ECLI:NL:RBLIM:2023:2158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/03/302174 / FA RK 22-650
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van vaderschap op verzoek van bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van twee minderjarigen door de man. De moeder had eerder verzocht om de erkenning te vernietigen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het onvoldoende onderbouwd was tegenover de gemotiveerde betwisting van de man. De bijzondere curator, die de minderjarigen vertegenwoordigde, heeft echter een verzoek ingediend om de erkenning te vernietigen, waarbij hij stelde dat de man niet de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de moeder als de man consistent hebben verklaard dat de man niet de biologische vader is, en heeft geconcludeerd dat een DNA-onderzoek niet nodig is. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en de erkenning door de man vernietigd. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter M.E. Salemans-Wijnen, tevens kinderrechter, en is in overeenstemming met de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:205 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 20 januari 2023
Zaaknummer: C/03/302174 / FA RK 22-650
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven:
inzake het verzoek van de moeder
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. N. Soro, kantoorhoudend in Heerlen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de man] ,
verder te noemen: de man,
wonend in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. J.M.E. van den Heuvel, kantoorhoudend in Landgraaf,
en de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2018, verder te noemen: [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2019, verder te noemen: [minderjarige 2] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. J.L.M. Martens,
advocaat, kantoorhoudend in Heerlen,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
verder te noemen: de bijzondere curator;
inzake het verzoek van de bijzondere curator
[minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2018, en
[minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2019,
verzoekers, verder te noemen: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
in rechte vertegenwoordigd door mr. J.L.M. Martens,
advocaat, kantoorhoudend in Heerlen,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder] ,
verder te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. N. Soro, kantoorhoudend in Heerlen,
[de man] ,
verder te noemen: de man,
wonend in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. J.M.E. van den Heuvel, kantoorhoudend in Landgraaf.
Wederom gezien de stukken, waaronder de beschikking van deze rechtbank van 15 april 2022. Bij deze beschikking heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd ter zake het verzoek van de moeder tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de man.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 21 april 2022;
  • het verslag van de bijzondere curator van [geboortedatum 3] 2022;
  • de brief van de moeder van 23 juni 2022;
  • het F9-formulier van de man van 28 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling van 4 oktober 2022 waar zijn verschenen:
- de moeder en mr. Soro;
- de man en mr. Van den Heuvel;
- de bijzondere curator;
- het F4-formulier van de bijzondere curator van 1 november 2022;
- het F9-formulier van de moeder van 16 november 2022;
- het F9-formulier van de man van 22 november 2022;
- het verzoekschrift van de bijzondere curator, ingekomen op 6 december 2022;
- het F9-formulier van de man van 20 december 2022;
- het F9-formulier van de moeder van 2 januari 2023.

2.Het verweerschrift

De man heeft om afwijzing van het verzoek van de moeder verzocht en daartoe in zijn verweerschrift het volgende gesteld.
De man is niet de verwekker van de kinderen. De man wenst eveneens graag dat de door hem gedane erkenning zal worden vernietigd. De man betwist evenwel de door de moeder in haar verzoekschrift vermelde feiten en gronden. De man heeft de moeder niet bedreigd, onder druk gezet of mishandeld. Hij is zelf onder druk gezet om over te gaan tot erkenning en nu hij op dat moment een goede band met de kinderen had, heeft hij zich hierin laten meeslepen. Ook uit feit dat de kinderen op totaal verschillende data zijn erkend blijkt dat er geen sprake is van enige dwang of bedreiging. Het is grootmoeder die de regie heeft genomen bij het maken van de afspraken voor de erkenning. Het verzoek van de moeder tot vernietiging van de erkenning vanwege het feit dat deze tot stand zou zijn gekomen onder dwang dient te worden afgewezen. De man heeft de moeder niet gedwongen/bedreigd en de moeder onderbouwt dit ook op geen enkele wijze. Hoewel de man beseft dat kwesties rondom afstamming niet ter vrije keuze van partijen staan, is hij desalniettemin van mening dat het belang van de kinderen zal zijn gediend bij een vernietiging van de erkenning door de man. De man wenst dan ook uitdrukkelijk te verzoeken een bijzondere curator te benoemen om namens de kinderen een verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen. De man is van neming dat instandhouding van de erkenning bij de kinderen tot enorme verwarring ten aanzien van hun identiteit zal leiden. De man is niet de biologische vader, zij hebben geen contact meer met hun erkenner en dragen de achternaam van de moeder.

3.Het verslag van de bijzondere curator en de reacties van partijen

3.1.
De bijzondere curator heeft zich in zijn verslag van [geboortedatum 3] 2022 op het standpunt gesteld dat de moeder niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, althans dat dat verzoek dient te worden afgewezen, en dat voorts een bijzondere curator dient te worden benoemd met bepaling dat deze dient te onderzoeken of er grond is om vernietiging van de erkenning van de kinderen te verzoeken en indien deze grond er is of het in het belang van de kinderen is een verzoek tot vernietiging te doen en indien dat het geval is daartoe over te gaan.
De bijzondere curator heeft aangegeven dat de invloed waaronder de moeder toestemming heeft gegeven op 1 september 2020 (toen de man [minderjarige 1] heeft erkend) is opgehouden te werken en de moeder het verzoek op 21 februari 2021 heeft ingediend en daarmee later dan een jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken. Indien de rechtbank oordeelt dat het verzoek wel tijdig is ingediend dan is hem niet gebleken dat er sprake is geweest van bedreiging of dwaling of bedrog als gevolge waarvan de moeder toestemming voor erkenning heeft gegeven. Uit het gesprek met de man is veeleer de conclusie te trekken dat niet de man de moeder heeft bedreigd, maar andersom. De bijzondere curator meent dat uit het feit dat partijen samen met de kinderen naar het gemeentehuis zijn gegaan om eerst [minderjarige 2] en vijf maanden later [minderjarige 1] te doen erkennen door de man is af te leiden dat er van bedreiging tot het verlenen van toestemming tot erkenning geen sprake is geweest.
Partijen zijn het erover eens dat de man niet de biologische vader is maar [de vader] . [de vader] heeft nog steeds contact met de kinderen, terwijl de man sedert maart 2021 niet meer in hun leven is. De kinderen hebben van de man dan ook niets te verwachten. De bijzondere curator is van mening dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming zou moeten worden gebracht met de biologische werkelijkheid. Om daartoe de weg te openen zou de erkenning door de man moeten worden vernietigd.
3.2.
De moeder heeft in haar brief van 23 juni 2022 aangegeven het te betreuren dat de bijzondere curator de conclusie trekt dat er geen sprake is geweest van bedreiging tot het verlenen van toestemming tot erkenning. De moeder meent dat zij ontvankelijk is in haar verzoek. De dreiging is immers pas opgehouden te bestaan nadat de relatie tussen partijen is beëindigd en niet op de dag van/na de erkenning. Het verzoek is zodoende binnen de daartoe gestelde termijn ingediend. De moeder kan zich verder vinden in het feit dat de bijzondere curator van mening is dat de erkenning in het belang van de kinderen is. De moeder is verder van mening dat, ongeacht of de rechtbank de bijzondere curator daar expliciet opdracht toe heeft gegeven, de bijzondere curator uit eigen beweging namens de kinderen een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan indienen. De moeder acht om die reden de benoeming van een (andere) bijzondere curator niet noodzakelijk.
3.3.
De man heeft in zijn F9-formulier van 28 juni 2022 aangegeven dat hij ten stelligste betwist dat er sprake zou zijn geweest van enige bedreiging zijdens hem. De man onderschrijft het standpunt van de bijzondere curator dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming zou moeten zijn met de biologische werkelijkheid. De man is van mening dat het niet wenselijk is om een nieuwe bijzondere curator te benoemen om namens de kinderen een verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen. De man leest in de beschikking van 15 april 2022 de mogelijkheid voor de bijzondere curator om zelfstandig, indien hij zulks in het belang van de kinderen acht, een verzoek namens de kinderen te doen. De man zou dan ook graag zien dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning namens de kinderen wordt ingediend.

4.Het verhandelde ter zitting

Partijen en de bijzondere curator hebben ter zitting hun standpunten nog nader toegelicht. Op de door partijen over en weer betrokken stellingen en het standpunt van de bijzondere curator zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.

5.Het verzoek van de bijzondere curator en de reacties van partijen daarop

5.1.
Tijdens mondelinge behandeling heeft de rechtbank, omdat zij daartoe op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aanleiding zag, de bijzondere curator gevraagd of bij bereid is in het kader van zijn benoeming ex artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) namens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zelfstandig verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen. De bijzonder curator heeft zich daartoe bereid verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank de beslissing op het onderhavige verzoek aangehouden in afwachting van het door de bijzondere curator in te dienen verzoek.
5.2.
De bijzondere curator heeft bij verzoekschrift ingekomen op 6 december 2022 verzocht de erkenning van de kinderen door de man te vernietigen. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft hij verwezen naar zijn verslag van [geboortedatum 3] 2022. Verder heeft hij nog aangegeven dat partijen het eens zijn dat de man niet de biologische vader van de kinderen is.
5.3.
De man en de moeder hebben middels hun F9-formulieren van respectievelijk 20 december 2022 en 2 januari 2023 ingestemd met het verzoek van de bijzondere curator.

6.De verdere beoordeling

6.1.
De rechtbank zal zonder verdere mondelinge behandeling beslissen. De rechtbank acht zich op basis van alle stukken en gelet op de mondelinge behandeling op 4 november 2022 voldoende voorgelicht om weloverwogen te kunnen beslissen.
6.2.
Op grond van artikel 1:205 lid 1 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
6.3.
Het verzoek van de moeder tot vernietiging van de erkenning
De moeder heeft gesteld dat zij onder bedreiging van de man schriftelijk toestemming voor de erkenning heeft verleend. De man heeft dat gemotiveerd weersproken en de moeder heeft haar stelling niet onderbouwd. Ook is uit de stukken, onder meer de verklaringen van partijen ten overstaan van de bijzondere curator, niet gebleken dat de moeder door bedreiging bewogen is toestemming tot de erkenning te geven. Nu daarmee niet is voldaan aan de in artikel 1:205 lid1 onder c genoemde vereisten, dient het verzoek van de moeder te worden afgewezen. Aan een beoordeling of het verzoek binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend, wordt dan ook niet meer toegekomen.
6.4.
Het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning
6.4.1.
De bijzondere curator heeft namens de kinderen op grond van artikel 1:205 lid 1 sub a BW een verzoek tot vernietiging van de erkenning ingediend.
Een dergelijk verzoek moet op grond van het vierde lid van deze bepaling worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden worden ingediend. Het onderhavige verzoek is op tijd ingediend, zodat de rechtbank het verzoek nu inhoudelijk zal behandelen.
6.4.2.
Het geding spitst zich daarmee toe op de beantwoording van de vraag of in rechte met een voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank acht in dat kader onder meer van belang dat de moeder en de man in hun stukken, ten overstaan van de bijzondere curator en tijdens de mondelinge behandeling van 4 oktober 2022 beiden steeds eensluidend hebben verklaard dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gelet hierop en gelet op hetgeen verder uit de stukken en tijdens genoemde mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat in deze procedure met een voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en acht zij een DNA-onderzoek niet nodig. Daarmee is aan de wettelijke grond voor vernietiging van de erkenning voldaan, het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning zal daarom worden toegewezen.
6.4.3.
De aard van de zaak verzet zich ertegen dat de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
6.4.4.
De rechtbank zal dan ook bepalen dat de griffier op de voet van artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen in wiens registers de geboorteakten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich bevinden, dit met het oog op het bepaalde in artikel 1:20 lid 1 en onder a BW juncto artikel 1:20a lid 1 BW.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
vernietigt de erkenning door [de man] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 1990, gedaan op 1 september 2020 in Heerlen, van het kind [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2018;
7.2.
vernietigt de erkenning door [de man] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 1990, gedaan op 29 april 2020 te Heerlen, van het kind [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2019;
7.3.
bepaalt dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld een afschrift daarvan zal zenden een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen in wiens registers de geboorteakten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich bevinden, dit met het oog op het bepaalde in artikel 1:20 lid 1 en onder a BW juncto artikel 1:20a lid 1 BW.
7.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.M.L.C. Vos-Limpens, griffier op 20 januari 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.