ECLI:NL:RBLIM:2023:2159

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
03/204325-19, 03/189737-19 (ttz.gev.) en 03/155627-19 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met bewijsuitsluiting van verklaringen van aangever

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 28 maart 2023, zijn drie parketnummers aan de orde: 03/204325-19, 03/189737-19 en 03/155627-19. De verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zaak met parketnummer 03/204325-19. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet als bewijs konden worden gebruikt, omdat de verdediging geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad. De rechtbank concludeerde dat het DNA-bewijs van de verdachte op de kabelbinders niet voldoende was om tot een veroordeling te komen, vooral omdat er geen ander steunbewijs was. In de andere twee zaken, 03/189737-19 en 03/155627-19, werd de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde feiten, waaronder bedreiging en vernieling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/204325-19, 03/189737-19 (ttz.gev.) en 03/155627-19 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/204325-19:
[slachtoffer 1] , al dan niet samen met een of meer anderen, opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Primair is dit ten laste gelegd als gijzeling en subsidiair als een wederrechtelijke vrijheidsberoving;
in de zaak met parketnummer 03/189737-19:
een motorrijtuig, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen. Primair is dit ten laste gelegd als een gekwalificeerde diefstal en subsidiair als overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet (
joyriding);
in de zaak met parketnummer 03/155627-19:
Feit 1:[slachtoffer 3] heeft bedreigd;
Feit 2:de voordeur van [slachtoffer 3] heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 03/204325-19:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (het medeplegen van gijzeling). Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat de verdachte en medeverdachte Moesker hem hebben vastgebonden en gegijzeld in de kelder gelegen in de woning aan de [adres 3] . De verdachte heeft verklaard aanwezig te zijn geweest in de woning tijdens de gijzeling van het slachtoffer en op de kabelbinders waarmee het slachtoffer is vastgebonden is DNA van de verdachte aangetroffen. Uit het procesdossier blijkt eveneens dat de moeder van de verdachte tegenover verbalisanten heeft verklaard dat de verdachte tegen haar had gezegd dat hij iemand heeft vastgebonden. Ook blijkt uit het dossier dat de verdachte geld van de aangever afhandig heeft willen maken. Gelet op het vorenstaande heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte samen met een of meer anderen het slachtoffer heeft gegijzeld.
in de zaak met parketnummer 03/189737-19:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om het motorrijtuig zich toe te eigenen, zodat hij moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (diefstal). Het subsidiair ten laste gelegde (
joyriding) acht de officier van justitie gelet op het dossier en de bekennende verklaring van de verdachte wel bewezen.
in de zaak met parketnummer 03/155627-19:
De officier van justitie acht beide feiten bewezen, gelet op de bekennende verklaringen van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
in de zaak met parketnummer 03/204325-19:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman verwijst daarvoor naar de verklaring van de verdachte en de wisselende verklaringen van het slachtoffer over de aanloop naar het incident. De verklaringen van het slachtoffer zijn zodanig wisselend dat deze als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. De raadsman heeft in dit verband de vraag opgeworpen welke bewijsmiddelen direct betrekking hebben op de kern van het verwijt, namelijk het vastbinden en mishandelen van het slachtoffer. Naar het oordeel van de raadsman zijn dat enkel de verklaringen van het slachtoffer. Deze verklaringen dienen echter uitgesloten te worden van het bewijs, omdat de verdediging geen effectieve en behoorlijke ondervragingsmogelijkheid heeft gekregen om het slachtoffer te ondervragen. Daarnaast zijn er geen compenserende factoren voor de verdediging aanwezig. Het gebruik van deze verklaringen voor het bewijs is dan strijdig met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De raadsman heeft in zijn pleidooi verzocht het slachtoffer nogmaals op te roepen als getuige teneinde de verdediging in de gelegenheid te stellen om het slachtoffer te ondervragen.
De enige bewijsmiddelen die volgens de verdediging overblijven ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte is het DNA-spoor van de verdachte dat is aangetroffen op de kabelbinders en de verklaring van de moeder van de verdachte. Het DNA van de verdachte aangetroffen op de kabelbinders, is te verklaren door de regelmatige aanwezigheid van de verdachte in de woning, aangezien het zijn woning is en hij daar lang heeft gewoond en omdat hij daar nog steeds zijn was deed. Met betrekking tot de verklaring van de moeder van de verdachte is de verdediging van mening dat uit die verklaring niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de moeder de verdachte heeft bedoeld als de persoon die het slachtoffer zou hebben vastgebonden.
in de zaken met parketnummer 03/189737-19 en 03/155627-19:
De raadsman is met de officier van justitie van oordeel dat vrijspraak moet volgen van het in de zaak met parketnummer 03/189737-19 onder het primair ten laste gelegde (diefstal), omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zich het motorvoertuig toe te eigenen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 03/204325-19
Op 23 augustus 2019 begeven verbalisanten zich naar een slagerij op de [adres 2] te Kerkrade. Aldaar zou een man (het slachtoffer) op blote voeten naar binnen zijn gelopen. Daar treffen zij het verwarde slachtoffer aan en zien zij verwondingen aan zijn beide polsen en enkels, meerdere bloeduitstortingen in het gelaat en een snee in zijn kin. Het slachtoffer verklaarde tegen de verbalisanten dat hij op 22 augustus 2019 vanuit Luik naar Kerkrade is gereisd om enkele kilo’s hennep te kopen. Hij is vanuit het station in Kerkrade met [naam 1] meegelopen naar een woning (dit blijkt later de woning gelegen aan de [adres 3] in Kerkrade te zijn). Eenmaal aangekomen bij de woning wordt de voordeur opengemaakt en wordt verdachte direct door twee mannen de kelder van de woning ingetrokken waar zijn enkels en polsen met kabelbinders aan elkaar worden vastgebonden. In de kelder wordt hij door beide mannen geslagen. In de ochtend van 23 augustus 2019 weet hij de kabelbinders los te wrikken en te ontsnappen.
Het slachtoffer werd op 1 september 2019 onderzocht door een forensisch arts. Door de forensisch arts werd -kort samengevat- geconstateerd dat het slachtoffer meerdere rode huidverkleuringen met oppervlakkige schaafverwondingen had op beide enkels en polsen en meerdere bloeduitstortingen in zijn gelaat. De forensisch arts heeft gesteld dat het letsel van het slachtoffer past bij de aangegeven toedracht van het slachtoffer.
Bij de doorzoeking van de woning zijn in de kelder een handdoek met bloedvlekken en kabelbinders aangetroffen waarop het DNA van het slachtoffer is aangetroffen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die, al dan niet samen met een of meer anderen, het slachtoffer heeft vastgebonden en mishandeld, zoals door het slachtoffer is verklaard. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Het slachtoffer heeft ná de verklaring die hij heeft afgelegd tegenover de verbalisanten, op diezelfde dag aangifte gedaan. In de aangifte heeft het slachtoffer -kort gezegd- verklaard dat hij een afspraak had met de verdachte en (medeverdachte) [naam medeverdachte] om hennep te kopen. Hij was alleen vanuit het station in Kerkrade naar de woning gelegen aan de [adres 3] in Kerkrade toegelopen en is daar naar binnen gegaan. Er lagen nog spullen van de verdachte in de woning aangezien hij daar twee dagen eerder is geweest. Hij liep achter de verdachte de woning in richting de woonkamer. In de woonkamer zaten [naam 1] en [naam medeverdachte] . Zij begroetten elkaar en daarna werd het slachtoffer plotseling aangevallen door de verdachte en [naam medeverdachte] , die hem vervolgens de kelder in duwden, vastbonden en mishandelden. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij denkt dat hij is gegijzeld voor losgeld.
De rechtbank constateert dat de meest zwaarwegende bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van de verdachte feitelijk volgt, zijn: i. het proces-verbaal van bevindingen met de eerste verklaring van het slachtoffer die hij aflegt in de slagerij en ii. de aangifte van het slachtoffer op het politiebureau.
De verdediging heeft aangevoerd dat de kern van het verwijt -het vastbinden en mishandelen van het slachtoffer- qua bewijsvoering in beslissende mate is gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en dat deze verklaringen zowel in strijd zijn met artikel 6 EVRM alsook onbetrouwbaar. De verdediging heeft het slachtoffer nader willen bevragen over zijn aangifte en over de discrepanties die er zijn tussen zijn eerste verklaring, zijn aangifte en de overige inhoud van het dossier. Een verzoek van de verdediging hiertoe is door de rechter-commissaris toegewezen. Het slachtoffer is echter niet op uitnodigingen van de rechter-commissaris voor verhoor verschenen, waardoor een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft ontbroken. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een dergelijke verklaring toch voor het bewijs worden gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces (vgl. HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1017). Zo dient de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring te zijn gebaseerd en dient ook steun te worden gevonden in andere bewijsmiddelen. Ook moet het ontbreken van de ondervragingsmogelijkheid in voldoende mate worden gecompenseerd.
De vraag dient zich dan ook aan of de belastende verklaringen van het slachtoffer worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en zodanig als betrouwbaar uitgangspunt kunnen dienen voor de verdere beoordeling van de zaak. Zodanige steun zou kunnen volgen uit de resultaten van het DNA-onderzoek aan de kabelbinders. Op een van deze kabelbinders is DNA aangetroffen van de verdachte en het slachtoffer. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het DNA-spoor kan worden beschouwd als een daderspoor. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
De kabelbinder is aangetroffen in het gedeelte van de kelder waar het slachtoffer is vastgebonden geweest. De verdediging heeft hieromtrent een alternatief scenario geschetst, waarvan de rechtbank oordeelt dat dit niet onaannemelijk is. Immers is de kabelbinder in een woning van de verdachte aangetroffen. Dit betrof de woning waar verdachte ook lange tijd heeft gewoond. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met enige regelmaat in de kelder van de woning aanwezig is geweest om de was te doen. Dit scenario sterkt de rechtbank in haar oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat het aangetroffen DNA-spoor van de verdachte een daderspoor is. De conclusie van de officier van justitie dat op basis van dit DNA-spoor kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft vastgebonden, is gelet op het vorenstaande te stellig.
Ander steunbewijs kan worden gevonden in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] d.d. 24 augustus 2023, waarin is gerelateerd dat de moeder van de verdachte, mevrouw [naam 2] , zou hebben verklaard dat de verdachte in haar woning is geweest en daar heeft verklaard dat “hij” (de verdachte) iemand heeft vastgebonden. De rechtbank is van oordeel dat uit dit proces-verbaal niet zonder meer volgt dat mevrouw [naam 2] daarmee doelde op de verdachte. De conclusie van de officier van justitie dat mevrouw [naam 2] met de verwijzing naar “hij” de verdachte heeft bedoeld, komt volgens de rechtbank onvoldoende duidelijk uit het proces-verbaal naar voren. Mevrouw [naam 2] kan hierover ook niet nader worden verhoord omdat zij inmiddels is overleden.
Ander bewijs dat wijst op betrokkenheid van de verdachte, is er niet. De kern van het strafrechtelijk verwijt is dan ook gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer. De verdediging heeft niet de mogelijkheid gehad om zijn ondervragingsrecht uit te oefenen, waardoor de verklaringen van het slachtoffer niet kunnen worden gefalsificeerd en niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Een nieuwe ondervragingsmogelijkheid is ook niet mogelijk aangezien het in Servië of Zwitserland verblijvende slachtoffer niet binnen afzienbare tijd zal verschijnen. Nu het dossier verder onvoldoende bewijs bevat dat het verdachte is geweest die, al dan niet samen met een of meer anderen, het slachtoffer heeft vastgebonden en mishandeld, moet de verdachte om die reden worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Vrijspraak parketnummer 03/189737-19 (primair)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zich het motorrijtuig toe te eigenen,
Bewijsmiddelen overige feiten
De rechtbank acht de overige feiten bewezen. De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Parketnummer 03/189737-19:
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, gelet op: [1]
- het proces-verbaal van aangifte; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen; [3]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2023.
Parketnummer 03/155627-19
Feit 1: [4]
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte; [5]
- het proces-verbaal van verhoor; [6]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2023.
Feit 2:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte; [7]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/189737-19:
in de gemeente Kerkrade en Schinnen, op 28 september 2018 opzettelijk en wederrechtelijk een motorrijtuig, toebehorende aan [slachtoffer 2] , als bestuurder heeft gebruikt op een of meer wegen, te weten de Lupinestraat en de Spiraestraat te Kerkrade en de Drossaertweide te Oirsbeek, in elk geval op een of meer wegen;
in de zaak met parketnummer 03/155627-19:
t.a.v. feit 1:
op 27 juni 2019 te Eygelshoven, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer 3] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "kijk maar om de hoek. Ik sta buiten. Ik weet waar je bent. Ik steek je af, of je steekt jezelf af. Steek jezelf, steek jezelf" en - zakelijk weergegeven - dat [slachtoffer 3] blij mocht zijn dat ze niet thuis was (toen verdachte bij [slachtoffer 3] voor de deur stond) anders had hij haar kapot gemaakt;
t.a.v. feit 2:
op 27 juni 2019 te Eygelshoven, opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, die geheel aan een ander, te weten [slachtoffer 3] en/of Heemwonen toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03/189737-19
t.a.v. feit 1 subsidiair:
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994
Parketnummer 03/155627-19
t.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis gekeken naar opgelegde straffen in soortgelijke zaken. Verder heeft hij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de documentatie van de verdachte en de nadelige gevolgen die dit soort feiten voor de slachtoffers met zich meebrengen. Ten voordele van de verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het positieve reclasseringsrapport over de verdachte en heeft hij de overschrijding van de redelijke termijn in alle drie de strafzaken verdisconteerd in de strafeis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit in de zaak met parketnummer 03/204325-19 en refereert hij zich ten aanzien van de strafmaat voor de overige feiten aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair heeft de raadsman, mocht de rechtbank ook tot een bewezenverklaring komen in de zaak met parketnummer 03/204325-19, een standpunt ingenomen over de strafmaat. De raadsman verzoekt in dit geval om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de periode van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel. Immers dient rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en moet acht worden geslagen op het positieve reclasseringsrapport dat over de verdachte is opgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zonder toestemming gebruik maken van een voertuig van een ander (joyriding) en de bedreiging van zijn ex-partner en de beschadiging van haar voordeur. Dit zijn vervelende strafbare feiten die nadelige gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers en betrokkenen. Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen, en tevens bijgedragen aan het ontstaan van beangstigende situaties. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2023, waaruit blijkt dat hij reeds eerder voor een vernieling is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het rapport van de reclassering van 6 maart 2023 en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden. Na een turbulent verleden is het de verdachte gelukt zijn leven beter op de rit te krijgen: hij heeft een eigen bedrijf, een vaste relatie en gebruikt fors minder verdovende middelen. Tevens is de verdachte voor een periode van ruim drie jaar niet in beeld geweest bij de justitiële autoriteiten.
De rechtbank heeft verder gekeken naar opgelegde straffen in soortgelijke zaken en geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten is overschreden met respectievelijk 4 en 5 jaar. Echter ziet de rechtbank, gelet op de beperkte bewezenverklaring en het gegeven dat de verdachte preventief gedetineerd is geweest, geen mogelijkheden om een andere strafmodaliteit op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De op te leggen straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, hetgeen vooral gelegen is in een andere bewezenverklaring maar ook in de hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding omtrent de bewezenverklaarde strafbare feiten.

7.Het beslag

In de strafzaak met parketnummer 03/204325-19 bevindt zich een beslaglijst met daarop een geldbedrag van € 70,- dat onder de verdachte in beslag is genomen. Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde, dient dit geldbedrag aan de verdachte te worden geretourneerd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
parketnummer 03/204325-19
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
parketnummer 03/189737-19
-verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
parketnummer 03/189737-19
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
parketnummer 03/155627-19
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 14 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
parketnummer 03/204325-19
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 70,- aan de verdachte.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2023.
BIJLAGE I: De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03/204325-19:
primair:
hij in de periode van 22 augustus 2019 tot en met 23 augustus 2019 in de gemeente Kerkrade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten familie van die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, en/of een
of meer van zijn mededader(s):
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam geslagen, en/of
- die [slachtoffer 1] naar een (afgesloten) kelder van een woning gelegen aan de [adres 3] gebracht, en/of
- de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 1] met tiewraps vastgemaakt, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen geslagen en/of geschopt tegen het hoofd, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1] vastgebonden op de grond lag, en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd dat "die [slachtoffer 1] niet meer levend weg zou komen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij zijn familie moest bellen voor het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 23 augustus 2019 in de gemeente Kerkrade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door:
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] naar een (afgesloten) kelder van een woning gelegen aan de [adres 3] te brengen en/of
- de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 1] met tiewraps vast te maken en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1] vastgebonden op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat "die [slachtoffer 1] niet meer levend weg zou komen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 03/155627-19
1.
hij, op of omstreeks 27 juni 2019 te Eygelshoven, gemeente Kerkrade,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen "kijk maar om de hoek. Ik sta buiten. Ik weet waar je bent. Ik steek je af, of je steekt jezelf af. Steek jezelf, steek jezelf" en/of - zakelijk weergegeven - dat [slachtoffer 3] blij mocht zijn dat ze niet thuis was (toen verdachte bij [slachtoffer 3] voor de deur stond) anders had hij haar kapot gemaakt, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 27 juni 2019, te Eygelshoven, gemeente Kerkrade,
opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] en/of Heemwonen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 03/189737-19
primair:
hij, op of omstreeks 28 september 2018 in de gemeente Kerkrade een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een niet aan hem, verdachte, in eigendom toebehorende autosleutel;
subsidiair:
hij, in de gemeente(n) Kerkrade en/of Schinnen en/of Heerlen, op of omstreeks 28 september 2018 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op een (of meer) weg(en), te weten de Lupinestraat en/of de Spiraestraat te Kerkrade en/of de Drossaertweide te Oirsbeek en/of de Kennedystraat te Hoensbroek, in elk geval op een (of meer) weg(en);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, basisteam Kerkrade, proces-verbaalnummer PL2300-2019127501, gesloten d.d. 20 augustus 2019 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 39.
2.Pagina 13 en 14.
3.Pagina 17.
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, basisteam Kerkrade, proces-verbaalnummer PL2300-2019101992, gesloten d.d. 5 juli 2019 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 59.
5.Pagina 5 en 6.
6.Pagina 10-13.
7.Pagina 5 en 6.