ECLI:NL:RBLIM:2023:2160

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/03/312398 / JE RK 22-2174
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en verzoek tot gerechtelijke maatregelen ter bescherming van een minderjarige in internationale context

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van gerechtelijke maatregelen ter bescherming van een minderjarige, geboren in Duitsland. De kinderrechter heeft de bevoegdheid aanvaard op grond van artikel 15 van de Verordening Brussel II-bis, na een verzoek van de Duitse rechter. De ouders van de minderjarige, die in Nederland wonen, hebben aangegeven dat zij thuisonderwijs voor hun kind willen volgen, wat in Nederland is toegestaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan naar de sociale omstandigheden van de minderjarige en heeft geconcludeerd dat er geen verontrustende opvoedingssituatie is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een bijzondere band met Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter beter in staat is om het verzoek te behandelen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek om gerechtelijke maatregelen afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor kinderbeschermingsmaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/312398 / JE RK 22-2174
Datum uitspraak: 3 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
AMTSGERICHT NEUBURG AN DER DONAU, afdeling familiezaken,
hierna te noemen: de rechtbank Neuburg an der Donau,
gevestigd in Neuburg an der Donau, Bondsrepubliek Duitsland,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , Bondsrepubliek Duitsland.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonend in [woonplaats] ,
en
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.T.E. Kranenburg, gevestigd te Roosendaal.
In zijn adviserende en/of toetsende taak wordt in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, verder te noemen de raad.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit
  • de beschikking van de kinderrechter van 21 december 2022;
  • de brief met bijlagen, namelijk een rapport van 30 januari 2023 en een rapportage van 12 oktober 2022, van de raad, ontvangen op 1 februari 2023;
  • het e-mailbericht met bijlage van de ouders, ontvangen op 6 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling, met gesloten deuren, heeft plaatsgevonden op
7 februari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat en een tolk in de Duitse taal;
  • een vertegenwoordiger van de raad.
De advocaat van de ouders heeft tijdens de mondelinge behandeling pleitaantekeningen overgelegd en deze (deels) voorgedragen.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
Bij voormelde beschikking heeft de kinderrechter de beslissing op het verzoek van de Duitse rechter om de bevoegdheid over [minderjarige] te aanvaarden conform artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van de verordening (EG) 1347/200 (hierna te noemen: Brussel II-bis), aangehouden in afwachting van een mondelinge behandeling, waarvoor de raad en de ouders zijn opgeroepen.
Het advies van de raad
2.2.
De raad heeft gesteld dat de vraag of aanvaarding van de bevoegdheid in het belang van [minderjarige] is, voor de raad op dit moment niet eenduidig is te beantwoorden. De raad refereert zich op dit punt aan het oordeel van de kinderrechter. De raad heeft verder in september/oktober 2022 op verzoek van de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden en Kinderontvoering onderzoek gedaan naar de sociale omstandigheden van [minderjarige] . Middels zijn rapport van 12 oktober 2022 heeft de raad aan de Duitse Centrale autoriteit bericht dat er, op basis van de voorhanden zijnde informatie, geen sprake is van een verontrustende opvoedingssituatie. De raad ziet geen reden voor nader onderzoek.
Het standpunt van de ouders
2.3.
De ouders hebben onder meer gesteld dat zij al jaren bezig zijn om de juiste vorm van onderwijs voor [minderjarige] te vinden en dat zij die hebben gevonden in thuisonderwijs. [minderjarige] heeft tot juni 2022 afstandsonderwijs van de [naam school] gehad en krijgt nog begeleiding van mevrouw [naam] die aan deze school is verbonden. Het gezin is in 2021 uit Beieren vertrokken gelet op de absolute schoolplicht die daar geldt en heeft een tijd lang door Europa gereisd op zoek naar een land om zich uiteindelijk metterwoon te vestigen. Dat is Nederland (meer in het bijzonder [woonplaats] ) geworden. In Nederland is er, anders dan in Duitsland, ruimte voor het (op legitieme wijze) volgen van thuisonderwijs, een vorm van onderwijs die voor [minderjarige] het meest geëigend is en waar hij het meeste baat bij heeft. Er is reeds vrijstelling van de leerplicht voor [minderjarige] aangevraagd en verkregen. Bij de keuze voor Nederland heeft ook meegespeeld dat het gezin daar vrienden heeft en voorheen graag op vakantie ging. De ouders huren sinds 1 mei 2022 een woning voor onbepaalde tijd in Vaals en de moeder en de kinderen staan daar ook in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven. In de landen waar het gezin op doorreis is geweest hebben ze nooit ingeschreven gestaan. Het middelpunt voor het gezin is [woonplaats] . De vader kan veelal op afstand werken en reist vaak af naar Nederland. Hij is voornemens zich dit jaar nog na de verhuur van het huis in Beieren officieel bij de rest van het gezin te voegen (en zich ook in Nederland in te schrijven). Het gezin wil graag verder integreren in de Nederlandse samenleving (leren van de taal, uitoefenen van hobby’s et cetera) en wil hier langdurig blijven wonen. Erkenning van de binding van het gezin in Nederland, die inmiddels sterker is geworden dan met Duitsland, is in het belang van [minderjarige] . Er zijn verder geen zorgen over de opvoedsituatie of de ontwikkeling van [minderjarige] geconstateerd, zodat inzet van hulpverlening of nader onderzoek door de raad niet geïndiceerd is, en de huidige situatie (voor wat betreft het thuisonderwijs van [minderjarige] ) dient te worden gedoogd.
De beoordeling
2.4.
Ten tijde van voormelde beschikking van 21 december 2022 kon de kinderrechter op basis van de toen aanwezige informatie niet vaststellen of [minderjarige] al dan niet een bijzondere band met Nederland heeft. De kinderrechter is aan de hand van de ingediende stukken en de nader tijdens de mondelinge behandeling door de ouders gegeven toelichting, inmiddels voldoende gebleken dat [minderjarige] een bijzondere band heeft met Nederland, in de zin van artikel 15 lid 3 onder a Brussel II-bis. Met de Duitse rechter concludeert de kinderrechter dat [minderjarige] na de aanhangigmaking van de zaak bij de rechtbank Neuburg an der Donau zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft verkregen. De kinderrechter neemt daarbij onder meer in ogenschouw het gegeven dat het gezin in mei 2022 er bewust voor heeft gekozen om naar Nederland te verhuizen (mede om aan [minderjarige] de komende jaren thuisonderwijs te kunnen bieden) en de wens van het gezin om het permanente of gewone centrum van hun belangen in Nederland te vestigen (met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen).
2.5.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen betreffende de gewone verblijfplaats van [minderjarige] , de kinderrechter van deze rechtbank beter in staat is dan de Duitse rechter om het verzoek aangaande [minderjarige] te behandelen en dat overdracht in het belang van [minderjarige] is.
2.6.
Op grond van het voorgaande zal de kinderrechter, zoals ook tijdens de mondelinge behandeling van 7 februari 2023 aangegeven, met instemming van de ouders de bevoegdheid aanvaarden.
2.7.
Daarmee komt de kinderrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om, naar de kinderrechter begrijpt, gerechtelijke maatregelen te treffen ter bescherming van [minderjarige] in verband met gevaar voor zijn welzijn. Daarbij is een complicerende factor dat het systeem van (kinderbeschermings)maatregelen in Duitsland afwijkt van het systeem in Nederland en de normen op het gebied van de leerplicht lijken te verschillen. De raad heeft aangegeven dat er naar de sociale omstandigheden van [minderjarige] reeds in september/oktober 2022 onderzoek is gedaan en dat er, op basis van de voorhanden zijnde informatie, is vastgesteld dat er geen sprake is van een verontrustende opvoedingssituatie. De raad ziet daarom geen reden voor nader onderzoek. Daarnaast is gebleken dat [minderjarige] vrijstelling van de inschrijvingsplicht voor schooljaar 2022/2023 heeft verkregen en dat er vanuit de leerplichtambtenaar geen verdere bemoeienis met het gezin is.
De kinderrechter ziet dan ook geen aanleiding om enige kinderbeschermingsmaatregel te treffen aangaande [minderjarige] en zal het verzoek afwijzen.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
aanvaardt de bevoegdheid overeenkomstig artikel 15 lid 5 Brussel II-bis ter zake van ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , Bondsrepubliek Duitsland;
3.2.
wijst af het verzoek om gerechtelijke maatregelen te treffen ter bescherming van [minderjarige] in verband met gevaar voor zijn welzijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.
sd
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.