ECLI:NL:RBLIM:2023:2150

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/03/307506 / HA ZA 22-326
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Natuurlijke verbintenis of rechtens afdwingbare verplichting? Uitleg van de overeenkomst tot schuldoverneming en niet van de oorspronkelijke overeenkomst.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Sint Joseph's Stichting en de Stichting Onderwijs Midden-Limburg (SOML) over de vraag of een Intentieverklaring uit 1983 een afdwingbare verbintenis inhoudt. Sint Joseph's vordert dat de rechtbank verklaart dat de Intentieverklaring een rechtens afdwingbare verplichting is, terwijl SOML betwist dat er sprake is van een afdwingbare verbintenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Intentieverklaring een natuurlijke verbintenis is, wat betekent dat deze niet juridisch afdwingbaar is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verplichting die SOML aan Sint Joseph's heeft, voortvloeit uit een natuurlijke verbintenis, en dat SOML een bedrag van € 651.512,- aan Sint Joseph's moet betalen. De rechtbank heeft de vordering van Sint Joseph's om de Intentieverklaring als afdwingbare verbintenis te verklaren afgewezen, maar heeft wel bevestigd dat SOML verplicht is om het bedrag aan Sint Joseph's te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/307506 / HA ZA 22-326
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
de stichting
SINT JOSEPH'S STICHTING,
gevestigd te Buchten,
eiseres,
advocaat mr. F.R. Hage te Sittard,
tegen
de stichting
STICHTING ONDERWIJS MIDDEN-LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.A. Berendsen te Heerlen.
Partijen zullen hierna Sint Joseph's en SOML genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1/11
  • de conclusie van antwoord met producties 1/13
  • productie 12/17 van Sint Joseph’s
  • de mondelinge behandeling van 7 maart 2023 waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtsvoorganger van Sint Joseph’s heeft in samenwerking met het Rijk opdracht gegeven om een nieuw schoolgebouw te bouwen. De rechtsvoorganger van Sint Joseph’s heeft rond 1970 1.067.517,- gulden (dat is omgerekend € 484.418,10) hieraan besteed ter bekostiging van niet-subsidiabele grond-, bouw- en inrichtingskosten. Met dit geld is het schoolgebouw aan de Geuljanslaan 16 te Roermond gerealiseerd. Het schoolgebouw is in gebruik genomen en nadat in 1975 formeel de Stichting Pedagogische Academie Roermond (verder te noemen: de PA Roermond) was opgericht, heeft de rechtsvoorganger van Sint Joseph’s alle activa en passiva aan de PA Roermond om niet in eigendom overgedragen, zonder iets terug te vragen voor het bedrag dat zij in de bekostiging van het schoolgebouw, de inrichting en het terrein had gestoken.
2.2.
De rechtsvoorganger van Sint Joseph’s was een vereniging. Deze vereniging is bij akte van 28 oktober 1981 (productie 1 dagvaarding) omgezet in de huidige stichting Sint Joseph’s. De doelstelling van Sint Joseph’s is het bevorderen van bijzonder lager onderwijs voor rooms-katholieken in het bisdom Roermond waarbij wordt getracht dit doel te bereiken door de oprichting en het beheer van een aantal kweekscholen waarin onderwijzers en onderwijzeressen worden opgeleid.
2.3.
Sint Joseph’s en de PA Roermond hebben in 1983 een schriftelijk stuk genaamd Intentieverklaring getekend. In deze Intentieverklaring (productie 2 dagvaarding) staat onder meer het volgende:
in aanmerking nemende:
(..)
- dat in de artikelen 101 en volgende van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (..) bepaald en geregeld is, dat indien gebouwen, terreinen of roerende goederen ten behoeve waarvan een vergoeding in de stichtings- of inrichtingskosten van Rijkswege is genoten,geheel of ten dele aan hun bestemming worden onttrokkenof met toestemming van Rijkswegeworden vervreemdanders dan bedoeld in artikel 98 lid 1 dezer wet, dan wel indien bekostiging van Rijkswege wordt beëindigd, alsdan door het bevoegd gezagaan het Rijkeen door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen te bepalen bedrag verschuldigd is, op de grondslag van de waarde van de gebouwen, terreinen of roerende zaken en de door het destijdse bevoegd gezag daarvoor ontvangenRijksvergoedingen en uit eigen middelen bestede gelden;
-
dat voorzover in de in de vorige alinea bedoelde omstandigheden als in enige andere omstandigheid aan de P.A. Roermond liquide middelen toekomen of per saldo toekomen na voldoening van het aan het Rijk als voormeld verschuldigde bedrag terzake van haar gebouwen, terreinen of roerende zaken, voorzover die bij hun totstandkoming geheel of ten dele mede gefinancierd zijn uit de in de aanhef dezer bedoelde eigen gelden, afkomstig uit het eigen vermogen van de stichting,het alsdan billijk voorkomtuit de alsdan aan de P.A. Roermond opgekomen liquiditeiten ten behoeve van de stichting een nader, in billijkheid te bepalen bedrag af te zonderen als een terugvergoeding van deze eerder ontvangen financiële hulp van de stichting;
VERKLAREN
hierbij over en weer zich moraliter te verplichten in de hiervoor aangegeven omstandigheden aan het vorenstaande in redelijkheid alsdan uitvoering te geven,
zulks onder gehoudenheid van de stichting het voor haar als voormeld, casu quo alsdan afgezonderde bedrag te besteden overeenkomstig de huidige doelstellingen van de stichting, zo mogelijk in de regio Roermond,
en voorts onder debepalingdat bij de vaststelling door de stichting van dit bedrag of een gedeelte daarvan, deze zoveel als redelijk is rekening zal houden met eventuele wensen ten deze van P.A. Roermond, respectievelijk de P.A. Roermond in liquidatie.”
2.4.
Bij akte van 31 januari 1983 (productie 3 dagvaarding) is het schoolgebouw met het terrein aan de Geuljanslaan 16 te Roermond door de PA Roermond in eigendom overgedragen aan de rechtsvoorganger van SOML. In de akte staat dat de PA Roermond en de rechtsvoorganger van SOML ermee bekend zijn dat
“de historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen”ten opzichte van Sint Joseph’s mee zijn overgegaan op de rechtsvoorganger van SOML.
2.5.
Bij brief van 13 juli 1984 (productie 4 dagvaarding) heeft de rechtsvoorganger van SOML aan Sint Joseph’s geschreven dat zij van de voorzitter van Sint Joseph’s het verzoek heeft gekregen een intentieverklaring af te geven betreffende de financiële bijdragen die de rechtsvoorganger van Sint Joseph’s rond 1970 heeft verstrekt ten behoeve van de bouw van de PA Roermond. De rechtsvoorganger van SOML wijst er in de brief in dat verband op dat daaraan aandacht is geschonken in de akte van overdracht en verwijst naar de bovengenoemde passage in de akte.
2.6.
Bij akte van overdracht van 22 december 1989 heeft de rechtsvoorganger van SOML het schoolgebouw met terrein om niet overgedragen aan de Stichting Katholieke Leergangen (productie 3 conclusie van antwoord). Hieraan ligt een overeenkomst ten grondslag, vastgelegd in een schriftelijk stuk genaamd Protocol (productie 4 conclusie van antwoord). In het Protocol staat het volgende:
“De overdracht behelst voorts de overdracht om niet van, behoudens het hierna bepaalde, onbelaste eigendom van alle grond en opstallen door partij 1 waarbij partij 2 alle rechten en verplichtingen zal overnemen behoudens eventuele verplichtingen die partij 1 terzake van grond en opstallen heeft aan de Sint Joseph’s Stichting ter bevordering van het katholieke basisonderwijs in het bisdom Roermond te Roermond of haar rechtsopvolgers.
Indien echter bedoelde opstallen door partij 2 aan het onderwijs worden onttrokken zal door partij 2 van de verkoopwaarde van de grond en de opstallen een gedeelte groot 1.067.517/4.751.708 van de verkoopwaarde aan partij 1 worden afgedragen. Ter verzekering van nakoming zal door partij 2 ten laste van het gebouw een inschrijving van een bedrag van f. 1.000.000,- in het hypotheekregister plaatsvinden.”
SOML heeft St. Joseph’s verzocht om de kosten van de vestiging van de hypotheek te betalen. In een brief van 5 december 1990 (productie 6) wijst de rechtsvoorganger van SOML op de passage in de akte van 31 juli 1984 dat mede zijn overgegaan de historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen ten opzichte van Sint Joseph’s.
2.7.
In de jaren ’90 is het schoolgebouw aan de Burgemeester Geuljanstraat met het bijbehorende terrein aan de onderwijsbestemming onttrokken. Het schoolgebouw is eerst gesloopt en op 15 mei 2020 heeft de Stichting Fontys (verder te noemen “Fontys”), rechtsopvolger van de Stichting Katholieke Leergangen, het terrein verkocht aan een projectontwikkelaar. Van de verkoopopbrengst heeft Fontys € 651.512,- overgemaakt naar SOML.
2.8.
Bij brief van 14 april 2021 (productie 8) heeft SOML dit aan Sint Joseph’s meegedeeld en ook dat dit bedrag overeenkomt met het bedrag van f. 1.067.517,- dat door de rechtsvoorganger van Sint Joseph’s destijds is geïnvesteerd. SOML stelt verder in de brief dat zij de morele verplichting niet betwist.
2.9.
SOML heeft voorgesteld het bedrag te willen besteden aan burgerschapsontwikkeling als eigentijdse invulling van de doelstelling van Sint Joseph’s, te weten het bevorderen van katholiek basisonderwijs. Sint Joseph’s heeft voorgesteld het bedrag te delen en haar deel te willen besteden aan de inburgering van missionarissen. SOML heeft dat voorstel afgewezen omdat het geld daarmee niet ten goede komt aan kinderen en niet eigentijds is. Partijen worden het ook daarna niet eens over de besteding van het geld. Sint Joseph’s gaat er dan toe over het afgifte van het bedrag te vorderen, waarop SOML meedeelt het bedrag te zullen besteden aan burgerschapsonderwijs.

3.Het geschil

3.1.
Sint Joseph's vordert samengevat – het volgende:
I. te verklaren voor recht dat de Intentieovereenkomst een gewone (afdwingbare) verbintenis is en subsidiair te verklaren voor recht dat de in de Intentieovereenkomst neergelegde verbintenis is omgezet in een gewone (afdwingbare) verbintenis;
II. te verklaren voor recht dat de op SOML rustende verbintenis inhoudt
(i) dat in de gevallen dat de voorheen aan de Stichting Pedagogische Academie Roermond in eigendom toebehorende registergoederen geheel of ten dele aan hun (onderwijs)bestemming worden onttrokken of vervreemd, alsdan door SOML aan Sint Joseph’s een bedrag is verschuldigd, voor zover in deze omstandigheden alsook in enige andere omstandigheid aan SOML liquide middelen toekomen of per saldo toekomen, voorzover die bij hun totstandkoming geheel of ten dele mede zijn gefinancierd uit de in de Intentieovereenkomst bedoelde eigen gelden, afkomstig uit het vermogen van Sint Joseph’s;
(ii) dat uit de alsdan aan SOML toekomende liquiditeiten ten behoeve van Sint Joseph’s een nader, in billijkheid te bepalen bedrag wordt afgezonderd als een terugvergoeding van de eerder ontvangen financiële hulp van Sint Joseph’s;
(iii) dat partijen over en weer verplicht zijn hieraan uitvoering te geven, zulks onder de gehoudenheid van Sint Jospeh’s om het voor haar afgezonderde bedrag te besteden overeenkomstig de in 1983 gestelde doelstellingen en/of de huidige doelstellingen van Sint Joseph’s, zo mogelijk in de regio Roermond, en voorts onder bepaling dat bij de vaststelling door Sint Joseph’s van de besteding van dit bedrag of een gedeelte daarvan zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van SOML;
(iv) dat het ten behoeve van Sint Joseph’s af te zonderen bedrag wordt bepaald op € 651.512,- althans op € 484.418,10 althans op een nader door de rechtbank in billijkheid of goede justitie te bepalen bedrag;
(v) dat Sint Joseph’s de besteding van het bedrag vaststelt, zulks met inachtneming van het onder (iii) bepaalde;
(vi) dat SOML niet voldoet aan de op haar rustende verbintenis door besteding van gelden aan burgerschapsonderwijs en/of burgerschapsontwikkeling;
(vii) althans te verklaren voor recht op een in goede justitie te bepalen wijze;
III. SOML te veroordelen in de proceskosten en de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
SOML voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wat partijen in deze zaak in de kern verdeeld houdt, is de vraag of de Intentieverklaring een natuurlijke verbintenis inhoudt of een rechtens afdwingbare verplichting en of SOML daaraan is gebonden.
Natuurlijke verbintenis of rechtens afdwingbare verbintenis?
4.2.
Volgens Sint Joseph’s bevat de Intentieverklaring een rechtens afdwingbare voorwaardelijke verbintenis. De verplichting die de Intentieverklaring voor de PA Roermond in het leven roept, is namelijk afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat het schoolgebouw met terrein in de toekomst aan de onderwijsbestemming zal worden onttrokken of vervreemd. Pas als die voorwaarde in vervulling gaat, moet - kort samengevat - uit de opbrengst geld door de PA Roermond aan Sint Joseph’s worden betaald. Daarmee is aan het kenmerk van een voorwaardelijke verbintenis voldaan, te weten dat de werking afhankelijk is van een toekomstige onzekere gebeurtenis
Uit de overdrachtsakte van 31 januari 1983 blijkt dat de rechtsvoorganger van SOML ermee bekend was dat de verplichtingen van de PA Roermond uit hoofde van de Intentieverklaring op haar zijn overgegaan. De rechtsvoorganger van SOML moet dus bekend zijn geweest met de inhoud van deze verplichtingen en de Intentieverklaring onder ogen hebben gehad. Met de overdrachtsakte is voldaan aan de voorwaarden voor contractsoverneming ex artikel 6:159 BW. Met de in de overdrachtsakte gebruikte term
“morele (niet afdwingbare) verplichtingen”heeft men het voorwaardelijk karakter van de verbintenis bedoeld omdat de verplichtingen nog niet opeisbaar waren. Dit alles aldus Sint Joseph’s.
4.3.
SOML voert als eerste het volgende verweer.
De Intentieverklaring is uit 1983 maar verder ongedateerd. Onduidelijk is of deze voor of na de akte van 31 januari 1983 is getekend. Als de Intentieverklaring pas na de akte is getekend, dan is de akte getekend terwijl het schoolgebouw en het terrein al in eigendom waren overgedragen aan de rechtsvoorganger van SOML. Omdat de Intentieverklaring geldt tussen Sint Joseph’s en de PA Roermond, maar het schoolgebouw en terrein in dat geval al geen eigendom meer waren van de PA Roermond, bindt de Intentieverklaring de rechtsvoorganger van SOML niet.
4.4.
Sint Joseph’s heeft hierop gereageerd door te stellen dat het concept voor de Intentieverklaring al bij brief van 8 juli 1982 is toegezonden (productie 14) en dat de PA Roermond er bij brief van 23 december 1982 mee in heeft gestemd (productie 15). Daardoor is de in de Intentieverklaring vervatte overeenkomst volgens Sint Joshep’s in feite al op 23 december 1982 tot stand gekomen. Ook wijst Sint Joseph’s erop dat uit de tekst van de Intentieverklaring zelf blijkt dat het schoolgebouw en het terrein nog in eigendom aan Sint Joseph’s toebehoorden. Hieruit volgt dat de eigendomsoverdracht door de PA Roermond aan de rechtsvoorganger van SOML nog niet had plaatsgevonden. De Intentieverklaring moet dus voor de akte van overdracht van 31 januari 1983 zijn getekend.
4.5.
Hierop heeft SOML niet onderbouwd gereageerd terwijl dat naar het oordeel van de rechtbank wel had gemoeten. De rechtbank vindt de stelling van SOML dat de intentieverklaring pas na de akte van eigendomsoverdracht is getekend dan ook onvoldoende onderbouwd. Dit verweer van SOML faalt.
4.6.
Voor het geval dat de akte van eigendomsoverdracht na de Intentieverklaring is getekend, waarvan de rechtbank uitgaat, heeft SOML het volgende verweer gevoerd.
In de akte van overdracht van 31 januari 1983 waarmee het schoolgebouw met het terrein door de PA Roermond wordt overgedragen aan de rechtsvoorganger van SOML staat dat beide partijen ermee bekend zijn dat de
“historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen”ten opzichte van Sint Joseph’s mee zijn overgegaan op de rechtsvoorganger van SOML. Hieruit blijkt dat het om een rechtens niet afdwingbare verplichting gaat. Ten tijde van het tekenen van zowel de Intentieverklaring als de akte was [naam] bestuurder van zowel de PA Roermond als van Sint Joseph’s. De Intentieverklaring werd dus ook door Sint Joseph’s als rechtens niet afdwingbaar gezien. Er is geen sprake van een voorwaardelijke verbintenis want dan was dat wel met zoveel woorden in de akte van eigendomsoverdracht vermeld.
4.7.
Dit verweer slaagt.
In feite kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden worden gelaten of de Intentieverklaring een natuurlijke verbintenis of een rechtens afdwingbare verplichting bevat. De Intentieverklaring is namelijk gesloten tussen Sint Joseph’s en de PA Roermond. SOML is niet de PA Roermond en ook niet haar rechtsopvolger onder algemene titel. Dat betekent dat Sint Joseph’s alleen iets te vorderen heeft van SOML als de verplichting die de PA Roermond uit hoofde van de Intentieverklaring heeft door middel van schuldoverneming is overgegaan op de rechtsvoorganger van SOML. Voor schuldoverneming is op grond van artikel 6:155 BW wilsovereenstemming tussen de schuldenaar (de PA Roermond) en de derde (de rechtsvoorganger van SOML) vereist. De schuldoverneming werkt alleen tegen de schuldeiser (Sint Joseph’s) als die toestemming ervoor heeft geven. In het geval van schuldoverneming is voor het bepalen van de omvang/inhoud van de schuld niet van belang wat de schuldeiser (hier Sint Joseph's) met de oorspronkelijk schuldenaar (hier de PA Roermond) daarover zijn overeengekomen (hier in de Intentieverklaring) maar wat de oorspronkelijk schuldenaar aan schuld heeft overgedragen aan de overnemende schuldenaar (hier de rechtsvoorganger van SOML) en waarvoor toestemming is verkregen van de schuldeiser. Die omvang/inhoud van de schuld is volgt uit de akte van eigendomsoverdracht van 31 januari 1983. Daaruit blijkt dat er alleen wilsovereenstemming tussen de PA Roermond en de rechtsvoorganger van SOML is om de
“historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen”over te nemen. Voor de overdracht van deze schuld heeft Sint Joseph’s toestemming gegeven. De rechtsvoorganger van SOML heeft dan ook alleen de
“historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen”overgenomen. Nu met zoveel woorden is vastgelegd dat het om niet afdwingbare verplichtingen gaat, zijn de in de Intentieverklaring opgenomen verplichtingen – hoe ze ook worden uitgelegd – alleen in de vorm van een natuurlijke verbintenis op de rechtsvoorganger van SOML en daarmee op SOML overgegaan.
4.8.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de verplichting die SOML aan Sint Joseph’s heeft een natuurlijke verbintenis is. De rechtbank zal de vordering I om te verklaren voor recht dat de intentieovereenkomst een gewone (afdwingbare) verbintenis is, afwijzen.
Omzetting van natuurlijke verbintenis in rechtens afdwingbare verplichting?
4.9.
Sint Joseph’s geeft als tweede grondslag voor haar vordering dat de natuurlijke verbintenis is omgezet in een rechtens wel afdwingbare overeenkomst door de hierboven onder 2.6. geciteerde bepaling in het Protocol. Deze bepaling moet volgens Sint Joseph’s worden gezien als een omzettingsverklaring.
4.10.
SOML stelt dat de bepaling in het Protocol de natuurlijke verbintenis niet juridisch afdwingbaar heeft gemaakt. Sint Jospeh’s was geen partij bij het Protocol. Dat waren de rechtsvoorganger van SOML en de Stichting Katholieke Leergangen. In artikel 6:5 lid 1 BW wordt bepaald dat een natuurlijke verbintenis wordt omgezet in een rechtens afdwingbare door een overeenkomst van de schuldenaar met de schuldeiser. Het Protocol is dan ook geen omzettingsovereenkomst, aldus SOML.
4.11.
Dit verweer slaagt.
Omdat het Protocol niet is aangegaan tussen Sint Joseph’s (de schuldeiser) en de rechtsvoorganger van SOML (de schuldenaar) is de natuurlijke verbintenis niet door de onder 2.6 geciteerde bepaling in het Protocol in een rechtens afdwingbare verplichting omgezet. Ook indien de bepaling in het Protocol in samenhang met de brief van 5 december 1990 van de rechtsvoorganger van SOML aan Sint Joseph’s wordt gelezen, kan dit niet als een omzettingsovereenkomst worden gezien. In de brief wordt namelijk gesteld dat
“historisch gegroeide morele (niet afdwingbare) verplichtingen”zijn overgegaan wat het tegenovergestelde is van dat er rechtens afdwingbare verplichtingen zijn overgegaan.
4.12.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de natuurlijke verbintenis niet rechtsgeldig is omgezet in een rechtens afdwingbare verplichting. De rechtbank zal de subsidiair onder I gevorderde verklaring voor recht dat de verbintenis is omgezet in een gewone (afdwingbare) verbintenis afwijzen.
Welk bedrag moet er in het kader van de natuurlijke verbintenis worden afgegeven?
4.13.
Ook als er geen omzetting is en enkel een natuurlijke verbintenis, heeft SOML volgens Sint Joseph's nog steeds de verplichting om € 651.512,- aan Sint Josep’s te betalen.
SOML betwist dit. Volgens SOML hoeft zij niets af te geven omdat er alleen een natuurlijke verbintenis bestaat. SOML stelt29 maart 2023 verder dat er nooit een bedrag is afgesproken. Als er al een bedrag moet worden afgedragen, dan is dat volgens SOML een bedrag van € 146.368,45. SOML komt aan dit bedrag op basis van het Protocol waarin staat dat 1.067.517/4.751.708 van de verkoopwaarde moet afgedragen en de verkoopwaarde bedraagt volgens SOML
€ 651.512,-.
4.14.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het Protocol vormt de overeenkomst die de titel is van de eigendomsoverdracht van het schoolgebouw en het bijbehorende terrein door de rechtsvoorganger van SOML aan de Stichting Katholieke Leergangen op 22 december 1989. In de geciteerde bepaling staat dat het schoolgebouw en het bijbehorende terrein om niet overgaat en dat de Stichting Katholieke Leergangen alle bijbehorende rechten en verplichtingen over neemt behalve die aan Sint Joseph’s. De rechtbank concludeert hieruit dat de verplichting uit hoofde van de natuurlijke verbintenis dus niet van de rechtsvoorganger van SOML op de Stichting Katholieke Leergangen is overgegaan, maar bij de rechtsvoorganger van SOML gebleven. Voor het geval dat de Stichting Katholieke Leergangen het schoolgebouw en het bijbehorende terrein aan het onderwijs onttrekt, is blijkens de geciteerde bepaling in het Protocol overeengekomen dat de Stichting Katholieke Leergangen een gedeelte van de verkoopwaarde aan de rechtsvoorganger van SOML zal afdragen. Dat gedeelte is 1.067.517 gedeeld door 4.751.708, dat is afgerond 22,47 procent van de verkoopwaarde. Bij brief van 14 april 2021 heeft SOML aan Sint Joseph’s meegedeeld dat Fontys, de rechtsopvolger van de Stichting Katholieke Leergangen, ter uitvoering van deze overeenkomst € 651.512,- aan SOML overgemaakt (productie 8 dagvaarding). Ook in de conclusie van antwoord stelt SOML dit in randnummer 32. De rechtbank maakt hieruit op dat het bedrag van € 651.512,- dus 22,47 procent is van de verkoopwaarde. Waarom SOML in de conclusie van antwoord randnummer 53 vervolgens stelt dat 22,47 procent van € 651.512 moet worden genomen, kan de rechtbank dan ook niet volgen. Dat Fontys het bedrag van € 651.512,- aan SOML heeft betaald zodat SOML daarmee aan haar natuurlijke verbintenis aan Sint Joseph’s kan voldoen, volgt uit het Protocol. Waarom een ander, lager bedrag door SOML aan Sint Joseph’s zou moeten worden betaald, heeft SOML naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het verweer dat de natuurlijke verbintenis verplicht tot betaling van een lager bedrag van € 652.512,- wordt dan ook verworpen. De natuurlijke verbintenis houdt naar het oordeel van de rechtbank dan ook in dat € 652.512,- moet worden betaald aan Sint Joseph’s.
Wat is het doel waaraan het bedrag moet worden besteed?
4.15.
Sint Joseph’s stelt dat SOML niet het recht heeft om de verplichting uit hoofde van de natuurlijke verbintenis in te kleuren omdat de verplichting niet rechtens afdwingbaar is. Sint Joseph’s hoeft alleen zoveel als redelijk is rekening te houden met de wensen van SOML en heeft de instemming van SOML niet nodig bij de besteding van het geld. De doelstelling waaraan SOML het geld wil besteden, burgerschapsontwikkeling, komt niet overeen met de doelstelling van Sint Joseph’s, het bevorderen van het lager onderwijs voor rooms-katholieken in het bisdom Roermond. Ter zitting heeft Sint Joseph’s nader toegelicht dat tegenwoordig geen catechese meer wordt gegeven op basisscholen. Catechese wordt buiten schooltijd door priesters gegeven. Omdat dit vaker priesters zijn die vanuit het buitenland naar Nederland worden gehaald, moeten deze priesters eerst worden ingeburgerd voordat ze daartoe in staat zijn. Dit zou daarom een besteding van het geld zijn overeenkomstig het doel van Sint Joseph’s. Het is echter alleen maar een voorbeeld van een goede besteding en een andere besteding overeenkomstig het doel behoort ook nog tot de mogelijkheden.
SOML voert het verweer dat in de gekozen besteding van het geld, te weten burgerschapsontwikkeling, christelijke waarden vervat zijn. Ter zitting heeft SOML nog nader toegelicht dat zij katholieke en openbare scholen onder haar beheer heeft en dat burgerschapsontwikkeling aan alle leerlingen ten goede komt.
De rechtbank verwerpt het verweer van SOML dat burgerschapsontwikkeling van leerlingen een besteding is overeenkomstig het doel van Sint Joseph’s als onvoldoende onderbouwd. Bij burgerschapsontwikkeling van leerlingen ontbreekt de specifiek katholieke signatuur die overeenkomt met het doel van Sint Joseph’s.
4.16.
De rechtbank zal vordering II in zijn geheel toewijzen in die zin dat het gaat om een natuurlijk verbintenis.
4.17.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in de zien dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.18.
Omdat een verklaring voor recht niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard, zal de rechtbank de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht
(i) dat de op SOML rustende verbintenis inhoudt dat in de gevallen dat de voorheen aan de Stichting Pedagogische Academie Roermond in eigendom toebehorende registergoederen geheel of ten dele aan hun (onderwijs)bestemming worden onttrokken of vervreemd, alsdan door SOML aan Sint Joseph’s een bedrag is verschuldigd, voor zover in deze omstandigheden alsook in enige andere omstandigheid aan SOML liquide middelen toekomen of per saldo toekomen, voorzover die bij hun totstandkoming geheel of ten dele mede zijn gefinancierd uit de in de Intentieovereenkomst bedoelde eigen gelden, afkomstig uit het vermogen van Sint Joseph’s;
(ii) dat uit de alsdan aan SOML toekomende liquiditeiten ten behoeve van Sint Joseph’s een nader, in billijkheid te bepalen, bedrag wordt afgezonderd als een terugvergoeding van de eerder ontvangen financiële hulp van Sint Joseph’s;
(iii) dat partijen over en weer verplicht zijn hieraan uitvoering te geven, zulks onder de gehoudenheid van Sint Jospeh’s om het voor haar afgezonderde bedrag te besteden overeenkomstig de in 1983 gestelde doelstellingen en/of de huidige doelstellingen van Sint Joseph’s, zo mogelijk in de regio Roermond, en voorts onder bepaling dat bij de vaststelling door Sint Joseph’s van de besteding van dit bedrag of een gedeelte daarvan zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van SOML;
(iv) dat het ten behoeve van Sint Joseph’s af te zonderen bedrag wordt bepaald op € 651.512,-;
(v) dat Sint Joseph’s de besteding van het bedrag vaststelt, zulks met inachtneming van het onder (iii) bepaalde;
(vi) dat SOML niet voldoet aan de op haar rustende verbintenis door besteding van gelden aan burgerschapsonderwijs en/of burgerschapsontwikkeling;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: AK