ECLI:NL:RBLIM:2023:2162

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
03/661132-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens drie bedrijfsinbraken met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie bedrijfsinbraken. De verdachte, geboren in 1974, werd bijgestaan door advocaat mr. M.J. Lamers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 maart 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de feiten 1, 2 en 4 bewezen verklaard, terwijl feit 3 werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten op basis van camerabeelden voldoende betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat er geen objectief bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de inbraken in de periode van 16 tot en met 18 februari 2016, waarbij aanzienlijke schade is veroorzaakt aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden, wat heeft geleid tot strafmatiging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661132-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum] 1974,
wonende te [Woonadres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Lamers, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [Benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [Gegevens medeverdachte]

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij het [Benadeelde partij 2] ;
Feit 2: samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij het bedrijf [Benadeelde partij 1] ;
Feit 3: samen een ander of anderen heeft geprobeerd om in te breken in het bedrijf [Benadeelde partij 3] ;
Feit 4:samen met een ander of anderen heeft ingebroken in het bedrijf [Benadeelde partij 4] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen zijn. Zij heeft verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2021:1618) omtrent de herkenning van verdachten door verbalisanten. Het enkele feit dat de kwaliteit van camerabeelden te wensen overlaat of een verdachte daarop slechts ten dele zichtbaar is, hoeft volgens het Hof niet te betekenen dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten onbetrouwbaar is. Het Hof oordeelde dienaangaande immers dat het begrijpelijk is dat de rechter zich in dergelijke zaken verlaat op het oordeel van de verbalisanten en niet zelf beoordeelt of een verdachte de persoon is die op de beelden zichtbaar is. In onderhavige zaak zijn de herkenningen van de verdachte en de medeverdachten gedaan door verbalisanten die allen veelvuldig hebben gekeken naar camerabeelden in een Amsterdams onderzoek, gestart in 2016, genaamd ‘13 Rotte’. Sommigen van hen hebben de verdachte en medeverdachten ook in levende lijve ontmoet. Het feit dat telkens meerdere verbalisanten tot herkenningen komen, betekent volgens de officier van justitie dat de beelden voor de verbalisanten van voldoende kwaliteit waren om tot herkenningen te komen. Ter zake van de verweten feiten 1, 2 en 4 verwijst de officier van justitie naar de aangiften en de herkenning van de verdachte door verbalisanten.
Ten aanzien van feit 3 vordert de officier van justitie de vrijspraak van de verdachte, nu hij ten aanzien van dit feit slechts door één verbalisant wordt herkend, terwijl de persoon op die foto door een andere verbalisant wordt herkend als medeverdachte [Medeverdachte 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de integrale vrijspraak van de verdachte bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen enkel bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij de verweten feiten, anders dan de herkenning van de verdachte door verbalisanten. Er is echter geen objectief bewijs ter ondersteuning van deze herkenning. In een dergelijk geval dient behoedzaamheid te worden betracht bij het toekennen van bewijswaarde aan de herkenningen, te meer nu de verbalisanten in deze zaak de verdachte nooit in het echt hebben gezien, zijn politiefoto slechts hebben vergeleken met de bewegende beelden waarop maar een deel van een gelaat zichtbaar is zonder persoonsonderscheidende kenmerken. Deze beelden zijn bovendien donker en van beperkte kwaliteit. De beweerdelijke herkenningen zijn hierdoor zodanig onbetrouwbaar dat deze van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Nu ander bewijs ontbreekt, dient vrijspraak te volgen. Enkel verbalisant [Verbalisant] heeft de verdachte in levende lijve ontmoet. De herkenning van de verdachte door verbalisant [Verbalisant] is echter onvoldoende betrouwbaar, nu deze verbalisant de verdachte tijdens verhoor heeft gezien, waardoor er al een bepaalde verwachting is gewekt. Pas na nadere bestudering van de afbeelding komt verbalisant [Verbalisant] tot een herkenning.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
In de periode van 16 tot en met 18 februari 2016 werden er vier bedrijfsinbraken gepleegd. Op 16 februari 2016 werd er ingebroken in Tilburg (
feit 4), op 17 februari 2016 werd er ingebroken in Zwijndrecht (
feit 3), en op 18 februari 2016 werd er om 19:00 uur ingebroken in Beuningen (
feit 2) en om 21:30 uur in Horst aan de Maas (
feit 1).
De rechtbank zal per inbraak de vraag beantwoorden of de verdachte daarbij betrokken was.
Algemene overweging
De rechtbank zal per feit de herkenningen beoordelen. De rechtbank stelt voorop dat in beginsel behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen op basis van camerabeelden, zeker wanneer deze van doorslaggevend belang zijn voor het bewijs. De rechtbank zal daarbij de volgende elementen in haar beoordeling betrekken. Hoe beter men de verdachte visueel kent, hoe minder fysieke informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Het is voor een herkenning echter niet per se vereist dat een herkenner persoonlijk contact met de verdachte heeft gehad. Wanneer dit wél het geval is, kan er meer waarde aan een herkenning worden toegekend. Indien dit echter niet het geval is, betekent dit dus niet dat er geen waarde aan de herkenning kan worden toegekend. Dit geldt te meer in gevallen als in casu, waarbij verbalisanten verdachten meermalen en langdurig op bewegende beelden hebben gezien. Tevens is niet vereist dat de herkenning beperkt is tot louter fysieke kenmerken, maar de gehele waarneming van postuur, kleding, gedrag, en onder omstandigheden de modus operandi en herkenning van medeverdachten, kan bij de waardering van belang zijn. De rechtbank weegt ook mee of de herkenning op basis van foto’s/stills of bewegende beelden is gedaan. Herkenningen op basis van bewegende beelden wordt – alle andere factoren gelijkblijvend – een hogere bewijskracht toegekend nu op bewegende beelden meer kenmerken van de verdachte zichtbaar worden. De rechtbank zal tevens acht slaan op het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Dit geldt ook voor eventueel ander bewijsmateriaal dan herkenningen in het dossier die de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde kunnen ondersteunen.
Vrijspraak feit 3
Op 17 februari 2016 heeft er een poging tot inbraak plaatsgevonden in het bedrijf [Benadeelde partij 3] te Zwijndrecht. Uit de aangifte en de uitgelezen camerabeelden volgt dat de voordeur van het bedrijf was geforceerd met een breekijzer of breekvoorwerp, waarna vier mannen het pand betraden. Er is niets weggenomen uit het bedrijf. Een van de personen op de stills uit het onderzoek naar dit feit (genummerd 2016057698) is door verbalisant [Verbalisant 2] herkend als zijnde de verdachte. Deze zelfde persoon is door verbalisant [Verbalisant 3] echter herkend als zijnde [Medeverdachte 2] . Gelet op deze tegenstrijdigheid tussen de herkenningen van de verbalisanten voornoemd en het ontbreken van overig bewijsmateriaal voor de betrokkenheid van de verdachte, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 3.
Bewijsmiddelenoverzicht
Feit 1: Inbraak [Benadeelde partij 2] te Horst aan de Maas op 18 februari 2016
[Aangever] heeft namens het bedrijf [Benadeelde partij 2] , gevestigd te Horst aan de Maas, aangifte gedaan van inbraak, gepleegd tussen 18 februari 2016 te 21:29 uur en 21:34 uur. Omstreeks 20:05 uur werd de zaak afgesloten en werd het alarm aangezet. Alles aan het gebouw was toen nog intact. Omstreeks 21:55 uur kreeg [Aangever] telefonisch te horen dat er was ingebroken. Ter plaatse zag hij dat de toegangsdeur aan de voorzijde van het bedrijf opengebroken was. Hij zag dat de schuifdeur uit de rails was getild. Volgens [Aangever] heeft men de lades van zijn bureau doorzocht en daar de sleutel van de kluis gevonden. Men heeft de kluis met de gevonden sleutel geopend en het aanwezige geld weggenomen. [Aangever] heeft verklaard dat men de kassa bij de balie heeft opengebroken en alleen het papiergeld eruit heeft weggenomen. Uit de kluis is een bedrag van ongeveer 5.500 euro weggenomen. Uit de balie is ongeveer 500 euro weggenomen. Maas heeft verklaard dat hij op de videobeelden zag dat een jongen omstreeks 21:29 uur de schuifdeur forceerde en vervolgens naar binnenliep met drie andere jongens. Dat was omstreeks 21.30 uur. Hij zag dat drie jongens naar de trap liepen in de richting van zijn kantoor. Hij zag dat een jongen de kassa bij de balie forceerde. Hierna liepen alle vier de jongens de winkel uit, omstreeks 21.33.55 uur. [2]
Verbalisant [Verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij op 12 juli 2016 een aandachtsvestiging bekeek op www.politie.nl. Hij zag dat de identiteit van
vierverdachten werd gezocht in verband met een bedrijfsinbraak in Horst. Bij het zien van de camerabeelden herkende hij NN3 als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant 4] herkende de verdachte aan de vorm van zijn gezicht, mond, neus, postuur en houding. Hij kent [Naam verdachte] van aandachtsvestigingen en in verband met inbraken en bedrijven. [Naam verdachte] is hem bekend als mededader van [Gegevens medeverdachte] . Verbalisant [Verbalisant 4] heeft [Naam verdachte] veelvuldig herkend op camerabeelden bij bedrijfsinbraken. [3]
Verbalisant [Verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij op 16 juli 2016 op de site
www.politie.nlbij gezochte personen bewegende en stilstaande beelden van een bedrijfsinbraak bekeek. Op de beelden waren vier mannen te zien. Hij herkende een van de mannen direct als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant 3] heeft in de afgelopen jaren diverse herkenningen opgemaakt van een groep bedrijfsinbrekers die in wisselende samenstelling door heel Nederland bedrijfsinbraken plegen. Veel leden van deze groep kent verbalisant [Verbalisant 3] vanuit het politiewerk op straat van aan- en of staandehoudingen. Daarnaast heeft hij leden van deze groep en veelvuldig gemonitord in de politiesystemen. Derhalve herkent hij [Naam verdachte] als medeverdachte van bedrijfsinbreker [Gegevens medeverdachte] uit een eerdere zaak. Hij herkende [Naam verdachte] aan de vorm van zijn neus, vorm van zijn gezicht, jukbeenderen en oren. [4]
Verbalisant [Verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op 12 juli 2016 meerdere camerabeelden bekeken heeft welke waren verzameld naar aanleiding van meerdere bedrijfsinbraken. De beelden betroffen beelden van een inbraak/insluiping, gepleegd in Horst op 18 februari 2016. Verbalisant [Verbalisant 2] herkende de persoon na bestudering van de videobeelden. Op deze beelden zag hij een persoon die hij ambtshalve zeer goed kent. In het onderzoek 13 Rotte heeft verbalisant [Verbalisant 2] tientallen camerabeelden bekeken van een zeer actieve inbrekersgroep. Deze groep werkte tijdens de inbraken waarvan hij de beelden heeft gezien vaak in dezelfde samenstelling. Op de camerabeelden die verbalisant [Verbalisant 2] heeft gezien, is te zien dat er vaak dezelfde kleding werd gedragen. Verbalisant [Verbalisant 2] bekeek de bewegende beelden van de inbraak. Hij zag dat deze bewegende beelden van redelijke goede kwaliteit waren. Hierdoor kon hij de persoon op de beelden duidelijk herkennen. Hij herkent de man als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant 2] zag het gezicht duidelijk. Hij herkent [Naam verdachte] aan zijn unieke gezichtskenmerken zoals zijn neus, mond, stand van zijn ogen en zijn gehele unieke gezicht. Verbalisant [Verbalisant 2] kent [Naam verdachte] ambtshalve als een zeer actieve veelpleger. [5]
Feit 2: Inbraak [Adres benadeelde partij 3] te Beuningen op 18 februari 2016
[Aangever 2] heeft namens het bedrijf [Benadeelde partij 1] gevestigd te Beuningen, aangifte gedaan van inbraak gepleegd tussen 18 februari 2016 te 19:00 uur en 19:45 uur. [Aangever 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 02:45 uur werd gebeld door de beveiligingsdienst. Toen hij in het bedrijf was, stonden meerdere deuren open. Op 19 februari 2016 omstreeks 07:00 uur hoorde [Aangever 2] van een medewerker van zijn kantoor dat er meerdere deuren waren open gebroken. Om toegang te krijgen had men de schuifdeur geforceerd en had men meerdere deuren opengebroken.
Op vrijdag 19 februari 2016, nadat de medewerker de inbraak ontdekt had, heeft [Aangever 2] de camerabeelden bekeken. Volgens [Aangever 2] is op de camerabeelden te zien dat op 18 februari 2016 omstreeks 19.10 uur een donkere auto komt aangereden. Uit dit voertuig komen drie onbekende mannen gestapt. De schuifdeur wordt met kracht opengetrokken. Twee personen gaan vervolgens verder het pand in. Omstreeks 19:40 uur vertrekken de personen weer in hetzelfde voertuig. Volgens [Aangever 2] is er geld weggenomen. Er is een portemonnee weggenomen uit een opengebroken ladekast. Hier in zat een bankpas en een bedrag van 450 euro. Tevens is er geld gestolen uit een geldkistje. Daarin zat 265 euro aan briefgeld. [6]
Getuige [Getuige] heeft verklaard dat hij op donderdag 18 februari omstreeks 19:00 uur in zijn surveillance reed over het industrieterrein “Schoenaker” te Beuningen. Omstreeks 19:15 uur zag [Getuige] dat er een personenauto geparkeerd stond voor de poort van het bedrijf [Benadeelde partij 1] . Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het een Opel Insignia was. [Getuige] zag dat de auto zwart of geheel donkerblauw van kleur was. Hij zag dat er een man met Noord-Afrikaans uiterlijk achter het stuur zat met een getinte huidskleur. [Getuige] zag dat de auto het kenteken [Kenteken auto verdachte] had. [Getuige] heeft zijn surveillance afgemaakt en na 20 of 30 minuten kwam hij weer terug op de Goudwerf. Hij zag dat de bovengenoemde personenauto nog steeds voor de poort stond met de man erin. [Getuige] is doorgereden en heeft het kenteken bevraagd. Hij zag dat het kenteken op naam stond van een firma uit Amsterdam. [7]
De politie heeft gerelateerd dat zij het kenteken [Kenteken auto verdachte] heeft geverifieerd in het Landelijke Politie Informatie Systeem BVI-B. Voornoemd kenteken staat op naam van [Gegevens autoverhuurbedrijf] te Amsterdam. De politie heeft op de identificerende gegevens van de huurder van dit voertuig gevorderd bij firma [Gegevens autoverhuurbedrijf] en ontving via de e-mail een kopie van een paspoort en rijbewijs van: [Naam op rijbweijs] . De politie heeft tevens Autoverhuurbedrijf H. [Gegevens autoverhuurbedrijf] geverifieerd in het Landelijke Politie Informatie Systeem BVI-B. Het autobedrijf blijkt vaker auto’s te verhuren aan criminelen en is dus al vaker betrokken geweest bij politieonderzoeken. [8] Uit het huurcontract volgt dat [Naam op rijbweijs] de Opel Insignia, gekentekend [Kenteken auto verdachte] , heeft gehuurd in de periode van 18 februari 2016 tot en met 25 februari 2016. [9]
De verdachte [Naam op rijbweijs] heeft bij de politie verklaard dat hij in die tijd een auto voor iemand heeft gehuurd en deze aan iemand heeft uitgeleend. [Naam op rijbweijs] heeft deze persoon een paar dagen niet gezien en vervolgens kreeg hij de auto weer terug. Het zou volgens [Naam op rijbweijs] wel kunnen dat het een Opel Insignia was. [Naam op rijbweijs] heeft verklaard dat hij de auto heeft gehuurd voor een donkere jongen. Zijn naam is [Persoon aan wie auto is uitgeleend] en zijn roepnaam is [Persoon aan wie auto is uitgeleend] . Volgens [Naam op rijbweijs] is hij Antilliaans of Surinaams. [10]
De politie heeft gerelateerd dat de Opel Insignia, gekentekend [Kenteken auto verdachte] , op 19 februari 2016 in Amsterdam werd gecontroleerd. De betrokkene verklaarde het voertuig te lenen van iemand. In het voertuig werden de navolgende personen gecontroleerd: [Gegevens medeverdachte] , [Medeverdachte 2] , [Naam verdachte] en [Gegevens medeverdachte] . [11]
De politie heeft gerelateerd dat zij de beelden van de inbraak hebben bekeken. Deze begonnen op 18 februari 2016 om 19:00 uur. Op de beelden is de centrale toegangshal te zien. Vervolgens kwamen er om 19:12 uur voor het eerst drie personen in beeld. Zij komen in totaal vier keer via de ingang de centrale hal binnen. De vierde keer lukt het hen om de glazen schuifdeuren open te duwen zodat zij het bedrijf in kunnen. Van de daders zijn diverse screenshots gemaakt. [12]
Verbalisant [Verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op 12 juli 2016 meerdere camerabeelden bekeken welke waren verzameld naar aanleiding van meerdere bedrijfsinbraken. De beelden betroffen beelden van een inbraak/insluiping, gepleegd in Beuningen op 18 februari 2016. Verbalisant [Verbalisant 2] herkende de persoon na bestudering van de videobeelden. Op deze beelden zag hij een persoon die hij ambtshalve zeer goed kent. In het onderzoek 13 Rotte heeft verbalisant [Verbalisant 2] tientallen camerabeelden bekeken van een zeer actieve inbrekersgroep. Deze groep werkte tijdens de inbraken waarvan hij de beelden heeft gezien vaak in dezelfde samenstelling. Aan de hand van de camerabeelden die verbalisant [Verbalisant 2] heeft gezien, is te zien dat er vaak dezelfde kleding werd gedragen. Verbalisant [Verbalisant 2] bekeek de beelden van de inbraak. Hij zag dat deze beelden van redelijke goede kwaliteit waren, Hierdoor kon hij de persoon op de bewegende beelden duidelijk herkennen. Hij herkent de man als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant 2] zag de onderkant van het gezicht duidelijk zichtbaar van de verdachte. Hij herkende de verdachte duidelijk. Hij herkent [Naam verdachte] aan zijn unieke gezichtskenmerken zoals zijn neus, mond en de onderkant van zijn gehele unieke gezicht. Verbalisant [Verbalisant 2] kent [Naam verdachte] ambtshalve als een zeer actieve veelpleger. [13]
Verbalisant [Verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij op 8 juli 2016 via e-mail afbeeldingen van beveiligingsbeelden van een bedrijfsinbraak te Beuningen ontving. Op de afbeeldingen werden drie mannen getoond. Hij herkende een van de mannen direct als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant 3] heeft in de afgelopen jaren diverse herkenningen opgemaakt van een groep bedrijfsinbrekers die in wisselende samenstelling door heel Nederland bedrijfsinbraken plegen. Veel van deze groep kent verbalisant [Verbalisant 3] vanuit het politiewerk op straat van aan- en of staandehoudingen. Daarnaast heeft hij deze groep veelvuldig gemonitord in de politiesystemen. Derhalve herkent hij [Naam verdachte] als medeverdachte van bedrijfsinbreker [Gegevens medeverdachte] uit een eerdere zaak. Hij herkende [Naam verdachte] aan de vorm van zijn neus, vorm van zijn gezicht, jukbeenderen en oren. [14]
Feit 4: Inbraak [Benadeelde partij 4] te Tilburg op 16 februari 2016
[Aangever 3] heeft namens het bedrijf [Benadeelde partij 4] , gevestigd te Tilburg, aangifte gedaan van inbraak, gepleegd op 16 februari 2016 te 23:24 uur. [Aangever 3] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2016 om 17:30 uur als laatste is vertrokken uit het bedrijf. Hij heeft toen het alarm aangezet. Op 17 februari 2016 om 01.07 uur werd [Aangever 3] gebeld door beveiligingsbedrijf Securitas. Er was ingebroken in het bedrijf. Van een medewerker hoorde ik dat rond 23:30 uur was ingebroken. [Aangever 3] zag dat de daders via een zijraam van het pand toegang hebben verschaft tot de begane grond. Ze kwamen in een kantoorruimte, waar ze alle ladeblokken hebben opengemaakt en overhoop gehaald. Deze deur hebben ze met geweld opengemaakt. In deze ruimte bevond zich een grote kluis. De kluis is opengebroken. De deur van de kluis is helemaal verbogen. In de kluis lag vooral geld en autosleutels. Er lag ongeveer 450 euro aan geld in de kluis. In de goederenbijlage van de goederen heeft [Aangever 3] daarnaast opgave gedaan van de diefstal van 59 bonnen van Douglas ter waarde van 25 euro. [15]
De politie heeft gerelateerd dat de beelden zijn bekeken van de inbraak in het bedrijf [Benadeelde partij 4] , gelegen te Tilburg. Deze inbraak is op 16 februari 2016 gepleegd. Op de beelden is het erg donker. Opeens gaat het licht in de ruimte aan en zijn er twee personen zichtbaar in een kantoorruimte. Op de beelden zijn in totaal vier personen te zien die een kleine ruimte in gaan. [16]
Verbalisant [Verbalisant] heeft gerelateerd dat hij op 17 oktober 2016, naar aanleiding van een inbraak gepleegd op 16 februari 2016 bij het bedrijf aan de [Benadeelde partij 4] te Tilburg, enkele foto’s op de website www.politie.nl. Op de foto’s zijn een viertal personen te zien die inbreken bij het bedrijf. De persoon op de afbeeldingen herkende hij als [Naam verdachte] . Verbalisant [Verbalisant] kent deze persoon ambtshalve. Verbalisant [Verbalisant] heeft [Naam verdachte] binnen een lopend onderzoek verhoord als verdachte van diverse bedrijfsinbraken. Tijdens dit verhoor heeft hij [Naam verdachte] goed gezien. Hij herkende [Naam verdachte] aan de vorm van zin gelaat, zijn grote iets afstaande oren en zijn postuur. [17]
Verbalisant [Verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij op 6 oktober 2016 een e-mail kreeg van collega [Collega verbalisant] met daarin het verzoek om naar een opsporingsbericht op
www.politie.nlte kijken. Hij herkende direct alle vier de verdachten welke op de foto’s werden getoond. Hij herkende [Naam verdachte] aan de vorm van zijn gezicht, neus, mond, oren en postuur. Hij kent [Naam verdachte] van een registratie in de politiesystemen. Na het zien van zijn politiefoto heeft verbalisant [Verbalisant 4] [Naam verdachte] vanaf dat moment bij meerdere bedrijfsinbraken kunnen herkennen als verdachte van die inbraken. Hij heeft [Naam verdachte] veelvuldig herkend op camerabeelden. Hierdoor is hij goed bekend met [Naam verdachte] . [18]
Verbalisant [Verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op 12 oktober 2016 de website www.politie.nl bekeek en aldaar een zaak zag genaamd: inbraak bij groothandel te Tilburg in de nacht van 17 februari. Hij zag bij deze zaak diverse screenshots van camerabeelden die waren verzameld door het onderzoeksteam. Op deze beelden zag verbalisant [Verbalisant 2] een persoon die hij ambtshalve kent als [Naam verdachte] . Hij zag het gezicht duidelijk van de verdachte. Hij herkende [Naam verdachte] aan zijn unieke gezichtskenmerken zoals zijn neus, mond, stand van zijn ogen en zijn gehele unieke gezicht. [19] [
De rechtbank verstaat dat de aanhef van dit proces-verbaal, waarin staat gerelateerd ‘ [Gegevens medeverdachte] ’ een kennelijke verschrijving betreft].
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht concludeert de rechtbank dat er op 18 februari 2016 te Horst is ingebroken in het [Benadeelde partij 2] door een groep van vier mannen. Deze mannen hebben zich de toegang tot het bedrijf verschaft door de toegangsdeur aan de voorzijde open te breken en de schuifdeur uit de rails te tillen. De kassa bij de balie werd opengebroken en de kluis werd met een in een lade aangetroffen sleutel geopend. Bij deze inbraak is ongeveer 6.000 euro weggenomen.
De bewegende en stilstaande beelden van de inbraak zijn bekeken door verbalisanten [Verbalisant 2] , [Verbalisant 3] en [Verbalisant 4] . Zij herkenden ieder afzonderlijk de verdachte op de bewegende camerabeelden. De rechtbank is van oordeel dat zij allen uitvoerig en – bezien tegen de algemene overweging van de rechtbank omtrent de herkenning van verdachten –inzichtelijk op ambtseed/ambtsbelofte hebben gemotiveerd hoe zij tot de herkenning van de verdachte zijn gekomen. De rechtbank acht deze herkenningen dan ook betrouwbaar.
Gelet op de aangifte en de onafhankelijke herkenning van de verdachte door drie verbalisten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht concludeert de rechtbank dat er op 18 februari 2016 te Beuningen een inbraak heeft plaatsgevonden in het [Benadeelde partij 1] . De schuifdeur van het bedrijf werd met kracht opengetrokken, waarna drie mannen het pand hebben betreden. Een vierde man bleef buiten in een Opel Insignia, gekentekend [Kenteken auto verdachte] , wachten. Bij deze inbraak is een portemonnee met een bankpas en ongeveer 465 euro weggenomen, evenals een geldbedrag van 265 euro.
De bewegende en stilstaande beelden van de inbraak zijn bekeken door verbalisanten [Verbalisant 2] en [Verbalisant 3] . Zij herkenden ieder afzonderlijk de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat beide verbalisanten uitvoerig en – bezien tegen de algemene overweging van de rechtbank omtrent de herkenning van verdachten – inzichtelijk op ambtseed/ambtsbelofte hebben gemotiveerd hoe zij tot de herkenning van de verdachte zijn gekomen. De rechtbank acht deze herkenningen dan ook betrouwbaar. Dit geldt te meer nu op 19 februari 2016, daags na de inbraak bij [Benadeelde partij 1] en de inbraak bij [Benadeelde partij 2] , de Opel Insignia, gekentekend [Kenteken auto verdachte] , in Amsterdam werd gecontroleerd. In het voertuig werden vier personen aangetroffen waaronder [Naam verdachte] .
Gelet op de aangifte, de onafhankelijke herkenning van de verdachte door twee verbalisten en het aantreffen van de verdachte in een door [Naam op rijbweijs] gehuurde en uitgeleende auto acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht concludeert de rechtbank dat er op 16 februari 2016 te Tilburg een inbraak heeft plaatsgevonden in het bedrijf [Benadeelde partij 4] door een groep van vier personen. Via een zijraam hebben deze personen toegang verkregen tot het pand. Zij hebben de kluis opengebroken. In totaal hebben zij ongeveer 450 euro en 59 cadeaubonnen weggenomen.
De bewegende en stilstaande beelden van de inbraak zijn bekeken door verbalisanten [Verbalisant] , [Verbalisant 4] en [Verbalisant 2] . Zij herkenden ieder afzonderlijk de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat alle drie de verbalisanten uitvoerig en – bezien tegen de algemene overweging van de rechtbank omtrent de herkenning van verdachten – inzichtelijk op ambtseed/ambtsbelofte hebben gemotiveerd hoe zij tot de herkenning van de verdachte zijn gekomen. De rechtbank acht deze herkenningen dan ook betrouwbaar.
Gelet op de aangifte en de onafhankelijke herkenning van de verdachte door drie verbalisanten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 heeft gepleegd.
Voorwaardelijk verzoek tot het toevoegen van de camerabeelden aan het dossier
De raadsman heeft ter terechtzitting voorwaardelijk verzocht de camerabeelden toe te voegen aan het dossier. De officier van justitie heeft aangegeven dat deze beelden niet meer beschikbaar zijn en dat dit verzoek daarom onuitvoerbaar is. Reeds om deze reden kan aan het verzoek van de raadsman niet voldaan worden. Voorts acht de rechtbank zich – in het licht van het bovenstaande bewijs en de bewijsoverwegingen – voldoende geïnformeerd, al dan niet toevoeging van de camerabeelden doet daaraan niet af. Er is daarom mogelijkheid noch noodzaak de beelden aan het dossier toe te voegen De e rechtbank wijst het verzoek af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 18 februari 2016 te Horst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een [Benadeelde partij 2] heeft weggenomen ongeveer 6000 euro, toebehorende aan [Benadeelde partij 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
2.
op 18 februari 2016 te Beuningen Gld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een [Benadeelde partij 1] , gelegen aan de [Benadeelde partij 1] , heeft weggenomen een portemonnee inhoudende een bankpas en ongeveer 465 euro en een geldbedrag van 265 euro, toebehorende aan [Benadeelde partij 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
4.
op 16 februari 2016 in de gemeente Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf [Benadeelde partij 4]
gelegen aan de [Medeverdachte 2] heeft weggenomen ongeveer 450 euro en 59
cadeaubonnen, toebehorende aan bedrijf [Benadeelde partij 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking
T.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep van notoire bedrijfsinbrekers, die landelijk op professionele wijze actief is geweest. Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij al meermalen is veroordeeld voor inbraken. Uit het strafblad volgt echter ook dat de verdachte na het plegen van onderhavige feiten niet meer is veroordeeld ter zake van nieuwe strafbare feiten. Het lijkt er dus op dat de verdachte op eigen gelegenheid een andere wending aan zijn leven heeft gegeven. Om deze reden acht de officier van justitie de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geboden, te meer nu deze geldt als een forse stok achter de deur. In dit verband acht de officier van justitie tevens van belang dat de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM is overschreden en dat artikel 63 Sr van toepassing is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de integrale vrijspraak van de verdachte bepleit. De raadsman heeft geen nader standpunt ingenomen ter zake van de straftoemeting.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van drie bedrijfsinbraken. Uit het procesdossier volgt dat de verdachte deel uitmaakt van een professionele groep die zich richt op bedrijfsinbraken door het hele land. De verdachte heeft hiermee strafbare feiten gepleegd die hebben geleid tot overlast en financiële schade voor derden. Bovendien leiden deze feiten tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor andermans goederen en zich enkel laat leiden door zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij in het verleden al eerder is veroordeeld wegens (bedrijfs)inbraken. Aan de verdachte zijn dienaangaande al een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraffen opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige feiten, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS ter zake van bedrijfsinbraken en de recidive, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Uit het strafblad van de verdachte, het reclasseringsadvies en het verhandelde ter terechtzitting volgt evenwel dat de verdachte na het plegen van onderhavige feiten in 2016 niet meer is veroordeeld ter zake van nieuwe strafbare feiten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hieruit mag worden afgeleid dat de verdachte kennelijk op eigen kracht een andere wending aan zijn leven heeft gegeven en daarin al enkele jaren volhardt.
Tevens speelt een rol dat de rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM ruimschoots is overschreden, terwijl deze overschrijding geenszins te wijten valt aan de verdachte dan wel de verdediging. Dit dient te leiden tot strafmatiging. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing.
Al deze omstandigheden tezamen brengen met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat er een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte dient te worden opgelegd. Gelet op het strafblad van de verdachte zal de rechtbank de verdachte een stok achter de deur geven, teneinde hem te motiveren de positieve kentering in zijn leven voort te zetten en zich te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 3.128,19 ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De schadevergoeding betreft materiële schade en bestaat uit de navolgende posten:
  • € 2.133,44 ter zake van de post ‘schade deuren [naam] ’;
  • € 139,75 ter zake van de post ‘schade schuifdeur’;
  • € 125,00 ter zake van de post ‘diefstal staatsloten + prijs’;
  • € 730,00 ter zake van de post ‘diefstal contanten’.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van in totaal € 2.274,75, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De officier van justitie heeft erop gewezen dat uit de aangifte volgt dat er 6 deuren zijn beschadigd, terwijl in de vordering schade aan 10 deuren wordt opgevoerd. De schade aan de deuren dient daarom worden vastgesteld op € 1.280,00. De overige posten kunnen worden toegewezen.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd om de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien hij de integrale vrijspraak van de verdachte heeft bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu uit de bijlagen bij het proces-verbaal van aangifte blijkt dat an [Benadeelde partij 1] ‘all risk’ verzekerd was voor schade en thans niet kan worden vastgesteld of en zo ja welke schade reeds zijdens de verzekeraar is vergoed, is de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in het strafgeding leent. Om deze reden zal zij bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit 3;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij,
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. F.A. van de Ven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te Horst, in de gemeente Horst aan de
Maas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een [Benadeelde partij 2]
heeft weggenomen ongeveer 6000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde partij 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te Beuningen Gld, in de gemeente
Beuningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een [Benadeelde partij 1]
, gelegen aan de [Benadeelde partij 1] , heeft weggenomen
een portemonnee inhoudende een bankpas en ongeveer 465 euro en/of een
geldbedrag van 265 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde partij 1] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2016 in de gemeente Zwijndrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een opand gelegen
aan de [Adres benadeelde partij 3] weg te nemen goederen en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf [Benadeelde partij 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededadersen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met genoemd oogmerk een deur van dat bedrijf heeft/hebben geforceerd en/of
(vervolgens) dat bedrijf is/zijn binnen gegaan en dat bedrijf (vervolgens)
heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 16 februari 2016 in de gemeente Tilburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf [Benadeelde partij 4]
gelegen aan de [Medeverdachte 2] heeft weggenomen
ongeveer 450 euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of 59, in elk geval
een aantal waarde/cadeaubonnen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan bedrijf [Benadeelde partij 4] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Basiseenheid Horst / Peel aan de Maas, dossiernummer PL2300-2016030858, gesloten d.d. 18 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 295.
2.Proces-verbaal van aangifte door [Aangever] namens [Benadeelde partij 2] d.d. 20 februari 2016, pagina 52 tot en met 54.
3.Proces-verbaal d.d. 17 juli 2016, p. 67 en 68.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2016, p. 69.
5.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juli 2016, p. 71 en 72.
6.Proces-verbaal van aangifte door [Aangever 2] namens [Benadeelde partij 1] d.d. 20 februari 2016, p. 123 tot en met 125.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige] d.d. 23 februari 2016, p. 136 en 137.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2016, p. 146.
9.Huurcontract, p. 147.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Naam op rijbweijs] d.d. 8 mei 2016, p. 149 tot en met 155.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2016, p. 250.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2016, p. 141 en 142.
13.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juli 2016, p. 170 en 171.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2016, p. 69.
15.Proces-verbaal van aangifte door R.J.M. [Aangever 3] namens [Benadeelde partij 4] d.d. 17 februari 2016, pagina 251 tot en met 253.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2016, p. 254 tot en met 256.
17.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 17 oktober 2016, p. 288.
18.Proces-verbaal d.d. 18 oktober 2016, p. 292 en 293.
19.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 12 oktober 2016, p. 281 tot n met 283.