ECLI:NL:RBLIM:2023:2043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
03.140320.20 en 03.107207.21 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop, verstrekking en bezit van harddrugs, witwassen en belediging van verbalisanten

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende druggerelateerde misdrijven en belediging van politieambtenaren. De verdachte is veroordeeld voor het verkopen en verstrekken van harddrugs, het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, en het witwassen van een bedrag van € 54.326,-. Daarnaast is hij ook veroordeeld voor het vervoeren van harddrugs en het beledigen van twee verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van in totaal 15 maanden, waarvan 4 maanden voor de belediging van de verbalisanten. De ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 66.249,-. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 maart 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van onrechtmatige fouillering en aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de fouillering en doorzoeking rechtmatig waren, gezien het gedrag van de verdachte en zijn antecedenten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk vervoeren van 398,62 gram cocaïne en het beledigen van de verbalisanten met ernstige beledigende uitlatingen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.140320.20 en 03.107207.21 (ttz. gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zaak wordt tegelijkertijd maar – om systeemtechnische redenen – niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen de verdachte met de (gevoegde) parketnummers 03/720987-18 en 03/866020-20.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 03.140320.20, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
398,62 gram cocaïne heeft vervoerd.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 03.107207.21, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:2,87 gram cocaïne heeft vervoerd;
Feit 2:verbalisanten [naam 1] en [naam 2] heeft beledigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten. In de zaak met parketnummer 03.140320.20 verwijst de officier van justitie naar het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de verdachte in een auto reed waarin later 398,62 gram cocaïne is aangetroffen. Ten aanzien van de feiten in de zaak met parketnummer 03.107207.21 heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen waarin wordt gerelateerd dat op de plek in het dienstvoertuig waar de verdachte had gezeten, cocaïne werd aangetroffen. In hetzelfde proces-verbaal wordt gerelateerd dat de verdachte beide verbalisanten heeft beledigd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03.140320.20 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de fouillering en aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van zijn auto onrechtmatig zijn geweest. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit dient vervolgens te leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen uit deze dwangmiddelen is voortgevloeid. Bij gebrek aan ander bewijs, dient vrijspraak te volgen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten in de zaak 03.107207.21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat onder 1 slechts het voorhanden hebben van de cocaïne bewezen kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Bij de staandehouding van de verdachte in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 kon de verdachte alleen een rijbewijs en geen kentekenbewijs overhandigen. Hij vertelde dat hij de auto had geleend van een vriend, maar kon pas na aarzeling vertellen hoe deze vriend heette. Hierbij gedroeg hij zich nerveus. Toen de verdachte desgevraagd uitstapte, zagen de verbalisanten een fles onder de bestuurdersstoel liggen. Desgevraagd deelde de verdachte mede dat hij niets onder zijn stoel had liggen, gooide hij het portier van de auto dicht en ging ervoor staan. De verbalisanten zagen dat de verdachte daarbij zenuwachtiger werd en hoorden dat hij zei: “jullie komen niet in mijn auto”. De verbalisanten controleerden de verdachte vervolgens in de politiesystemen. Daaruit bleek dat hij antecedenten had met betrekking tot de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en vermogensdelicten. Verbalisanten vroegen de verdachte om zijn broekzakken te legen, waarop de verdachte verklaarde niets in zijn zakken te hebben. De verbalisanten zagen echter dat er duidelijk iets in zijn zakken zat. Toen hij ook aan een tweede verzoek om zijn zakken te legen niet voldeed, gingen verbalisanten over tot fouillering van de verdachte. Daarbij werden geen voor dit onderzoek relevante voorwerpen aangetroffen.
Vervolgens zijn de verbalisanten overgegaan tot doorzoeking van het voertuig, waarbij onder de bestuurdersstoel een witkleurig pakket omhuld met huishoudfolie werd aangetroffen. Hierop is de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Gelet op zijn zenuwachtig gedrag, de antecedenten het willen afschermen van hetgeen onder de bestuurdersstoel lag en het liegen dat er niets in zijn zakken zat, hadden de verbalisanten voldoende reden om over te gaan tot fouillering van de verdachte. Voor zover aan de fouillering van de verdachte al een gebrek zou kleven, is dit niet van belang, nu hieruit geen bewijs is gekomen voor het strafbare feit dat hem wordt verweten.
De verbalisanten konden naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid aan de hierboven beschreven feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan opzettelijke overtreding van artikel 2, aanhef en onder B of C van de Opiumwet ontlenen. Dit zijn feiten als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. Derhalve was de doorzoeking van de auto op grond van artikel 96b, eerste lid, Sv, rechtmatig en is bewijsuitsluiting niet aan de orde.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 03.140320.20 [1]
Op 24 mei 2020 bevonden verbalisanten [naam 3] en [naam 4] zich op de A2 richting het zuiden ter hoogte van Nederweert, gemeente Weert. Zij zagen een Citroën Cactus rijden met daarin één persoon.
Het voertuig werd vervolgens op grond van de Wegenverkeerswet 1994 een volgteken gegeven. De bestuurder werd staandegehouden . De bestuurder overhandigde na vordering zijn rijbewijs. Het rijbewijs stond op naam van de verdachte. Onder de bestuurdersstoel lag een witkleurig pakket omhuld met huishoudfolie. Onder de huishoudfolie zat een sealbag met blauwe sluiting. In de sealbag lagen losse brokken en poeder. [2]
Het witkleurige pakket werd in beslag genomen. [3] Het nettogewicht van de transparante kunststof gripzak met een blauw gekleurde zipsluiting van de winkelketen "Jumbo",
met daarin witte brokken en poeder betrof 398,62 gram. [4] Een monster van de poeder en brokjes, wit, uit 398,62 gram is getest door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het bleek cocaïne te bevatten. [5]
Gelet op het nerveuze gedrag en zijn poging de verdovende middelen af te schermen door zijn portier te sluiten en ervoor te gaan staan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte wist dat hij cocaïne vervoerde en hierop ook opzet had. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 03.107207.21 [6]
Op 6 augustus 2020 wordt verdachte op de hoek van de [straat 1] met de
[straat 2] te Maastricht aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op het moment van aanhouding zagen de verbalisanten dat er zich enkele mensen op straat bevonden en dat deze mensen bleven staan kijken naar de aanhouding.
De verbalisanten [naam 1] , inspecteur van politie Eenheid Limburg en [naam 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, hoorden dat verdachte onophoudelijk beledigende termen tegen hen riep. De verdachte zei: “Kankerhoerenkinderen, vieze kankermoeders, NSB-ers, kankerhoeren, smerige goedkope kanker NSB-ers, kankermietjes, kruimel kankerdieven, vieze kankernazi’s, ik zweer ik had jullie kankermoeders moeten rammen, kanker nazi officier, jullie kunnen niks, de kankernazitijd is voorbij, vieze honden, Hitler jullie baas is dood, jullie koning en jullie kankermaatschappij is naar de klote ik
hoop dat jullie niet van deze corona afkomen, jullie gaan kapot, zielige mensen”.
Al deze uitingen riep verdachte tegen de verbalisanten terwijl hij de verbalisanten aankeek en met zijn hoofd in hun richting knikte. Alle mensen welke zich op straat bevonden hoorden deze uitingen en beledigende woorden van de verdachte in de richting van verbalisanten, die zich hierdoor daadwerkelijk beledigd voelden. [7]
Toen de verdachte was aangekomen op het politiebureau, werd het dienstvoertuig gecontroleerd. Tussen de zitting van de stoel waar de verdachte had gezeten en de deur lag een doorzichtig zakje. In het doorzichtige zakje zaten meerdere witte sealbags. De verbalisanten hadden het voertuig ook vooraf gecontroleerd. Het kon niet anders dan dat verdachte het doorzichtige zakje met de witte sealbags in het voertuig achtergelaten had. [8] De seals werden in beslag genomen. [9] Er werden monsters genomen en het poeder werd gewogen. De grote seal woog 0,78 gram, netto en de 3 kleinere sealtjes: 2,09 gram. [10] Deze monsters werden door het NFI onderzocht. Ze bleken cocaïne te bevatten. [11]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank beide feiten bewezen. Het opzet op het vervoeren van de verdovende middelen blijkt uit de omstandigheid dat de verdachte zich hiervan kennelijk op weg naar het politiebureau heeft trachten te ontdoen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.140320.20
op 24 mei 2020 in de gemeente Weert opzettelijk heeft vervoerd 398,62 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Parketnummer 03.107207.21
feit 1:
op 6 augustus 2020 te Maastricht opzettelijk heeft vervoerd 2,87 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
op 6 augustus 2020 te Maastricht opzettelijk ambtenaren, te weten [naam 1] , inspecteur van politie Eenheid Limburg en [naam 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: kankerhoerenkinderen, vieze kankermoeders, NSB-ers, kankermietjes, kruimel kankerdieven, vieze kankernazi's, ik zweer ik had jullie kankermoeders moeten rammen, kanker nazi officier, vieze honden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03.140320.20
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
03.107207.21
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het vervoeren van cocaïne. Daarnaast heeft hij politieambtenaren in functie beledigd. Cocaïne is een stof die verslavend werkt en bij langdurig gebruik schadelijk is voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige burgers worden geconfronteerd. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen gepaard met grote zwarte geldstromen die de legale economie ondermijnen. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Uitgangspunt bij het vervoeren van de in deze zaak aangetroffen hoeveelheid cocaïne is een gevangenisstraf van
4 maanden. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis voor andere verdenkingen liep.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte na het plegen van de tenlastegelegde feiten nog is veroordeeld voor oudere feiten, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden en dat deze overschrijding verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop de verdachte door de politie is aangehouden en verhoord, te weten op 24 mei 2020.
De termijn is derhalve met 8 maanden overschreden, zonder dat de verdediging hiervan enig verwijt is te maken. Met deze overschrijding zal de rechtbank, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, rekening houden bij de bepaling van de straf.
Hoogte straf
Het voorgaande in acht nemend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen 406 gram cocaïne zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer 03.140320.20 met betrekking tot de cocaïne is begaan, en deze van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
406 gram cocaïne.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers en J.G.A.M. Spijkers, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2023.
Buiten staat
mr. K.G. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
03.140320.20
feit 1:
hij op of omstreeks 24 mei 2020 in de gemeente Weert, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd en/of geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of (in elk geval) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 398,62 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
03.107207.21
feit 1:
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Maastricht opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2.87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Maastricht opzettelijk een ambtenaar en/of ambtenaren, te weten [naam 1] , inspecteur van politie Eenheid Limburg en/of [naam 2] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: kankerhoerenkinderen, vieze kankermoeders, NSB-ers, kankermietjes, kruimel kankerdieven, vieze kankernazi's, ik zweer ik had jullie kankermoeders moeten rammen, kanker nazi officier, vieze honden, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020080060, gesloten d.d. 16 juni 2020, doorgenummerd van pag. 1 tot en met pag. 110.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pag. 51.
3.De kennisgeving inbeslagneming d.d. 25 mei 2020, pag. 103.
4.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 9 juni 2020, pag. 90 en 91.
5.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 juni 2020, pag. 93.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020124527, gesloten d.d. 5 april 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 69.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2020, pag. 4 en 5.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2020, pag.7.
9.De kennisgeving van inbeslagname d.d. 6 augustus 2020, pag. 32.
10.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 26 augustus 2020, pag. 12 tot en met pag. 14.
11.Het rapport van het NFI d.d. 26 augustus 2020, pag. 40, het rapport NFI d.d. 26 augustus 2020, pag. 41.