3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De heer [Aangever] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [Woonadres aangever] , gelegen in de gemeente Gulpen-Wittem. De inbraak heeft plaats gevonden op 2 november 2011 tussen 3.45 uur en 4.00 uur.
Hij heeft verklaard:
Ik werd plotseling wakker van een geluid dat ik niet thuis kon brengen. Ik weet niet hoe laat dit was, het moet echter kort voor het bellen van de politie zijn geweest. Nadat ik wakker was geworden hoorde ik dat geluid nogmaals met kleine tussenpauzes. Ik wilde weten wat er gaande was en ik ben opgestaan. Nadat ik ben opgestaan heb ik nergens in de woning licht aangemaakt. Na het verlaten van de slaapkamer liep ik de keuken in. Vanuit de keuken zag ik, door de ruit van de keukendeur, een aantal personen voor de keukendeur staan. Ik weet nu niet zeker of de bewegingsmelder heeft gewerkt zodat deze personen in het licht van de lamp
moeten hebben gestaan. Ik dacht dat ik drie personen heb zien staan, maar dit kunnen er ook twee zijn geweest. Door de situatie schrok ik hevig en ik had het besef dat deze personen wilden inbreken in onze woning. Ik ben toen gaan schreeuwen en gillen. Ik keek nog steeds naar buiten en zag plotseling een korte lichtflits en hoorde meteen daarbij een harde knal. Op dat moment zag en hoorde ik dat de ruit naast de keukendeur kapot sprong. Ik had zelf de indruk dat er op de ruit is geschoten.
Ik heb mij toen onmiddellijk omgedraaid en ben naar de slaapkamer gelopen. […]
Ik heb (een) stuk hout en de dolk genomen om mij zelf te kunnen verdedigen en ben toen uit het raam geklommen, dat was het raam dat toegang gaf tot de oprit aan de rechterzijde van het pand. Ik ben toen blijven gillen en schreeuwen om zodoende hulp te krijgen. Ik ben toen over de oprit gelopen in de richting van de openbare weg. Aangekomen op het trottoir, ik stond dus aan de voorzijde van mijn woning, zag ik dat een drietal personen vanaf de linker oprit kwamen gelopen en de openbare weg overstaken. Ik riep naar deze personen "kom maar hier ik steek jullie kapot" of woorden van dergelijke strekking. Ik deed dit om deze personen af te schrikken.
Uit de verklaring van aangever [Aangever] blijkt dat er vervolgens door een van de daders meerdere keren aan de openbare weg is geschoten. Aldaar zijn later tijdens het forensisch onderzoek ook twee hulzen aangetroffen en is er een doorschot waargenomen aan een verkeersspiegel.
Forensisch onderzoek is verricht in en rond de woning. Uit dit onderzoek zijn geen aanwijzingen gekomen dat er op het raam is geschoten, terwijl dit wel de indruk bij [Aangever] was. Aan de gebroken ruit en aan de slaapkamerdeur zijn wel bloedsporen aangetroffen.Uit de verklaring van de echtgenote van [Aangever] , genaamd [Echtgenote aangever] , blijkt dat zij de slaapkamerdeur net op slot had gedraaid toen zij de deurklink omlaag zag gaan en zij gerommel aan de andere kant van de deur hoorde, kennelijk om die slaapkamerdeur open te krijgen. Zij is daarop eveneens door het slaapkamerraam naar buiten gevlucht.Monsters van deze bloedsporen zijn ingezonden naar het NFI, alwaar een DNA-profiel is vastgesteld dat bleek toe te behoren aan een en dezelfde persoon.Een match met profielen in de databank werd destijds niet gevonden. Tot 2022: toen bleek er een match te zijn tussen de aangetroffen bloedsporen en het DNA van de verdachte.
De verdachte is daarop door de politie gehoord over mogelijke betrokkenheid bij de inbraak en heeft die betrokkenheid bekend. Die bekentenis heeft hij ter terechtzitting van 14 maart 2023 herhaald.
Hij heeft verklaard:
Ik was destijds met twee vrienden onderweg. We hebben cannabis gerookt, alcohol gedronken en zijn uit geweest in het centrum van Maastricht. Op de terugweg zei mijn vriend dat mensen in Nederland geld hebben. Het kwam in ons op om ergens in te breken. Eerst wilde hij een ander huis doen, maar daar was een hond. We zijn daar weer weggereden en vervolgens is hij bij dit huis gestopt. Mijn vriend zei dat dit huis makkelijk was omdat er geen beveiliging of signalisatie was. We hebben eerst met een schroevendraaier geprobeerd om via de deur binnen te komen. Toen dat niet lukte, heeft die andere jongen het raam kapot gemaakt en zijn we daardoor naar binnen gegaan. Tijdens het naar binnen gaan, heb ik mij bezeerd. Ik heb het geluid van het inslaan van het raam gehoord, maar ik heb niet gezien hoe dit is gebeurd. Ik weet dat mijn vriend een schroevendraaier had en het hiermee heeft geprobeerd. Ik heb me omgedraaid om te kijken of er geen auto’s langs reden en op dat moment hoorde ik het raam uit elkaar vallen. Dat geluid heb ik gehoord. Ik heb geen pistool gehoord of gezien. Pas later heb ik begrepen dat hij een wapen bij zich had.
Verder heeft de verdachte verklaard:
Ik heb inderdaad binnen een man gezien. Ik wilde toen weg gaan, maar de man was al weggelopen en mijn vriend zei tegen mij: kom snel, we gaan naar binnen en pakken wat er te pakken valt. We gingen naar binnen en begonnen met zoeken. Mijn vriend heeft de bovenverdieping doorzocht. Alles gebeurde heel snel. Op geen enkel moment ben ik die mensen achterna gelopen of wilde ik ze pakken. We zijn naar binnen gelopen, hebben gezocht en daarna zijn we weer vertrokken.
Het schieten was op het moment dat wij vertrokken en naar de auto gingen. Tijdens het instappen heeft mijn vriend zich omgedraaid en twee of misschien drie keer in de lucht geschoten. Ik was toen in shocktoestand, want ik heb nooit geweten dat hij een pistool had.
Juridische kwalificatie
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met een of meer mededaders op 2 november 2011 de toegang heeft verschaft tot de woning van aangever [Aangever] door een raam te breken en vervolgens samen met een mededader de woning heeft doorzocht op spullen van hun gading.
Er is geen bewijs dat er door de verdachte geweld is gepleegd tegen [Aangever] om de voorgenomen diefstal van goederen van hun gading te faciliteren. Wel staat vast dat er geweld tegen [Aangever] is gepleegd door het gebruik van een vuurwapen aan de openbare weg en de vraag is nu of dit geweld juridisch gezien ook aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte heeft verklaard dat zijn mededader degene is geweest die heeft geschoten en dat dit pas gebeurde aan de openbare weg tijdens hun vlucht naar de auto. Er is geen bewijs dat de verdachte -voorafgaand aan dat moment- op de hoogte was van het feit dat zijn mededader over een wapen beschikte of dat er voorafgaande aan de woninginbraak afspraken waren gemaakt over het gebruik van wapens.
Eventueel kan opzet bij de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het gebruik van vuurwapens bij de woninginbraak dan wel nog afgeleid worden uit de samenwerking ter plaatse. De officier van justitie heeft betoogd dat er reeds op het verbroken raam is geschoten en dat de verdachte zich vervolgens niet heeft gedistantieerd, maar alsnog de woning is binnen gedrongen samen met zijn mededader. Uit het voortzetten van de samenwerking, nadat de verdachte op de hoogte is geraakt van het feit dat zijn mededader een vuurwapen heeft en ook bereid is om dit te gebruiken, zou dan afgeleid kunnen worden dat de verdachte willens en wetens het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat er (opnieuw) geweld tegen de bewoners zou worden gebruikt door op hen te schieten. Daarmee zou hij dan medeverantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de schoten die aan de openbare weg zijn afgevuurd.
De rechtbank is echter met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat er is geschoten op het keukenraam: het forensisch bewijs daarvoor ontbreekt en de verklaring van de aangever op dit punt, inhoudende dat hij de indruk had dat er werd geschoten, vindt ook geen steun in andere bewijsmiddelen.
Deze vaststelling leidt tot de conclusie dat alleen bewezen kan worden dat de verdachte pas aan de openbare weg werd geconfronteerd met het feit dat zijn mededader over een wapen beschikte en dat deze er kennelijk ook niet voor terugdeinsde om dit te gebruiken. Dat handelen van zijn mededader kan evenwel onder de gegeven omstandigheden niet mede aan de verdachte worden toegerekend, omdat er geen sprake is van een voortgezette samenwerking na eerder gebruikt geweld zoals door de officier van justitie is betoogd: dat eerdere geweld is immers niet komen vast te staan.
Concluderend is er dus geen bewijs dat de verdachte op enig moment schoten heeft gelost en ook is er geen bewijs dat de verdachte voorafgaand aan de geloste schoten aan de openbare weg wist dat zijn mededader een vuurwapen bij zich had of dat er omstandigheden waren waardoor de verdachte er rekening mee moest houden dat zijn mededader een vuurwapen zou gebruiken bij de woninginbraak. Nu hij hiervoor niet mede verantwoordelijk kan worden gehouden, dient hij te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde woninginbraak met vuurwapengeweld.
Wel oordeelt de rechtbank dat er in voornoemde feiten en omstandigheden voldoende bewijs kan worden gevonden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Uit de aangifte en het sporenonderzoek volgt dat de verdachte en/of zijn mededader een raam van de woning hebben gebroken waardoor zij zich vervolgens toegang hebben verschaft tot de woning op zoek naar goederen van hun gading. De verdachte heeft dit ook bekend. Op enig moment zijn zij zonder buit uit de woning gevlucht, waardoor er slechts sprake is van een poging in plaats van een voltooide diefstal.