meer mededaders op 2 november 2011 de toegang heeft verschaft tot de woning van aangever [Aangever] door een raam te breken en vervolgens samen met een mededader de woning heeft doorzocht op spullen van hun gading.
Er is geen bewijs dat er door de verdachte geweld is gepleegd tegen [Aangever] om de voorgenomen diefstal van goederen van hun gading te faciliteren. Wel staat vast dat er geweld tegen [Aangever] is gepleegd door het gebruik van een vuurwapen aan de openbare weg en de vraag is nu of dit geweld juridisch gezien ook aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte heeft verklaard dat zijn mededader degene is geweest die heeft geschoten en dat dit pas gebeurde aan de openbare weg tijdens hun vlucht naar de auto. Er is geen bewijs dat de verdachte -voorafgaand aan dat moment- op de hoogte was van het feit dat zijn mededader over een wapen beschikte of dat er voorafgaande aan de woninginbraak afspraken waren gemaakt over het gebruik van wapens.
Eventueel kan opzet bij de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het gebruik van vuurwapens bij de woninginbraak dan wel nog afgeleid worden uit de samenwerking ter plaatse. De officier van justitie heeft betoogd dat er reeds op het verbroken raam is geschoten en dat de verdachte zich vervolgens niet heeft gedistantieerd, maar alsnog de woning is binnen gedrongen samen met zijn mededader. Uit het voortzetten van de samenwerking, nadat de verdachte op de hoogte is geraakt van het feit dat zijn mededader een vuurwapen heeft en ook bereid is om dit te gebruiken, zou dan afgeleid kunnen worden dat de verdachte willens en wetens het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat er (opnieuw) geweld tegen de bewoners zou worden gebruikt door op hen te schieten. Daarmee zou hij dan medeverantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de schoten die aan de openbare weg zijn afgevuurd.
De rechtbank is echter met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat er is geschoten op het keukenraam: het forensisch bewijs daarvoor ontbreekt en de verklaring van de aangever op dit punt, inhoudende dat hij de indruk had dat er werd geschoten, vindt ook geen steun in andere bewijsmiddelen.
Deze vaststelling leidt tot de conclusie dat alleen bewezen kan worden dat de verdachte pas aan de openbare weg werd geconfronteerd met het feit dat zijn mededader over een wapen beschikte en dat deze er kennelijk ook niet voor terugdeinsde om dit te gebruiken. Dat handelen van zijn mededader kan evenwel onder de gegeven omstandigheden niet mede aan de verdachte worden toegerekend, omdat er geen sprake is van een voortgezette samenwerking na eerder gebruikt geweld zoals door de officier van justitie is betoogd: dat eerdere geweld is immers niet komen vast te staan.
Concluderend is er dus geen bewijs dat de verdachte op enig moment schoten heeft gelost en ook is er geen bewijs dat de verdachte voorafgaand aan de geloste schoten aan de openbare weg wist dat zijn mededader een vuurwapen bij zich had of dat er omstandigheden waren waardoor de verdachte er rekening mee moest houden dat zijn mededader een vuurwapen zou gebruiken bij de woninginbraak. Nu hij hiervoor niet mede verantwoordelijk kan worden gehouden, dient hij te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde woninginbraak met vuurwapengeweld.
Wel oordeelt de rechtbank dat er in voornoemde feiten en omstandigheden voldoende bewijs kan worden gevonden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Uit de aangifte en het sporenonderzoek volgt dat de verdachte en/of zijn mededader een raam van de woning hebben gebroken waardoor zij zich vervolgens toegang hebben verschaft tot de woning op zoek naar goederen van hun gading. De verdachte heeft dit ook bekend. Op enig moment zijn zij zonder buit uit de woning gevlucht, waardoor er slechts sprake is van een poging in plaats van een voltooide diefstal.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 subsidiair:
op 2 november 2011 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de [Woonadres aangever] , alwaar verdachte en zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, goederen van zijn gading, die geheel of ten dele aan [Aangever] , toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak met een schroevendraaier, althans een voorwerp, heeft getracht de (keuken)deur van de woning van die [Aangever] te openen of forceren en (vervolgens) een raam van de woning van die [Aangever] heeft gebroken door tegen dat raam te slaan en vervolgens de woning binnen is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1 subsidiair:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden. Hij heeft bij het bepalen van zijn eis aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van rechtbanken en gerechtshoven en de richtlijnen van het openbaar ministerie voor een gewapende woningoverval. De impact op slachtoffers van een woningoverval, waarvan het gevoel van veiligheid in hun eigen huis bruut is geschonden, maakt dat voor dit soort feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen passend worden geacht. Daarnaast heeft de officier van justitie de proceshouding van de verdachte meegewogen, waarmee hij zijn rol heeft proberen te minimaliseren. Ook de omstandigheid dat de verdachte in het buitenland vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten, heeft de officier van justitie betrokken bij het formuleren van zijn eis. Hoewel het strafbare feit in 2011 is gepleegd, acht de officier van justitie de redelijke termijn waarbinnen berechting moet plaats vinden in dit geval niet geschonden omdat de verdachte pas in 2022 door een DNA-match in beeld is gekomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat slechts een poging woninginbraak bewezen kan worden en dan is de strafeis van de officier van justitie niet passend.
Hoewel er sprake is van schending van de redelijke termijn, dient de rechtbank zich wel af te vragen wat de na te streven strafdoelen elf jaar na de pleegdatum nog zijn. In dit verband heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte inmiddels een leven buiten de criminaliteit heeft opgebouwd, hetgeen mogelijk teniet wordt gedaan door oplegging van een gevangenisstraf. Het opleggen van een taakstraf kent daarentegen weer praktische bezwaren gelet op de omstandigheid dat de verdachte in België woonachtig is en Franstalig is. De raadsman stelt zich op het standpunt dat een geheel voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaren recht doet aan de omstandigheden van deze zaak en stelt voor om de verdachte daarnaast te verplichten tot het betalen van een schadevergoeding aan de slachtoffers. De verdachte is hiertoe bereid en de wet staat dit toe ongeacht of er een vordering door de slachtoffers is ingediend. Nu uit het dossier niet blijkt van andere schade dan het ontstaan van angstgevoelens en die angstgevoelens elf jaar na dato naar verwachting zijn afgenomen, acht de raadsman een bedrag van € 1000,00 redelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat zij tot de bewezenverklaring is gekomen van een wezenlijk ander feit dan de officier van justitie. Daar waar een gewapende woningoverval in de meeste gevallen wordt afgedaan met een gevangenisstraf van enkele jaren, wordt er voor een woninginbraak zonder geweld doorgaans volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden. Dit verschil maakt dat de strafoplegging ook wezenlijk zal afwijken van de strafeis van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich ruim elf jaar geleden samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij geprobeerd heeft om goederen van zijn gading te stelen. Uiteindelijk is hij samen met zijn mededader(s) zonder buit gevlucht. De bewoners waren aldus geen waardevolle goederen kwijt, maar wel is het gevoel van veiligheid dat je in je eigen huis hoort te hebben bruut van hen afgenomen. De bewoners waren namelijk thuis op het moment van de inbraak en zij moeten bijzonder angstige momenten hebben doorgemaakt. Ingesloten in hun slaapkamer zijn ze uiteindelijk via het slaapkamerraam naar buiten gevlucht omdat ze bang waren dat de indringers in hun pogingen zouden slagen om de afgesloten slaapkamerdeur te forceren.
Het staat dan ook buiten kijf dat het een ernstig feit betreft, waarvoor de verdachte straf verdient.
De doelen die doorgaans met het opleggen van een straf worden nagestreefd, zijn het vergelden van het veroorzaakte leed, het voorkomen dat een verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt en de signaalfunctie naar de maatschappij dat dit soort feiten niet onbestraft blijven. Naarmate de pleegdatum van het strafbare feit en de datum van de berechting verder uiteen liggen, boeten deze strafdoelen aan doelmatigheid in. Toch neemt de rechtbank deze doelen als uitgangspunt in haar afwegingen rondom de strafoplegging. Zij wil met het opleggen van een straf, ook zoveel jaar na dato, bereiken dat de slachtoffers zich erkend voelen in hun leed en dat de verdachte geprikkeld wordt om niet opnieuw op inbrekerspad te gaan. Ook dient aan de maatschappij het signaal afgegeven te worden dat je na het plegen van dit soort feiten te allen tijde op een straf mag rekenen.
Maar wat moet die straf dan concreet nog zijn, elf jaren na dato?
In principe worden woninginbraken bestraft met onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, ook indien het bij een poging is gebleven doordat er niets is buit gemaakt. Dit volgt uit de oriëntatiepunten van het LOVS, die een afspiegeling vormen van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Nog los van deze oriëntatiepunten, acht de rechtbank een taakstraf of geldboete vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ook niet passend.
Een gevangenisstraf doorkruist echter onvermijdelijk het leven dat de verdachte inmiddels voor zichzelf heeft opgebouwd. Hij heeft verklaard dat hij inmiddels een gezin heeft gesticht en dat hij een eigen onderneming heeft waarmee hij zijn gezin onderhoudt. Dit zijn tevens persoonlijke omstandigheden die de reclassering in haar strafadvies als beschermend tegen recidive heeft aangemerkt. Het is niet in het belang van de maatschappij als deze persoonlijke omstandigheden door strafoplegging worden doorkruist of teniet gedaan.
De rechtbank ziet hierin dan ook voldoende reden om de door haar passend geachte gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Het belang dat de samenleving heeft bij het voorkomen van recidive, is in deze zaak voor de rechtbank het voornaamste strafdoel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2023.
Buiten staat:
Mrs. C.J.M. Brands en K.G.J. Noelmans-Verbong zijn niet in de gelegenheid het vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 2 november 2011 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [Aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Aangever] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een schroevendraaier, althans een voorwerp, heeft getracht de (keuken)deur van de woning van die [Aangever] te openen/forceren en/of (vervolgens) met een pistool, althans een voorwerp, een raam van de woning van die [Aangever] heeft gebroken door op dat raam te schieten en/of door tegen dat raam te slaan en/of (vervolgens) de woning binnen is gegaan en/of (vervolgens) (in de richting van die [Aangever] ) met een pistool heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 2 november 2011 te Eys, gemeente Gulpen-Wittem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [Woonadres aangever] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, met een schroevendraaier, althans een voorwerp, heeft getracht de (keuken)deur van de woning van die [Aangever] te openen/forceren en/of (vervolgens) met een pistool, althans een voorwerp, een raam van de woning van die [Aangever] heeft gebroken door op dat raam te schieten en/of door tegen dat raam te slaan en/of vervolgens de woning binnen is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het eindproces-verbaal van Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, LB3R022084 / Tomaat, gesloten d.d. 11 december 2022 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 148.
2.Proces-verbaal van aangifte door [Aangever] d.d. 2 november 2011, pagina 45.
3.Proces-verbaal van aangifte door [Aangever] d.d. 2 november 2011, pagina 46.
4.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 21 december 2011, pagina 23.
5.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [Echtgenote aangever] d.d. 2 november 2011, pagina 4.
6.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 21 december 2011, pagina’s 23, 24 en 25, in samenhang bezien met het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 november 2011, pagina 106.
7.Brief van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 maart 2022, pagina’s 75 en 76, in samenhang bezien met de stukken van het Federaal parket van België, pagina’s 77 tot en met 79.
8.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2023.