ECLI:NL:RBLIM:2023:2182

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
03/099965-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bankhelpdeskfraude met meerdere slachtoffers en bijzondere voorwaarden

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 1994, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het oplichten van meerdere slachtoffers door zich voor te doen als bankmedewerker. In de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021 heeft de verdachte, al dan niet samen met anderen, 13 personen opgelicht en geldbedragen van hen gestolen door gebruik te maken van hun bankpassen en pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was en heeft zijn bekentenis als bewijs meegenomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 630 dagen, waarvan 381 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een forensische behandeling. Daarnaast hebben vier slachtoffers zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, waarbij de rechtbank verschillende schadevergoedingen heeft toegewezen en afgewezen, afhankelijk van de onderbouwing van de vorderingen. De rechtbank heeft de verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/099965-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K. Elema, advocaat, kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Vier slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met het parketnummer 03/111917-22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021, al dan niet samen met een of meer anderen, meerdere personen (13 zaaksdossiers) heeft opgelicht door zich voor te doen als bankmedewerker en zo de pinpas en pincode van deze personen te verkrijgen;
Feit 2:in de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021, al dan niet samen met een of meer anderen, geldbedragen van meerdere personen (13 zaaksdossiers) heeft gestolen door geld te pinnen met de door oplichting verkregen pinpassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen zoals deze ten laste zijn gelegd. De verdachte is bij alle zaaksdossiers op camerabeelden te zien en de verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ook bekend. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij beide feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat sprake is van medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat de feiten, zoals deze ten laste zijn gelegd, bewezen kunnen worden, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode ingekort kan worden omdat de feiten gepleegd zijn in een korter tijdsbestek.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht beide feiten bewezen zoals deze ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 bewezen op grond:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] ; [2]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] ; [3]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] ; [4]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] ; [5]
- het proces-verbaal van aangifte namens [aangever 5] ; [6]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] ; [7]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] ; [8]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] ; [9]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] ; [10]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] ; [11]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 11] ; [12]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 12] ; [13]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 13] ; [14]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2023.
De rechtbank gaat uit van de periode die in de tenlastelegging staat vermeld, omdat de oplichtingen en diefstallen in ieder geval in die periode hebben plaatsgevonden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1:
in de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021 te
- Brunssum (zaak 1) en/of
- Valkenburg (gemeente Valkenburg aan de Geul) (zaak 2) en/of
- Waalre (zaak 5) en/of
- Esch (gemeente Boxtel) (zaak 6) en/of
- Oudorp (gemeente Alkmaar) (zaak 8) en/of
- Aalsmeer (zaak 9) en/of
- Apeldoorn (zaak 11) en/of
- Mierlo (gemeente Geldrop-Mierlo) (zaak 16) en/of
- Deventer (zaak 17) en/of
- Dieren (gemeente Rheden) (zaak 18) en/of
- Haaksbergen (gemeente Bemmel) (zaak 19) en/of
- Zwolle (zaak 20) en/of
- Wijhe (gemeente Olst-Wijhe) (zaak 21),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een of meer bankpas(sen), cardreader(s)/identifier(s), digipas(sen) en/of pincode(s), toebehorend aan:
- [aangever 1] (zaak 1) en/of
- [aangever 2] (zaak 2) en/of
- [aangever 3] (zaak 5) en/of
- [aangever 4] en/of [slachtoffer 1] (zaak 6) en/of
- [aangever 5] (zaak 8) en/of
- [aangever 6] (zaak 9) en/of
- [aangever 7] (zaak 11) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [aangever 8] (zaak 16) en/of
- [aangever 9] (zaak 17) en/of
- [aangever 10] (zaak 18) en/of
- [aangever 11] (zaak 19) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [aangever 12] (zaak 20) en/of
- [aangever 13] (zaak 21)
door telkens:
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde aangevers en zich daarbij voor te doen als (een medewerker van) de ING bank, de RABO bank, ABN Amro, de SNS bank en/of de Bank Fraude Helpdesk, althans van een bank, waardoor die aangevers werden bewogen tot afgifte van diens bankpas(sen), cardreader(s)/identifier(s), digipas(sen) en/of pincode(s) en
- naar de woning van voornoemde aangevers te gaan en zich daarbij voor te doen als (een medewerker van) de ING bank en/of de RABO bank en/of de SNS bank en/of de Bank Fraude Helpdesk, althans van een bank, die de bankpas(sen), cardreader(s) en/of identifier(s) komt ophalen;
t.a.v. feit 2:
in de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021 te
- Brunssum (zaak 1) en/of
- Valkenburg (gemeente Valkenburg aan de Geul) (zaak 2) en/of
- Waalre (zaak 5) en/of
- Esch (gemeente Boxtel) (zaak 6) en/of
- Vught (zaak 6) en/of
- Oudorp (gemeente Alkmaar) (zaak 8) en/of
- Aalsmeer (zaak 9) en/of
- Apeldoorn (zaak 11) en/of
- Mierlo (gemeente Geldrop-Mierlo) (zaak 16) en/of
- Deventer (zaak 17) en/of
- Dieren (gemeente Rheden) (zaak 18) en/of
- Eerbeek (gemeente Brummen) (zaak 18) en/of
-Haaksbergen (zaak 19) en/of
- Enschede (zaak 19) en/of
- Zwolle (zaak 20) en/of
- Wijhe (gemeente Olst-Wijhe) (zaak 21), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ongeveer 26715 EURO, geheel of ten dele toebehorende aan
- [aangever 1] (zaak 1) en/of
- [aangever 2] (zaak 2) en/of
- [aangever 3] (zaak 5) en/of
- [aangever 4] en/of [slachtoffer 1] (zaak 6) en/of
- [aangever 5] (zaak 8) en/of
- [aangever 6] (zaak 9) en/of
- [aangever 7] (zaak 11) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [aangever 8] (zaak 16) en/of
- [aangever 9] (zaak 17) en/of
- [aangever 10] (zaak 18) en/of
- [aangever 11] (zaak 19) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [aangever 12] (zaak 20) en/of
- [aangever 13] (zaak 21),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door middel van een onrechtmatig verkregen pinpas en/of pincode, althans door onbevoegd gebruik te maken van voornoemde pinpas en/of pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. de feiten 1 en 2:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 630 dagen, waarvan 381 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan het voorwaardelijk strafdeel slechts een proeftijd van 2 jaren verbonden dient te worden. Voor het overige kan de verdediging zich vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden op grote schaal samen met anderen schuldig gemaakt aan zogenoemde bankhelpdeskfraude.
Verdachte en/of een van zijn mededaders heeft telefonisch contact gezocht met de beoogde slachtoffers. Aan de slachtoffers werd telkens voorgehouden dat de bank had ontdekt dat er mogelijk fraude werd gepleegd met de bankrekening van de slachtoffers en aan hen werd de helpende hand geboden. Zo hebben verdachte en zijn mededaders het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen. Door leugens en verzinsels hebben de daders de slachtoffers ertoe gezet om hun bankpassen en bijbehorende pincodes af te staan.
Met de aldus verkregen bankpassen en pincodes werd er vervolgens in rap tempo geld gepind en goederen aangeschaft. Tegen de tijd dat de slachtoffers erachter kwamen dat er iets niet in orde was, was het leed al geschied.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij, samen met anderen, op zulke doortrapte en slinkse wijze geld afhandig heeft gemaakt van vele slachtoffers. Slachtoffers die overigens niet willekeurig werden uitgekozen. Integendeel. Zij werden gekozen op basis van overlijdensadvertenties. Het ging dan om mensen op hoge leeftijd, die kort daarvoor hun partner verloren waren. Hun (verdere) gegevens werden erbij gezocht en benaderd.
De rechtbank neemt het de verdachten zeer kwalijk dat zij welbewust kozen voor deze kwetsbare slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders waren kennelijk maar uit op één ding: snel, veel geld verdienen, waarbij op geen enkele wijze oog is geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers.
Door hun geraffineerde wijze van oplichting hebben verdachte en zijn mededaders niet alleen geld van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun gevoel van vertrouwen en veiligheid, zoals ook blijkt uit de aangiftes van de slachtoffers.
Gelet op de ernst van de feiten die de verdachte heeft gepleegd, het aantal slachtoffers en de slinkse wijze van handelen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf die de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar het soort straffen dat doorgaans wordt opgelegd voor de gepleegde feiten. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, ook voor soortgelijke feiten. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport dat op 1 maart 2023 over de verdachte is opgesteld. De reclassering schat de kans op recidive hoog in en adviseert voortzetting van de bijzondere voorwaarden die nu in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de verdachte zijn opgelegd. De verdachte heeft immers op dit moment huisvesting, werk en begeleiding vanuit het Verdihuis. De rechtbank neemt het advies van de reclassering niet geheel over. De rechtbank vindt bij de gepleegde feiten immers een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hij moet dus terug naar de gevangenis, ook al beschikt de verdachte thans over huisvesting en werk en is er begeleiding opgestart.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaren. Door een deels voorwaardelijke straf op te leggen, wil de rechtbank de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast voornoemde gevangenisstraf ook nog een taakstraf aan de verdachte op te leggen, zodat de rechtbank volstaat met de oplegging van de gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Vier slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
De benadeelde partij [aangever 1] (zaak 1) vordert een bedrag van € 1.317,50 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 3] (zaak 5) vordert een bedrag van € 2.606,33 ter vergoeding van materiële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (zaak 20) vordert een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 12] (zaak 20) vordert een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
De benadeelden vorderen allen tevens vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [aangever 3] , [slachtoffer 3] en [aangever 12] geheel toegewezen dienen te worden, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter vergoeding van materiële schade van [aangever 1] is volgens de officier van justitie ook volledig toewijsbaar. [aangever 1] dient wel niet-ontvankelijk verklaard te worden ten aanzien van de vordering ter vergoeding van immateriële schade, aangezien er geen sprake is van een situatie waarbij aanspraak gemaakt kan worden op immateriële schadevergoeding.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [aangever 3] slechts toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.099,00 nu enkel dit bedrag nader is onderbouwd met een bankafschrift. Voor het overige bedrag dient niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vordering te volgen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] dient niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vordering te volgen, nu onvoldoende is onderbouwd dat zij aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding.
Ten aanzien van de immateriële schadevordering van [aangever 1] dient volgens de verdediging niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vordering te volgen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de door haar geleden schade en de ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de materiële schadevordering van [aangever 1] en ten aanzien van de vordering ter zake de immateriële schade van [aangever 12] .
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [aangever 1]
vordert vergoeding van materiële schade als gevolg van het handelen van de verdachte als bedoeld in zaaksdossier 1. De materiële schade is voldoende onderbouwd met een uitdraai van het rekeningoverzicht van [aangever 1] en vormt op grond van het dossier een rechtstreeks gevolg van de door de verdachte gepleegde feiten. De materiële schade is door de verdediging niet weersproken. Dit betekent dat de rechtbank de stellingen van [aangever 1] volgt en dat de vordering tot vergoeding van materiële schade geheel wordt toegewezen. De rechtbank zal de verdachte en zijn [medeverdachte] hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van dit bedrag, nu zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [aangever 1] geleden schade.
[aangever 1] vordert daarnaast vergoeding van immateriële schade (smartengeld). Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer er sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze (artikel 6:106 sub b BW). Hiervan is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht. [15]
Gesteld noch gebleken is dat [aangever 1] als gevolg van het feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat zij de praktijkondersteuner van de huisarts heeft bezocht omdat zij in een korte tijd veel te verduren heeft gehad. Dit vormt, zonder nadere onderbouwing, hoe vervelend ook, onvoldoende grond om in aanmerking te komen voor smartengeld. Immers kan met deze onderbouwing niet vastgesteld worden dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen. De aard en de ernst van het handelen van de verdachte is, hoe kwalijk zijn handelen ook was, ook niet dusdanig dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat hieruit een aantasting in de persoon kan worden afgeleid. Dit betekent dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 BW, zodat [aangever 1] geen aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding en haar vordering wordt afgewezen.
De vordering van [aangever 3]
vordert vergoeding van materiële schade als gevolg van het handelen van de verdachte als bedoeld in zaaksdossier 5. De materiële schade is op grond van het dossier voldoende onderbouwd en vormt een rechtstreeks gevolg van de door de verdachte gepleegde feiten. De materiële schade is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit betekent dat de rechtbank de stellingen van [aangever 3] volgt en dat de vordering tot vergoeding van materiële schade geheel wordt toegewezen. De rechtbank zal de verdachte en zijn [medeverdachte] hoofdelijk veroordelen tot vergoeding van dit bedrag, nu zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [aangever 3] geleden schade.
De vordering van [slachtoffer 3]
vordert vergoeding van immateriële schade (smartengeld) als gevolg van het handelen van de verdachte als bedoeld in zaaksdossier 20. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft het juridisch kader hierboven, bij de beoordeling van de vordering van [aangever 1] , reeds uiteen gezet.
Gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer 3] als gevolg van het feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Het enkele feit dat zij sinds het voorval angstig en wantrouwend is geworden maakt immers nog niet dat sprake is van geestelijk letsel. De aard en de ernst van het handelen van de verdachte is ook, hoe kwalijk zijn handelen ook was, niet dusdanig dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat hieruit een aantasting in de persoon kan worden afgeleid. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 3] daarom afwijzen.
De vordering van [aangever 12]
vordert vergoeding van immateriële schade (smartengeld) als gevolg van het handelen van de verdachte als bedoeld in zaaksdossier 20. Hoewel de verdediging ten aanzien van deze vordering geen verweer heeft gevoerd, heeft de rechtbank ambtshalve te beoordelen of de vordering haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Zo kan aanspraak gemaakt worden op immateriële schadevergoeding als sprake is van lichamelijk letsel en wanneer sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze (artikel 6:106 sub b BW). De rechtbank heeft het juridisch kader omtrent de aantasting van de persoon op andere wijze, hiervoor bij de bespreking van de vordering van [aangever 1] reeds uiteengezet. [aangever 12] stelt dat hij als gevolg van het handelen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van het zogeheten ‘gebroken hart syndroom’. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat er een verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en het letsel van [aangever 12] , is de rechtbank van oordeel dat dit verband niet voldoende is om op basis daarvan te kunnen vaststellen dat sprake is van een rechtstreeks verband, zodat ‘lichamelijk letsel’ geen grondslag kan vormen voor immateriële schadevergoeding.
Dat [aangever 12] geestelijk letsel heeft opgelopen of dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, staat naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende vast. Hoewel het handelen van de verdachte kennelijk een zwaardere impact heeft gehad op [aangever 12] , is het zo dat de aard en ernst van de normschending van de verdachte, in deze zaak hetzelfde is ten aanzien van de overige slachtoffers. En zoals de rechtbank reeds hiervoor heeft overwogen is de aard en de ernst van het handelen van de verdachte, hoe kwalijk zijn handelen ook was, niet dusdanig dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat hieruit een aantasting in de persoon kan worden afgeleid. De rechtbank zal de vordering van [aangever 12] daarom volledig afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 56, 57, 63, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering: Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering Novadic-Kentron op het adres: Rompertsebaan 12, 5231 GS 's-Hertogenbosch (073-6409696). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling: Verdachte laat zich diagnosticeren en behandelen door de forensische verslavingszorg van Novadic- Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na indicatie en intake. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang: Verdachte verblijft in een woonvorm van het Verdihuis te Oss of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod:Verdachte gebruikt geen harddrugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak Verdachte wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod: Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak Verdachte wordt gecontroleerd.
Meewerken aan schuldhulpverlening: Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

Benadeelde partij [aangever 1] en de schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van een bedrag van € 1.317,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag betreft vergoeding van materiële schade;
  • wijst de vordering ter vergoeding van immateriële schade af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] van een bedrag van € 1.317,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening.
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag te betalen;
Benadeelde partij [aangever 3] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] volledig toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van een bedrag van € 2.606,33 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag betreft vergoeding van materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] van een bedrag van € 2.606,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening.
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 36 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag te betalen;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] af;
  • veroordeelt [slachtoffer 3] in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 12]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 12] af;
  • veroordeelt [aangever 12] in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.J. Noelmans-Verbong, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. C.J.M. Brands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
t.a.v. feit 1:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021 te
- Brunssum (zaak 1) en/of
- Valkenburg (gemeente Valkenburg aan de Geul) (zaak 2) en/of
- Waalre (zaak 5) en/of
- Esch (gemeente Boxtel) (zaak 6) en/of
- Oudorp (gemeente Alkmaar) (zaak 8) en/of
- Aalsmeer (zaak 9) en/of
- Apeldoorn (zaak 11) en/of
- Mierlo (gemeente Geldrop-Mierlo) (zaak 16) en/of
- Deventer (zaak 17) en/of
- Dieren (gemeente Rheden) (zaak 18) en/of
- Haaksbergen (gemeente Bemmel) (zaak 19) en/of
- Zwolle (zaak 20) en/of
- Wijhe (gemeente Olst-Wijhe) (zaak 21), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een of meer bankpas(sen), cardreader(s)/identifier(s), digipas(sen) en/of pincode(s), toebehorend aan:
- [aangever 1] (zaak 1) en/of
- [aangever 2] (zaak 2) en/of
- [aangever 3] (zaak 5) en/of
- [aangever 4] en/of [slachtoffer 1] (zaak 6) en/of
- [aangever 5] (zaak 8) en/of
- [aangever 6] (zaak 9) en/of
- [aangever 7] (zaak 11) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [aangever 8] (zaak 16) en/of
- [aangever 9] (zaak 17) en/of
- [aangever 10] (zaak 18) en/of
- [aangever 11] (zaak 19) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [aangever 12] (zaak 20) en/of
- [aangever 13] (zaak 21) en/of
door (telkens):
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde aangevers en zich daarbij voor te doen als (een medewerker van) de ING bank, de RABO bank, ABN Amro, de SNS bank en/of de Bank Fraude Helpdesk, althans van een bank, waardoor die aangevers werden bewogen tot afgifte van diens bankpas(sen), cardreader(s)/identifier(s), digipas(sen) en/of pincode(s) en/of
- naar de woning van voornoemde aangever(s) te gaan en zich daarbij voor te doen als (een medewerker van) de ING bank en/of de RABO bank en/of de SNS bank en/of de Bank Fraude Helpdesk, althans van een bank, die de bankpas(sen), cardreader(s) en/of identifier(s) komt ophalen;
t.a.v. feit 2:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 september 2021 tot en met 29 december 2021 te
- Brunssum (zaak 1) en/of
- Valkenburg (gemeente Valkenburg aan de Geul) (zaak 2) en/of
- Waalre (zaak 5) en/of
- Esch (gemeente Boxtel) (zaak 6) en/of
- Vught (zaak 6) en/of
- Oudorp (gemeente Alkmaar) (zaak 8) en/of
- Aalsmeer (zaak 9) en/of
- Apeldoorn (zaak 11) en/of
- Mierlo (gemeente Geldrop-Mierlo) (zaak 16) en/of
- Deventer (zaak 17) en/of
- Dieren (gemeente Rheden) (zaak 18) en/of
- Eerbeek (gemeente Brummen) (zaak 18) en/of
-Haaksbergen (zaak 19) en/of
- Enschede (zaak 19) en/of
- Zwolle (zaak 20) en/of
- Wijhe (gemeente Olst-Wijhe) (zaak 21), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ongeveer 26715 EURO, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [aangever 1] (zaak 1) en/of
- [aangever 2] (zaak 2) en/of
- [aangever 3] (zaak 5) en/of
- [aangever 4] en/of [slachtoffer 1] (zaak 6) en/of
- [aangever 5] (zaak 8) en/of
- [aangever 6] (zaak 9) en/of
- [aangever 7] (zaak 11) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [aangever 8] (zaak 16) en/of
- [aangever 9] (zaak 17) en/of
- [aangever 10] (zaak 18) en/of
- [aangever 11] (zaak 19) en/of
- [slachtoffer 3] en/of [aangever 12] (zaak 20) en/of
- [aangever 13] (zaak 21), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door middel van een onrechtmatig verkregen pinpas en/of pincode, althans door onbevoegd gebruik te maken van voornoemde pinpas en/of pincode;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie regionale eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Heuvelland, team opsporing, proces-verbaalnummer PL2300-2022006987, gesloten d.d. 12 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 994.
2.Pagina 173-174.
3.Pagina 212-213.
4.Pagina 397-399.
5.Pagina 436-437.
6.Pagina 457-458.
7.Pagina 473-474.
8.Pagina 537-538.
9.Pagina 592-594.
10.Pagina 629-630.
11.Pagina 651-653.
12.Pagina 689-690.
13.Pagina 721-723.
14.Pagina 730-731.