ECLI:NL:RBLIM:2023:2116

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/03/297593 / HA ZA 21-536
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht bij verzekeringsovereenkomst en aansprakelijkheid voor beroepsfouten

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen AM B.V. en meerdere gedaagden. AM B.V., een beveiligingsbedrijf, vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die als assurantietussenpersonen optraden, omdat zij een verzekering hadden geadviseerd die volgens AM niet voldeed aan de eisen voor bedrijfsaansprakelijkheid. AM stelde dat de door hen geadviseerde polis slechts een kantoordekking bood en dat zij hierdoor niet verzekerd was voor beroepsfouten, wat leidde tot schade na een claim van een klant. De rechtbank oordeelde dat AM niet voldoende had onderbouwd dat er een verzekering beschikbaar was die dekking bood voor beroepsfouten in de relevante periode van 2011 tot 2016. De rechtbank concludeerde dat het op de weg van AM lag om beter te onderbouwen waarom de gedaagden hun zorgplicht hadden geschonden. De rechtbank wees de vorderingen van AM af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagden, vastgesteld op € 7.740,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van assurantietussenpersonen en de noodzaak voor duidelijke communicatie over verzekeringsvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/297593 / HA ZA 21-536
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
AM B.V.,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: AM,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties van AM met 26 producties;
- de conclusie van antwoord met zes producties;
- producties 27 tot en met 31 van AM;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 oktober 2022;
- de spreekaantekeningen van partijen;
- het commentaar van partijen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AM exploiteert een beveiligingsbedrijf met particuliere alarmcentrale.
2.2.
De vennoten [gedaagde sub 2] (gedaagde onder 2) en [gedaagde sub 3] (gedaagde onder 3) hadden samen een assurantiekantoor in de vorm van een vof. De vof is per 31 december 2015 ontbonden. De vof heeft een deel van haar activiteiten (de backoffice) inmiddels ondergebracht bij SAA verzekeringen BV, verder SAA.
2.3.
AM moet als alarmmeldkamer onder meer voldoen aan de certificeringseisen voor alarmmeldkamers, geheten de “Regeling BORG Particuliere Alarmcentrale”, verder: de Borgregeling. Een van de voorwaarden voor de certificering is het afsluiten van een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering met een verzekerde som van minimaal € 450.000,00 per gebeurtenis.
2.4.
Op advies van [gedaagden] heeft AM een aansprakelijkheidsverzekering bij Nationale Nederlanden afgesloten. Blijkens het “Polisblad aansprakelijkheidsverzekering” van 1 januari 2012 en het “Aanhangsel Aansprakelijkheidsverzekering” van 1 januari 2015 bedroeg het verzekerde bedrag maximaal € 1.250.000 per aanspraak en de premie vanaf 1 januari 2015 € 100,57 per jaar, waarbij werd uitgegaan van een jaaromzet van AM van € 117.000,00 (zie de laatste twee bladzijdes van productie 6 bij dagvaarding). Op de polis staat dat de verzekeringsvoorwaarden “volgens polismantel 542-04” gelden en als “bijzondere voorwaarde" staat op het polisblad vermeld:
754 niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade in verband met fouten,
onvolkomenheden en/of gebreken in ontwerpen, tekeningen, berekeningen, adviezen,
begrotingen, onderzoek-, keurings- en/of inspectierapporten, certificaten,
metingen, presentaties, gebruiksaanwijzingen, vertalingen en/of uitgegeven media, zoals boeken, CD-ROM’s en DVD’s dan wel in het houden van toezicht en/of directievoering.
2.5.
AM is in november 2015 aansprakelijk gesteld door [naam 1] , een van haar klanten, omdat de cameracentralist van AM de diefstal van een forse hoeveelheid koper op het terrein van [naam 1] niet had opgemerkt. [naam 1] vorderde als schade de waarde van het gestolen koper. AM heeft deze claim doorgestuurd naar SAA voornoemd. SAA schrijft na terugkoppeling met de verzekeraar Nationale Nederlanden in haar brief van 10 december 2015 aan AM:
(…)
Polisdekking
Wij hebben AM BV verzekerd in de hoedanigheid van alarmmeldkamer. De premie is € 100,00 per jaar exclusief assurantiekosten. Op basis van de premie en voorwaarden kan gesteld worden dat er sprake is van een zogenaamde kantoordekking. Op de polis is dit ookgeregeld via de bijzondere voorwaarden 754. In deze voorwaarde is kort gezegd het beroepsrisico dat voortvloeit uit het uitoefenen van een alarmmeldkamer uitgesloten. Indien verzekerde – zoals nu – wordt aangesproken voor het feit dat hij de opdracht niet goed heeft uitgevoerd dan biedt de polis geen dekking. In dit artikel is dit mede beschreven door dat de aansprakelijkheid voor toezicht houden niet is gedekt.
Nu polisdekking ontbreekt zullen wij de schade niet verder behandelen. (…)
We spraken vervolgens met [gedaagde sub 3] die ons bevestigde dat “slechts” een kantoordekking werd verzekerd na overleg met u. (…).
2.6.
[naam 1] heeft een procedure tegen AM gevoerd ter verkrijging van schadevergoeding. Nadat deze rechtbank bij vonnis van 18 oktober 2017 de vordering had afgewezen heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij tussenarrest van 23 juni 2020 geoordeeld dat AM in ernstige mate tekort was geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de dienstverleningsovereenkomst. Vervolgens hebben partijen in die zaak een schikking getroffen. Blijkens het proces-verbaal van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 januari 2021 zijn partijen overeengekomen dat AM tegen finale kwijting aan [naam 1] een bedrag betaalt van € 79.000,00.
2.7.
AM had inmiddels Nationale Nederlanden op 25 november 2020 gedagvaard om verzekeringsdekking voor de door haar geleden schade af te dwingen. Deze procedure is op 25 juni 2021 met gesloten beuren doorgehaald. Thans vordert AM de door haar geleden schade van [gedaagden]

3.Het geschil

3.1.
AM vordert uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat gedaagden, althans [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] , zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun zorgplicht ter zake het aan AM in 2011 en 2012 gegeven assurantieadvies, dan wel uit dien hoofde onrechtmatig hebben gehandeld;
2. gedaagden hoofdelijk, althans één of meerdere van hen, te veroordelen tot betaling aan AM van € 137.422,96, te vermeerderen met de wettelijke rente, primair vanaf het moment dat NN dekking afwees op 10 december 2015, subsidiair vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eiseres van € 1.893,65 ten titel van buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
AM verwijt [gedaagden] dat de door haar geadviseerde polis, anders dan aan AM was voorgehouden dan wel anders dan zij vanwege de advisering door [gedaagden] mocht verwachten, beperkt was tot een zogenaamde “kantoordekking.” Hierdoor verleende NN geen dekking ter zake de claim waarvoor AM een beroep op de verzekering deed en heeft zij schade geleden. De verzekering voldeed daarnaast niet aan de destijds geldende verplichte Borgregeling.
3.3.
[gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van AM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van AM, met veroordeling van AM in de kosten van deze procedure. Zij betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. De geadviseerde verzekering voldeed aan de destijds geldende verplichte Borgregeling. Er is immers een Borgcertificaat verstrekt. Bovendien is tijdens het eerste gesprek op 5 oktober 2011 tussen [gedaagde sub 3] en de heer [naam directeur] (directeur van AM) tot uitdrukking gebracht dat AM in het kader van haar dienstverlening (algemene) voorwaarden zal hanteren, waarin de aansprakelijkheid van AM voor schade aan de zijde van opdrachtgevers wordt uitgesloten, behoudens opzet en grove schuld. Volgens [gedaagden] bestond er in 2011 en latere jaren geen verzekering die dekking bood voor schade van een opdrachtgever in het geval dat de opdrachtnemer tekortschiet in de uitvoering van de werkzaamheden. Dat betreft volgens haar het ondernemersrisico en zuivere vermogensschade waarvoor de AVB geen dekking biedt. Deze is uitgesloten bij de bijzondere voorwaarde 754. Dat is volgens [gedaagden] besproken tijdens het gesprek met AM op 13 oktober 2011. Op geen enkele wijze onderbouwt AM volgens [gedaagden] welke verzekering zij destijds zou hebben weten af te sluiten. Zij heeft dus geen schade geleden. Na 2015 is er wel een mogelijkheid gekomen om dit risico te verzekeren. SAA heeft daarvoor in 2017 ten behoeve van AM een offerte opgevraagd. De premie bedroeg echter 2.39% van de jaaromzet en de dekking voor schade ten gevolge van diefstal was beperkt tot € 25.000,00. AM heeft die verzekering daarom niet afgesloten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een assurantietussenpersoon is op grond van art. 7:401 BW tegenover zijn opdrachtgever verplicht om bij zijn werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot verwacht mag worden. De vraag is of [gedaagden] in deze zorgplicht tekort is geschoten.
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat AM zich tot [gedaagden] heeft gewend met het verzoek haar te adviseren over een adequate bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, waarbij de verzekeringseisen die gelden voor de benodigde certificering voor alarmcentrales aan de orde is gekomen.
4.3.
[gedaagden] erkent dat zij een verzekering met zogenaamde kantoordekking heeft geadviseerd. Deze aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) biedt dekking bij zaak- of personenschade Dat is een verzekering vergelijkbaar met een particuliere WA-verzekering. Die verzekering verzekert niet tegen fouten die de ondernemer maakt in de uitoefening van zijn beroep. Daarvoor dient een beroepsaansprakelijkheidsverzekering (BAV) te worden afgesloten die dekking biedt bij zuivere vermogensschade, dus wanneer iemand schade lijdt aan zijn financieel vermogen door advisering, handelen of
niet-handelen van een beroepsbeoefenaar. De vermogensschade is ook specifiek uitgesloten blijkens de op het polisblad opgenomen voorwaarde 754 waarin onder meer is opgenomen dat de aansprakelijkheid voor schade in verband met fouten dan wel in verband met het houden van toezicht niet gedekt is. AM heeft weliswaar gesteld dat zij in de veronderstelling was dat zij met deze verzekering voor beroepsfouten verzekerd was - volgens haar is de tekst van de voorwaarde niet duidelijk - maar de rechtbank acht niet aannemelijk dat een ondernemer denkt dat zij voor een premie van slechts € 100,57 per jaar verzekerd is voor (ook) beroepsfouten.
4.4.
De vraag die eerst moet worden beantwoord is of [gedaagden] AM had kunnen/moeten adviseren over de mogelijkheid zich tegen beroepsfouten te verzekeren. Ter beantwoording van die vraag is allereerst van belang om te weten of het in de periode 2011-2015 voor een ondernemer mogelijk was zich daartegen te verzekeren. AM stelt dat dit wel kon, maar [gedaagden] betwist dat. AM onderbouwt die stelling met het e-mailbericht van 14 oktober 2022 van de heer [naam 2] van KIWA aan mr. Beukers (productie 27 van AM). De rechtbank kan uit dit e-mailbericht echter niet opmaken dat verzekering tegen beroepsfouten voor een alarmmeldkamer destijds mogelijk was. In dit e-mailbericht beantwoordt de heer [naam 2] kennelijk een vraag van mr. Beukers, maar wat de vraag precies is, blijkt daaruit niet. Daarbij komt dat uit dat e-mailbericht niet (duidelijk) blijkt dat verzekering tegen beroepsfouten destijds mogelijk was noch onder welke voorwaarden. AM heeft op de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat zij nu wel een verzekering heeft die dekking biedt tegen het risico van beroepsfouten, maar zij heeft ter onderbouwing van die stelling geen polis overgelegd waaruit dat zou kunnen blijken. Overigens zegt het feit dat er nu dekking mogelijk is, nog niets over de mogelijkheden destijds. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat een verzekering die dekking biedt tegen het risico van beroepsfouten destijds mogelijk was zodat het ervoor moet worden gehouden dat een dergelijke verzekering destijds niet werd aangeboden, ook niet door andere verzekeraars. In het licht hiervan had het op de weg van AM gelegen om beter te onderbouwen waarom [gedaagden] haar zorgplicht heeft geschonden door een polis te adviseren die beperkt was tot een kantoordekking. Dit klemt temeer, nu uit voorwaarde 754 van het polisblad blijkt dat aansprakelijkheid voor schade in verband met fouten dan wel in het houden van toezicht niet gedekt is, met welke polis – inclusief genoemde voorwaarde – AM akkoord is gegaan middels ondertekening van het aanvraagformulier. Gelet hierop kan van een tekortschieten c.q. schending van de zorgplicht door AM geen sprake zijn.
4.5.
Maar zelfs als de rechtbank ervan uit zou gaan dat dit risico destijds wel verzekerbaar was en dat [gedaagden] AM ter zake onvolledig/onjuist heeft geadviseerd, dan nog kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade die AM heeft geleden het gevolg is van dit advies. Allereerst licht AM niet toe waarom zij destijds een verzekering voor beroepsfouten zou zijn aangegaan, ondanks het feit dat zij algemene voorwaarden hanteert waarin zij schade voor beroepsfouten uitsluit. Daarbij komt dat elke informatie over de voorwaarden waaronder zo’n verzekering mogelijk zou zijn geweest, waaronder het verzekerd bedrag en de verschuldigde premie, ontbreekt. AM laat de rechtbank hierover in het ongewisse. De rechtbank kan dus noch het causaal verband tussen de schade en het advies noch de hoogte van de schade vaststellen.
4.6.
De stelling van AM dat de polis niet voldeed aan de destijds geldende Borgregeling, terwijl aan haar wel een Borgcertificaat is toegekend, heeft zij evenmin nader toegelicht. AM heeft niet gesteld aan welke bepaling in die regeling zij niet zou hebben voldaan, meer in het bijzonder waaruit zou moeten blijken dat AM ook verplicht was zich tegen beroepsfouten te verzekeren.
4.7.
De rechtbank wijst de vordering dan ook af.
4.8.
AM is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
3.540,00
(2,00 punten × € 1.770,00)
Totaal
7.740,00
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van AM af,
5.2.
veroordeelt AM in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 7.740,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt AM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als AM niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op
8 maart 2023.
TN