In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van gerechtelijke maatregelen ter bescherming van een minderjarige, geboren in Duitsland. De kinderrechter heeft de bevoegdheid aanvaard op grond van artikel 15 van de Verordening Brussel II-bis, na een verzoek van de Duitse rechter. De ouders van de minderjarige, die in Nederland wonen, hebben aangegeven dat zij thuisonderwijs voor hun kind willen volgen, wat in Nederland is toegestaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan naar de sociale omstandigheden van de minderjarige en heeft geconcludeerd dat er geen verontrustende opvoedingssituatie is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een bijzondere band met Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter beter in staat is om het verzoek te behandelen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek om gerechtelijke maatregelen afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor kinderbeschermingsmaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.