ECLI:NL:RBLIM:2023:2045

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
03/720987-18 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, witwassen en wapenbezit met ontnemingsvordering

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die onder andere is veroordeeld voor het verkopen en verstrekken van harddrugs, het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, en het witwassen van een bedrag van € 54.326,-. De verdachte is daarnaast veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en patronen van categorie 3 WWM, en voor het beledigen van twee verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van in totaal 19 maanden, waarvan 15 maanden voor de drugshandel en 4 maanden voor de belediging van de verbalisanten. Tevens is er een ontnemingsvordering gedaan voor een bedrag van € 66.249,-, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel wordt beschouwd.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2023, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft een vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 13.667,-. De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering afgewezen moet worden, omdat er sprake zou zijn van dubbeltelling met een andere ontnemingsvordering. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie niet-ontvankelijk is, omdat het beginsel nemo debet bis vexari pro una et eadem causa van toepassing is. Dit betekent dat iemand niet tweemaal voor dezelfde zaak in rechte kan worden betrokken.

De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, waarmee de uitspraak op 22 maart 2023 is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/720987-18 OWV
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2023 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2023. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummers 03/720987-18 en 03.866020.20.
Op 22 maart 2023 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op
€ 13.667,-.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor [verdachte] is veroordeeld dan wel door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten. Er zouden voldoende aanwijzingen bestaan dat deze andere feiten door [verdachte] zijn begaan.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op de terechtzitting van 8 maart 2023 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar vordering om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op het bedrag van € 13.667,-, en geconcludeerd tot nihilstelling van de betalingsverplichting in verband met een overlap met de ontnemingsvordering die onder parketnummer 03.866020.20 was ingediend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor de handel in verdovende middelen, ten laste gelegd onder feit 4 van parketnummer 03/720987-18.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet beide ontnemingsvorderingen kunnen worden toegewezen. Het (uitgegeven) bedrag van € 54.626,- zou immers afkomstig zijn van de opbrengst van de strafbare feiten in de periode 2016 – 2018. Het bedrag van € 13.667,- is eveneens een concrete berekening van opbrengsten uit strafbare feiten in diezelfde periode. Bij toekenning van beide vorderingen is aldus sprake van een dubbeltelling. Meer subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van het bedrag nu hij aanvoert dat wat de anonieme getuige zegt van verdachte gekocht te hebben, niet kan worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, nu de verdediging die getuige niet heeft kunnen horen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 22 maart 2023 in de strafzaak met parketnummers 03/720987-18 en 03/866020-20 is [verdachte] onder meer veroordeeld wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de periode van 11 juni 2017 tot en met 11 juni 2018, en het witwassen van € 54.326,-, gepleegd in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 juni 2018.
De officier van justitie heeft onder parketnummer 03/720987-18 de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
De toets die de rechtbank in de beoordeling van de vordering onder dit parketnummer moet aanleggen, is derhalve identiek aan die, welke in de ontnemingszaak die is aangebracht onder parketnummer 03/866020-20 is aangelegd.
De rechtbank heeft in de beoordeling van de vordering onder parketnummer 03/866020-20 feit 4 ten laste gelegd onder 03/720987-18 reeds betrokken. In die beoordeling gebruikte kasopstelling zijn immers tevens de (onverklaarde) inkomsten uit de onder dit feit bewezen verklaarde handel meegenomen. Aldus betreft de overlap die de officier van justitie benoemt niet alleen de betalingsverplichting, maar ook de vaststelling van het bedrag, waarop het uit de handel in cocaïne wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat.
Het is een algemeen erkend rechtsbeginsel, ook in het strafrecht, dat iemand niet tweemaal voor dezelfde zaak in rechte kan worden betrokken (
nemo debet bis vexari pro una et eadem causa). Toepassing van dit beginsel brengt de rechtbank tot het oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers en J.G.A.M. Spijkers, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2023.
Buiten staat
Mr. K.G. Witteman is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.