Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 15 december 2021,
- de akte na tussenvonnis in conventie en in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 19 januari 2022,
- de antwoordakte van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 23 februari 2022.
2.De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
“In eerste termijn”). Vervolgens hebben [naam directeur] en de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in tweede termijn de gelegenheid gekregen hun standpunten (verder) uiteen te zetten. De rechtbank verwijst wederom naar het proces-verbaal (pag.’s 3, 4 en 5,
“In tweede termijn”). Voor zover [naam directeur] nog een – hoogst ongebruikelijke – derde termijn had willen hebben om zaken toe te lichten, kennelijk om terug te komen op het afzien van de eerste termijn door de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en dit te repareren, was dit een gepasseerd station:
litis finiri oportet.Daarbij komt dat partijen na de zitting de gelegenheid hebben gekregen om bij brief te reageren op eventuele lacunes en onjuistheden in het proces-verbaal. Van die gelegenheid heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gebruik gemaakt bij schrijven van 22 juni 2021, welke brief gelet op hetgeen de rechtbank hierover ter zitting heeft gezegd en gezien de opsomming in het tussenvonnis in rechtsoverweging 1.1 onder het verloop van de procedure
(“de brief van 22 juni 2021 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ”), deel uitmaakt van het procesdossier en derhalve is (en wordt) meegenomen in de beoordeling van het tussen partijen gerezen geschil.
“3.7 t/m 3.10”(bedoeld is 4.7 tot en met 4.10),
“die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien (…)”, aldus artikel 7:764 lid 2 BW. In het licht hiervan stelt de rechtbank de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] opgeleverde besparingen in redelijkheid vast op:
3.De beslissing
- de wettelijke handelsrente vanaf 14 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede met
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.307,68;