ECLI:NL:RBLIM:2023:2044

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
03/720987-18 en 03/866020-20 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop, verstrekking en bezit van harddrugs, witwassen en wapenbezit

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende strafbare feiten, waaronder de verkoop en verstrekking van harddrugs, het bezit van hard- en softdrugs, witwassen van een bedrag van € 54.326,- en het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en patronen van categorie 3 WWM. De verdachte is op 11 juni 2018 aangehouden in een woning waar hij samen met medeverdachten aanwezig was. Tijdens de doorzoeking zijn diverse verdovende middelen, een vuurwapen en contant geld aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 66.249,- opgelegd. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling van de zaak op 8 maart 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/720987-18 en 03/866020-20 (ttz. gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , Marokko, op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zaak wordt tegelijkertijd maar – om systeemtechnische redenen – niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen de verdachte met de (gevoegde) parketnummers 03/140320-20 en 03/107207-21.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 03/720987-18, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen opzettelijk 40,3 gram heroïne en/of 173,6 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:al dan niet samen met anderen opzettelijk 97,6 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad;
feit 4:al dan niet samen met anderen cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, althans aanwezig heeft gehad;
feit 5:al dan niet samen met anderen 28,3 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 03/866020-20, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen een wapen en patronen van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 2:€ 54.626,- heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling was dat het geen echte verdovende middelen waren die hij op 11 juni 2018 naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] had meegenomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich in de zaak met parketnummer 03/720987-18 ten aanzien van het eerste en vijfde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het tweede feit heeft de verdediging aangevoerd dat bij gebreke van een NFI rapport niet kan worden vastgesteld dat het ging om een middel van lijst II (hasjiesj), zodat hiervan vrijspraak moet volgen.
Ook van feit 4 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu de verdenking lijkt te zijn gestoeld op getuigenverklaringen en berichten uit de in de woning van de medeverdachte aangetroffen Nokia telefoon. Op grond van het dossier kan niet worden geconcludeerd dat deze telefoon aan de verdachte toebehoorde. De met de vermeende kopers gehouden fotoconfrontatie heeft slechts geringe bewijskracht, nu de waarborgen ten onrechte niet in acht zijn genomen. Ten onrechte is gekozen voor een enkelvoudige fotoconfrontatie waar dit een meervoudige fotoconfrontatie had moeten zijn. Subsidiair bepleit de verdediging een bewezenverklaring voor slechts een korte periode, te weten van 30 mei 2018 tot en met 1 juni 2018.
In de zaak met parketnummer 03/866020-20 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat € 300,- die ziet op de betaling van een geldboete niet kan worden meegenomen, omdat hiervoor een onderbouwing ontbreekt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Zaak 03/720987-18, feiten 1, 2, 5 en zaak 03/866020-20, feit 1
Aanleiding
Bij het afluisteren van de telefoon die aan de verdachte werd toegeschreven, werd gehoord dat -kennelijk- verdachte doende was met het regelen van mensen voor opnames van de [streaming-service] -documentaire [naam documentaire] . In deze documentaire-serie komen drugsdealers, politie en kopers van verdovende middelen aan het woord. Deze opnames zouden, zo had de verdachte geregeld, plaatsvinden op 11 juni 2018 in het appartement van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres 2] in Beek.
Aantreffen verdachten
Naar aanleiding van deze informatie werd op 11 juni 2018 door het arrestatieteam binnengetreden in de woning aan de [adres 2] in Beek. Daar werden de verdachte, alsmede medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen. De verdachte en [medeverdachte 2] zaten op één bank en [medeverdachte 1] op een andere bank. Op de salontafel voor hen lag een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een wit poederachtig blok met een opdruk van een hakenkruis.
Aan de overkant van de tafel stond een camera opgesteld op een statief. Bij de camera zaten een man en vrouw, naar later bleek medewerkers van [streaming-service] . [2]
Bij de doorzoeking van de woning werden verder nog de volgende goederen aangetroffen:
- onder een kussen op de zitbank: een witte Nokia telefoon,
- op de grond naast de salontafel: een plastic zak van Etos met daarin op heroïne en hasjiesj gelijkende stof. [3]
De witte brokken met het hakenkruis, de op heroïne en hasjiesj gelijkende stof [4] en het wapen inclusief de patronen die het bleek te bevatten [5] werden in beslag genomen.
Van de witte brokken met het hakenkruis van in totaal 173,6 gram, en van het brok uit de plastic zak van Etos van 40,3 gram, werden monsters genomen.
De op hasjiesj gelijkende stof in de Etos zak bleek na weging 97,6 gram te zijn. De verbalisant herkende deze stof ambtshalve aan de kleur, geur en verschijningsvorm als hasjiesj. [6]
De brokken met het hakenkruis bleken cocaïne te bevatten. [7] Het brok uit de Etos zak bleek heroïne te bevatten. [8]
Het wapen bleek na onderzoek een semiautomatisch gaspistool te zijn van het merk Bruni, model GAP, kaliber 9 mm PAK en betrof een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, sub 1 van de Wet wapens en munitie (WWM). De munitie bleek vier knalpatronen, van kaliber 9mm P.A.Knall en twee pepergaspatronen, kaliber 9 mm PAPV (Pfeffer Verteidigung) te zijn. Alle patronen betroffen munitie als bedoeld in art 2, lid 2, categorie III WWM. [9]
In de fouillering van de verdachte werd € 740,- aangetroffen en in beslag genomen [10] .
Op 11 juni 2018 werd tevens de woning van de vriendin van de verdachte in Maastricht binnengetreden en doorzocht. Hier werd bovenop een kledingkast in de slaapkamer een doorzichtig zakje met seals aangetroffen. [11] Dit bleken 42 sealtjes te zijn met een gezamenlijk brutogewicht van 28,3 gram. [12] Van de inhoud van deze sealtjes werden monsters genomen. [13] Deze bleken cocaïne te bevatten. [14]
De verdachte heeft over deze omstandigheden bij de politie het volgende verklaard.
Ik heb [medeverdachte 1] benaderd om te zeggen dat we bij hem thuis zouden gaan filmen. Ik heb hem uitgelegd dat die opnames met nepdrugs en een nepwapen zouden zijn. Het brok met het hakenkruis erop heb ik van een kennis gekregen. De rode bigshopper is van mij. Daarin heb ik alle spullen mee naar binnen genomen. Dat spul (foto 4, pagina 627) heb ik ook binnengebracht. [15]
Ik ben de eigenaar van de 42 sealtjes boven op de kast. Hierin zat cocaïne en deze waren voor mijn eigen gebruik. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft over het gebeuren bij de politie het volgende verklaard.
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) vroeg of ik mee naar boven wilde komen voor de opnames. Ik zou daar € 500,- voor krijgen. [verdachte] vroeg aan mij om iets dat in een plastic zak zat schoon te maken. Dit bleek een wapen te zijn. Tijdens het filmen vertelde [verdachte] dat hij het logo met het hakenkruis zo had laten maken of persen. [17]
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het de verdachte is geweest die het wapen, de verdovende middelen en andere attributen de woning van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft binnengebracht, waar deze werden aangetroffen. Derhalve had de verdachte de wetenschap van, en de beschikkingsmacht over deze verdovende middelen en dit wapen, zodat hij deze opzettelijk aanwezig respectievelijk voorhanden heeft gehad. Ook de heroïne en de hasjiesj in de Etos tas heeft hij opzettelijk aanwezig gehad.
Niet kan worden vastgesteld dat de medeverdachten op de hoogte waren van de heroïne en de hasjiesj, nu deze niet open en bloot in de woonkamer lagen, zodat de verdachte van het medeplegen hiervan zal worden vrijgesproken.
Het verweer van de raadsman dat bij gebrek aan een rapport van het NFI niet vast is komen te staan dat het hasjiesj betreft, verwerpt de rechtbank. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen op pagina 446 van het dossier, inhoudende de verklaring van de verbalisant dat hij de stof ambtshalve aan de kleur, geur en verschijningsvorm herkende als hasjiesj, is volgens bestendige rechtspraak voor de vaststelling dat het hasjiesj betrof voldoende.
De verdachte heeft bekend dat de sealtjes met cocaïne, aangetroffen in de woning van zijn vriendin, van hem waren, dat hij wist dat dit cocaïne was en dat dit voor zijn eigen gebruik was. Zijn vriendin wist hier niets van. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen en acht de verdachte dan ook verantwoordelijk voor de hoeveelheid van de in deze sealtjes aangetroffen cocaïne, zijnde 28,3 gram. Van het in dit feit ten laste gelegde medeplegen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Zaak 03/720987-18, feit 4: handel in cocaïne
De witte Nokia telefoon die op de bank lag, werd onderzocht. Hierin zat een Vodafone simkaart met telefoonnummer [nummer 1] . In deze telefoon stonden 195 berichten. Veel van deze berichten hadden kennelijk betrekking op de verkoop van verdovende middelen. Aan de hand van deze berichten werden mogelijke drugskopers via de telefoonnummers achterhaald en gehoord. [18]
[getuige 1] heeft op 18 juni 2018 als getuige verklaard dat zij sinds een jaar cocaïne bij haar dealer bestelde en hem € 25,- betaalde voor een halve gram. Hij reed in een zwarte of grijze auto. Ze spraken dan af bij station Bunde. Aan haar werd een fotoblad getoond met foto’s van drie personen, waarbij zij verklaart dat zij denkt dat het persoon 2 was die haar steeds de cocaïne verkocht. [19]
Op het fotoblad is de verdachte de persoon op foto nummer 2. [20]
[getuige 2] heeft op 19 juni 2018 als getuige verklaard dat hij in het verleden cocaïne gebruikte en kocht bij iemand die hij ‘ [naam 1] ’ noemde. Meestal spraken ze af bij de USA of bij de ABN AMRO bank op het Ceramique. Hij heeft de afgelopen drie jaar alleen bij hem gekocht, tientallen keren. De dealer kwam in een zwarte Kia met Nederlands kenteken. Meestal gebruikte hij een halve of een hele gram per dag en dan meerdere keren per week, soms wel vijf tot zes dagen per week. Het telefoonnummer van de dealer betrof [nummer 1] . De dealer kwam altijd zelf. Aan de getuige worden drie foto’s getoond. De getuige herkent voor 100% de persoon op foto nummer 2 als zijnde zijn dealer. [21] Later bleek dat het telefoonnummer waarmee [getuige 2] contact had gehad, het nummer [nummer 1] betrof. [22]
Op het fotoblad is de verdachte de persoon op foto nummer 2. [23]
[getuige 3] heeft op 20 juni 2018 als getuige verklaard dat hij sinds twee jaar cocaïne koopt bij zijn dealer, die hij kent als ‘ [naam 2] ’. Deze dealer heeft het telefoonnummer [nummer 1] . Soms koopt hij één keer per week, soms meerdere keren per week, maar gemiddeld één keer per week. Aan de getuige worden een aantal foto’s getoond. De getuige herkent de persoon op foto 2 als de man die hij [naam 2] noemt. [24]
Op het fotoblad is de verdachte de persoon op foto nummer 2. [25]
Tevens is op 6 juli 2018 een getuige onder nummer gehoord. Deze getuige heeft verklaard dat hij of zij sinds een jaartje cocaïne bij de dealer koopt, meestal 0,4 gram, soms om de week of om de drie weken. Hij of zij noemt de dealer ‘ [naam 3] ’. Hij reed in verschillende auto’s. De laatste keren kwam hij in een zwarte Kia. Aan de getuige wordt een fotoblad getoond met vier foto’s. De getuige herkent de personen op foto 1 en 3. De getuige verklaart dat volgens hem de persoon op foto 1 de persoon is die zich [naam 3] noemt.
Opmerking verbalisant: de persoon op foto 1 betreft [verdachte] .
De persoon op foto 3 kwam ook wel eens af en toe. Getuige belde dan naar [naam 3] , de man van foto 1, en dan kwam de man van foto 3 afleveren.
Opmerking verbalisant: de persoon op foto 3 betreft [medeverdachte 1] . [26]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de periode van 4 juni 2018 tot 22 juni 2018 een zwarte Kia Rio met kenteken [kenteken] had gehuurd. [27] [28]
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte in de periode van 11 juni 2017 tot en met 11 juni 2018 opzettelijk cocaïne heeft verkocht aan meerdere gebruikers. Zij herkennen hem niet alleen op de aan hen getoonde foto’s, maar noemen tevens het telefoonnummer dat behoort bij de witte Nokia telefoon die werd aangetroffen op de bank in de woning van de medeverdachte [medeverdachte 1] waar de verdachte werd aangehouden, en twee van de gebruikers verklaren over een zwarte Kia waarmee de dealer de verdovende middelen kwam afleveren.
Zaak 03/866020-20, feit 2: witwassen
Uit de belastinggegevens blijkt dat de verdachte sinds 2015 geen bij de Belastingdienst bekende inkomsten heeft. Sinds 2015 heeft hij ook geen belastingaangifte ingediend. De verdachte is in zijn verhoren gevraagd naar zijn financiën, maar hij heeft hierover niet willen verklaren. Hij beschikt over twee bankrekeningen bij de ING-bank.
In 2016 hebben er contante stortingen op beide bankrekeningen van de verdachte plaatsgevonden ter hoogte van € 8.370,- en contante opnames in dat zelfde jaar ter hoogte van € 3.010,- zodat beschikbaar was voor gebruiksgoederen: € 5.360,-. In de fouillering van de verdachte is een bedrag van € 740,- aangetroffen.
De minimale huishoudelijke kosten zijn berekend over de periode van 2016, 2017 en 2018 (januari tot en met mei). Deze kosten bedroegen in totaal € 5.965,-.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte in de periode 17 mei 2017 tot en met 15 september 2017 een motorfiets van het merk Harley-Davidson op naam van zijn ex-vrouw heeft laten zetten. Hij heeft deze motorfiets gekocht voor een bedrag van € 23.500,- en dit bedrag contant betaald. Tevens heeft hij motoronderdelen hiervoor aangeschaft voor € 6.185,-. Deze motorfiets heeft hij verkocht voor een bedrag van € 20.500,-. Vervolgens heeft hij weer een andere motorfiets gekocht met een aanbetaling van € 19.000,-. Het totaal uitgegeven contante bedrag voor deze motorfietsen betreft daarmee € 28.185,-.
De verdachte heeft ook contante huurbetalingen gedaan in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 juni 2018. Dit betrof in totaal een bedrag van € 9.250,-.
Uit de getuigenverklaringen van de kopers van de verdovende middelen blijkt dat zij gedurende een zeer lange tijd cocaïne kochten bij de verdachte. De verdachte is naar de inkoopprijs van deze cocaïne gevraagd, maar daar heeft hij geen antwoord op gegeven. Dientengevolge wordt gerekend met standaardbedragen afkomstig van de Afdeling Specialistische Ondersteuning van de Landelijke Recherche. Rekening houdend met een gemiddelde kwaliteit cocaïne bedroeg de inkoop van de cocaïne voor de verdachte
€ 11.183,-. Dit resulteert in de navolgende eenvoudige kasopstelling.
Eenvoudige kasopstelling:
Beginsaldo op 1 januari 2015: € 0,00.
Contante opnames: € 3.010,-
Contante stortingen: - € 8.370,-
Eindsaldo kas op 11 juni 2018: € 0,00
Beschikbaar voor verbruiksgoederen: - € 5.360,-.
Nibud contant: € 5.965,-
Contante uitgaven voertuigen: € 28.185,-
Contante huuruitgaven: € 9.250,-
Contante inkoop verdovende middelen aangetroffen op 11 juni 2018: € 5.566,-
Totale contante uitgaven: € 48.966,-.
Het beschikbare contante geld (- € 6.100,-) minus de bekende contante uitgaven (€ 60.149,-) resulteert in een bedrag van (- € 5.360,- - € 48.966,- =)
- € 54.326,-
In de berekening van de rechtbank zijn de in het rapport opgenomen € 300 die betrekking hebben op een boete die door de verdachte zou zijn betaald, buiten beschouwing gelaten. De raadsman heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat deze post in het rapport onvoldoende is onderbouwd.
Er is aldus een tekort ontstaan in de kasopstelling van € 54.326,-. [29]
Bewijsoverweging
Uit voorgaande blijkt dat de herkomst van het contante geld niet kan worden verklaard met de legale contante inkomsten. De rechtbank is van oordeel dat, gelet het vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geldbedrag. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken te zijn. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte niet gegeven. Ook op een andere wijze is een legale herkomst van deze uitgaven niet aannemelijk gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat de in de hiervoor genoemde eenvoudige kasopstelling opgenomen contante uitgaven onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit ook wist. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2015 tot en met 11 juni 2018 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van contante geldbedragen met een totale waarde van € 54.326,- en daar een gewoonte van heeft gemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/720987-18:
feit 1
op 11 juni 2018 in de gemeente Beek opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 40,3 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en
- 173,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 11 juni 2018 in de gemeente Beek opzettelijk aanwezig heeft gehad 97,6 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
in de periode van 11 juni 2017 tot en met 11 juni 2018 in de gemeente Beek en in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 5
op 11 juni 2018 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad 28,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met parketnummer 03/866020-20:
feit 1
op 11 juni 2018 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen in de vorm van een (gas)pistool van het merk Bruni, model GAP, kaliber 9 mm PAK en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 4 knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.Knall en
- 2 pepergaspatronen, kaliber 9mm PAPV (Pfeffer Verteidigung),
voorhanden heeft gehad;
feit 2
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 juni 2018 in de gemeente Maastricht,
(telkens) contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 54.326 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/720987-18
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
03/866020-20
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 16 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het gegeven dat de verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, en met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een jaar gehandeld in harddrugs, heeft gedurende drie jaren grote sommen geld witgewassen en heeft verdovende middelen, alsmede een vuurwapen, voorhanden gehad.
De hoeveelheid van in totaal ruim 200 gram harddrugs en softdrugs die verdachte voorhanden had, vertegenwoordigt een aanzienlijke straatwaarde. Het behoeft geen betoog dat met name harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengen voor de gebruikers en zorgen voor overlast in de samenleving. De handel in verdovende middelen gaat bovendien gepaard met grote zwarte geldstromen die de legale economie ondermijnen. Naast de verdovende middelen had de verdachte ook een semiautomatisch gaspistool voorhanden. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen, en tast het gevoel van veiligheid in de maatschappij aan. Met name de combinatie van de verdovende middelen en het vuurwapen met munitie baart de rechtbank ernstige zorgen.
Tevens heeft hij zich niet alleen zelf schuldig gemaakt aan deze strafbare feiten; hij heeft ook zijn vriendin, zijn ex-vrouw en twee van zijn vrienden/kennisen bij zijn criminele activiteiten betrokken.
Houding verdachte
De verdachte heeft, zo volgt uit de gegevens van de Belastingdienst, sinds 2015 geen legale inkomen vergaard of hiervan aangifte gedaan. Kennelijk was de handel in verdovende middelen zo lucratief dat hij hiermee kon voorzien in zijn levensonderhoud.
De verdachte heeft op geen enkel moment de verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Ook ter terechtzitting heeft de rechtbank geen andere indruk gekregen van de verdachte dan van een man die het laakbare van zijn handelen niet inziet, en die zelfs als dealer de publiciteit opzoekt. Bovendien heeft de verdachte, terwijl de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 03/720987-18 geschorst was, zich opnieuw schuldig gemaakt aan Opiumwetdelicten. Het lijkt erop dat de verdachte meent dat hij boven de wet staat en regels voor hem niet gelden. De enige passende reactie hierop is afstraffing in de vorm van een langdurige gevangenisstraf.
Redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden en dat deze overschrijding verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is aangevangen op het moment waarop verdachte door de politie is aangehouden en (in de zaak met parketnummer 03/720987-18) in verzekering is gesteld, te weten op 11 juni 2018. De rechtbank had derhalve in beginsel vóór 11 juni 2020 vonnis moeten wijzen.
Ter gelegenheid van de eerste terechtzitting d.d. 25 september 2018, in de zaak met parketnummer 03/720987-18, is door de rechtbank het verzoek tot het horen van drie getuigen op verzoek van de verdediging toegewezen. Twee van hen zijn op 7 februari 2019 gehoord bij de rechter-commissaris; van een derde getuige bleek op 11 december 2019 dat deze niet meer te traceren was. De rechtbank had desondanks vóór 11 juni 2020 uitspraak kunnen doen. Zij zal echter pas uitspraak doen op 22 maart 2023. Dit betekent dat de redelijke termijn met twee jaren en ruim negen maanden is overschreden.
Met deze forse overschrijding zal de rechtbank, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, rekening houden bij de bepaling van de straf.
Straf
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend. Zij zal echter, gelet op de forse termijnoverschrijding, volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, een geldbedrag van
€ 740,-, zal worden teruggegeven aan de verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
- € 740,- ( € 740,- (ibn 11-06-2018) 1080785.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers en J.G.A.M. Spijkers, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2023.
Buiten staat
mr. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, in de zaak met parketnummer 03/720987-18, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 11 juni 2018 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 40,3 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- ongeveer 173,6 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2018 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 97,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2017 tot en met 11 juni 2018 in de gemeente Beek en/of in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 5
hij op of omstreeks 11 juni 2018 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28,3 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Aan de verdachte is, in de zaak met parketnummer 03/866020-20, ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 11 juni 2018 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een vuurwapen in de vorm van een (gas)pistool van het merk Bruni, model GAP, kaliber 9 mm PAK en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 4 knalpatronen, kaliber 9 mm P.A.Knall en/of
- 2 pepergaspatronen, kaliber 9mm PAPV ( Pfeffer Verteidigung) , voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 juni 2018 in de gemeente Maastricht, in ieder geval in Nederland,
a.
(telkens) girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 54.626 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt, en/of
b.
(telkens) girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 54.626 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018014543 en PL2300-2018087481, gesloten d.d. 24 juli 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 733, alsmede de niet genummerde bescheiden.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2018, pagina 402 en 403.
3.Het proces-verbaal, nummer 128, d.d. 12 juni 2018, pagina 412 tot en met 415.
4.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 juni 2018, pagina en 89 en 90.
5.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 juni 2018, pagina 80 en 84.
6.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 12 juni 2018, pagina 446.
7.Het geschrift, zijnde het NFI rapport d.d. 9 juli 2018.
8.Het geschrift, zijnde het NFI rapport d.d. 9 juli 2018.
9.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermelde voorwerpen d.d. 27 juni 2018, pagina 453 tot en met 456.
10.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 juni 2018, pagina 58.
11.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming woning [adres 3] Maastricht d.d. 12 juni 2018, pagina 459 en 460.
12.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 juni 2018, pagina 115.
13.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 12 juni 2018, pagina 468.
14.Het geschrift, zijnde het rapport van het NFI d.d. 9 juli 2018, pagina 606.
15.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 13 juni 2018, pagina 620 en 621.
16.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 12 juni 2018, pagina 609 en 610.
17.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 juni 2018, pagina 666.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018, pagina 482.
19.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 18 juni 2018, pagina 479 tot en met 481.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018, pagina 483.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 19 juni 2018, pagina 488 tot en met 491.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018, pagina 492.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018, pagina 494.
24.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 20 juni 2018, pagina 498 tot en met 501.
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2018, pagina 503.
26.Het proces-verbaal van getuige [nummer 2] d.d. 6 juli 2018, pagina 512 tot en met 515.
27.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 13 juni 2018, pagina 622.
28.Een geschrift, zijnde een huurovereenkomst auto, pagina 596-597,
29.De rapportage onderzoek Audi d.d. 20 augustus 2018, pagina 549 tot en met 556.