In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum 1] 2007, te beëindigen en om de vader het recht op omgang te ontzeggen. De moeder heeft aangevoerd dat de vader sinds oktober 2021 geen contact meer heeft gehad met de minderjarige en dat er geen communicatie meer is tussen de ouders. De vader heeft zijn rol als gezaghebbend ouder niet ingevuld, wat heeft geleid tot emotionele en praktische belemmeringen voor de moeder in de uitoefening van het gezag. De minderjarige heeft aangegeven zich onveilig te voelen bij de vader, die kampt met verslavingsproblematiek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de vader al geruime tijd geen contact heeft met de minderjarige en geen betrokkenheid toont. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet meer recht doet aan de feitelijke situatie en dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag aan de moeder alleen toe te kennen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen toegewezen, omdat omgang met de vader een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebrengt.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.