3.3Het oordeel van de rechtbank
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Bij de staandehouding van de verdachte in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 kon de verdachte alleen een rijbewijs en geen kentekenbewijs overhandigen. Hij vertelde dat hij de auto had geleend van een vriend, maar kon pas na aarzeling vertellen hoe deze vriend heette. Hierbij gedroeg hij zich nerveus. Toen de verdachte desgevraagd uitstapte, zagen de verbalisanten een fles onder de bestuurdersstoel liggen. Desgevraagd deelde de verdachte mede dat hij niets onder zijn stoel had liggen, gooide hij het portier van de auto dicht en ging ervoor staan. De verbalisanten zagen dat de verdachte daarbij zenuwachtiger werd en hoorden dat hij zei: “jullie komen niet in mijn auto”. De verbalisanten controleerden de verdachte vervolgens in de politiesystemen. Daaruit bleek dat hij antecedenten had met betrekking tot de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en vermogensdelicten. Verbalisanten vroegen de verdachte om zijn broekzakken te legen, waarop de verdachte verklaarde niets in zijn zakken te hebben. De verbalisanten zagen echter dat er duidelijk iets in zijn zakken zat. Toen hij ook aan een tweede verzoek om zijn zakken te legen niet voldeed, gingen verbalisanten over tot fouillering van de verdachte. Daarbij werden geen voor dit onderzoek relevante voorwerpen aangetroffen.
Vervolgens zijn de verbalisanten overgegaan tot doorzoeking van het voertuig, waarbij onder de bestuurdersstoel een witkleurig pakket omhuld met huishoudfolie werd aangetroffen. Hierop is de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Gelet op zijn zenuwachtig gedrag, de antecedenten het willen afschermen van hetgeen onder de bestuurdersstoel lag en het liegen dat er niets in zijn zakken zat, hadden de verbalisanten voldoende reden om over te gaan tot fouillering van de verdachte. Voor zover aan de fouillering van de verdachte al een gebrek zou kleven, is dit niet van belang, nu hieruit geen bewijs is gekomen voor het strafbare feit dat hem wordt verweten.
De verbalisanten konden naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid aan de hierboven beschreven feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan opzettelijke overtreding van artikel 2, aanhef en onder B of C van de Opiumwet ontlenen. Dit zijn feiten als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. Derhalve was de doorzoeking van de auto op grond van artikel 96b, eerste lid, Sv, rechtmatig en is bewijsuitsluiting niet aan de orde.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 03.140320.20
Op 24 mei 2020 bevonden verbalisanten [naam 3] en [naam 4] zich op de A2 richting het zuiden ter hoogte van Nederweert, gemeente Weert. Zij zagen een Citroën Cactus rijden met daarin één persoon.
Het voertuig werd vervolgens op grond van de Wegenverkeerswet 1994 een volgteken gegeven. De bestuurder werd staandegehouden . De bestuurder overhandigde na vordering zijn rijbewijs. Het rijbewijs stond op naam van de verdachte. Onder de bestuurdersstoel lag een witkleurig pakket omhuld met huishoudfolie. Onder de huishoudfolie zat een sealbag met blauwe sluiting. In de sealbag lagen losse brokken en poeder.
Het witkleurige pakket werd in beslag genomen.Het nettogewicht van de transparante kunststof gripzak met een blauw gekleurde zipsluiting van de winkelketen "Jumbo",
met daarin witte brokken en poeder betrof 398,62 gram.Een monster van de poeder en brokjes, wit, uit 398,62 gram is getest door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het bleek cocaïne te bevatten.
Gelet op het nerveuze gedrag en zijn poging de verdovende middelen af te schermen door zijn portier te sluiten en ervoor te gaan staan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte wist dat hij cocaïne vervoerde en hierop ook opzet had. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 03.107207.21
Op 6 augustus 2020 wordt verdachte op de hoek van de [straat 1] met de
[straat 2] te Maastricht aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op het moment van aanhouding zagen de verbalisanten dat er zich enkele mensen op straat bevonden en dat deze mensen bleven staan kijken naar de aanhouding.
De verbalisanten [naam 1] , inspecteur van politie Eenheid Limburg en [naam 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, hoorden dat verdachte onophoudelijk beledigende termen tegen hen riep. De verdachte zei: “Kankerhoerenkinderen, vieze kankermoeders, NSB-ers, kankerhoeren, smerige goedkope kanker NSB-ers, kankermietjes, kruimel kankerdieven, vieze kankernazi’s, ik zweer ik had jullie kankermoeders moeten rammen, kanker nazi officier, jullie kunnen niks, de kankernazitijd is voorbij, vieze honden, Hitler jullie baas is dood, jullie koning en jullie kankermaatschappij is naar de klote ik
hoop dat jullie niet van deze corona afkomen, jullie gaan kapot, zielige mensen”.
Al deze uitingen riep verdachte tegen de verbalisanten terwijl hij de verbalisanten aankeek en met zijn hoofd in hun richting knikte. Alle mensen welke zich op straat bevonden hoorden deze uitingen en beledigende woorden van de verdachte in de richting van verbalisanten, die zich hierdoor daadwerkelijk beledigd voelden.
Toen de verdachte was aangekomen op het politiebureau, werd het dienstvoertuig gecontroleerd. Tussen de zitting van de stoel waar de verdachte had gezeten en de deur lag een doorzichtig zakje. In het doorzichtige zakje zaten meerdere witte sealbags. De verbalisanten hadden het voertuig ook vooraf gecontroleerd. Het kon niet anders dan dat verdachte het doorzichtige zakje met de witte sealbags in het voertuig achtergelaten had.De seals werden in beslag genomen.Er werden monsters genomen en het poeder werd gewogen. De grote seal woog 0,78 gram, netto en de 3 kleinere sealtjes: 2,09 gram.Deze monsters werden door het NFI onderzocht. Ze bleken cocaïne te bevatten.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank beide feiten bewezen. Het opzet op het vervoeren van de verdovende middelen blijkt uit de omstandigheid dat de verdachte zich hiervan kennelijk op weg naar het politiebureau heeft trachten te ontdoen.