ECLI:NL:RBLIM:2023:2036

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
C/03/314419
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning van een onder curatele gestelde door de curator wegens onveilige woonsituatie

In deze zaak heeft de curator van een onder curatele gestelde, [naam onder curatele gestelde], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de vriend van de onder curatele gestelde, met als doel dat deze de woning verlaat. De curator stelt dat de woonsituatie onveilig is door de aanwezigheid van [gedaagde], die zich dreigend opstelt tegenover hulpverleners en familieleden van [naam onder curatele gestelde]. De onder curatele gestelde heeft al lange tijd geen contact meer gehad met haar kinderen en verkeert in een sociaal isolement. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de curator bevoegd is om deze vordering in te dienen, ondanks het verweer van [gedaagde] dat het om een hoogstpersoonlijke handeling gaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] in het geding is en dat zij onvoldoende weerstand kan bieden tegen de invloed van [gedaagde]. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met de bepaling dat [gedaagde] de woning binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet verlaten. Daarnaast wordt een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan deze verplichting voldoet. De vordering tot het opleggen van een gebiedsverbod en lijfsdwang wordt afgewezen, evenals de vordering tot proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/314419 / KG ZA 23-50
Vonnis in kort geding van 21 maart 2023
in de zaak van
[eiser], in de hoedanigheid van curator van [naam onder curatele gestelde] (hierna te noemen: [naam onder curatele gestelde] ), wonend te [woonplaats] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] dan wel de curator,
advocaat: mr. R.M.J. Schoonbrood,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E. Meuwissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12
- de brief zijdens [gedaagde] van 3 maart 2023 met producties 1 en 2
- de mondelinge behandeling ter zitting van 7 maart 2023
- de pleitnota van [gedaagde]
- de ter zitting door de curator overgelegde volledige kopie van productie 9.
1.2.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [gedaagde] geen schriftelijke reactie op productie 9 van de curator meer ingediend.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2022 is [eiser] benoemd tot curator van [naam onder curatele gestelde] wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand (productie 1 dagvaarding). Voorheen was [naam onder curatele gestelde] (althans haar goederen) vanaf 10 augustus 2016 onder
beschermingsbewind gesteld.
2.2.
[eiser] is gehuwd met de moeder van [naam onder curatele gestelde] , mw. [naam echtgenote]
(hierna: [naam echtgenote] ).
2.3.
[naam onder curatele gestelde] heeft twee dochters: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017, en [minderjarige 2] , geboren op
[geboortedatum 2] 2022. [gedaagde] is de biologische vader van [minderjarige 2] . [naam onder curatele gestelde] had samen met [naam echtgenote] het gezag over [minderjarige 1] . Op 1 mei 2020 heeft [naam echtgenote] , na overleg met Veilig Thuis, de gemeente, de huisarts en de politie [minderjarige 1] uit de woning gehaald. Op 4 maart 2021 is het gezag van [naam onder curatele gestelde] over [minderjarige 1] beëindigd. [minderjarige 2] is direct na haar geboorte onder toezicht uithuisgeplaatst. Bij beschikking van 17 augustus 2022 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht (productie 10 bij dagvaarding) is de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) benoemd tot voogd over het ongeboren kind ( [minderjarige 2] ). GI is op haar beurt met ingang van 16 september 2022 een pleegzorgcontract aangegaan met [naam echtgenote] , die als pleegouder van [minderjarige 2] optreedt en als zodanig voltijd pleegzorg biedt (productie 11 bij dagvaarding).
2.4.
Met ingang van 15 maart 2020 huurt [naam onder curatele gestelde] een appartement aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) van verhuurder ZOwonen (productie 3 bij dagvaarding). In de huurovereenkomst is - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“(...) IN AANMERKING NEMENDE: (...)
  • in verband met het feit dat huurder in het recente verleden begeleiding heeft gehad, heeft verhuurder het noodzakelijk geoordeeld, dat huurder bij het aangaan van de huurovereenkomst tevens een begeleidingsovereenkomst met Streetwise Koraal aangaat.
  • Zonder deze begeleidingsovereenkomst is verhuurder niet bereid een huurovereenkomst met huurder te sluiten.
  • Huurder aanvaardt dit uitgangspunt bij verhuur van de woning en stemt er mee in, dat door verhuurder in dat kader bijzondere voorwaarden worden gesteld.
  • De begeleidingsovereenkomst is aan deze huurovereenkomst gehecht.
  • Gelet op de doelstelling van de begeleidingsovereenkomst, te weten de begeleiding en ondersteuning van huurder teneinde hem te leren zelfstandig te wonen en te functioneren en gezien de behoefte van de huurder aan deze ondersteuning, wordt door verhuurder en huurder vastgesteld, dat de aan huurder te geven begeleiding onder de voorwaarden zoals beschreven in de begeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden.
  • De verplichtingen, die voor huurder voortvloeien uit de begeleidingsovereenkomst, worden aangemerkt als verplichtingen uit de huurovereenkomst. Huurder aanvaardt, dat zijn tekortschieten in de nakoming van deze verplichtingen zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst.
  • Gegeven het feit, dat de begeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, zal de huurovereenkomst eindigen op het tijdstip dat een einde komt aan de begeleidingsovereenkomst als gevolg van het niet juist nakomen door huurder van de bepalingen van de begeleidingsovereenkomst. Huurder onderschrijft de redelijkheid van deze voorwaarde en aanvaardt uitdrukkelijk, dat de huurovereenkomst in de hiervoor beschreven situatie eindigt. Huurder is zich er van bewust en aanvaardt dat ook, dat hem in dat geval op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet het recht toekomt om zich te beroepen op de regels van huurbescherming. (...)”
2.5.
In de begeleidingsovereenkomst, waarnaar in de hiervoor geciteerde huurovereenkomst wordt verwezen, zijn Streetwise Koraal als begeleider, [naam onder curatele gestelde] als huurder en ZOwonen als verhuurder - voor zover thans van belang - het volgende
overeengekomen:
“(...) Zonder deze begeleidingsovereenkomst is verhuurder niet bereid een huurovereenkomst met huurder te
sluiten.
1. Verhuurder en huurder zijn met elkaar een huurovereenkomst met betrekking tot bovenstaande woning aangegaan, waarbij als bijzondere voorwaarde is gesteld dat huurder met begeleider een begeleidingsovereenkomst zal sluiten. Reden voor deze voorwaarde is het feit, dat huurder in het recente verleden begeleiding heeft gehad.
2. Ter voorkoming of ter oplossing van huur- of andere bewoningsproblemen zal huurder zich steeds openstellen voor begeleiding door begeleider, wanneer begeleider dat noodzakelijk acht. Huurder zal begeleider daarvoor tot zijn woning toelaten, problemen met begeleider bespreken, samen met begeleider oplossingen realiseren en aanwijzingen van begeleider opvolgen. Daartoe worden tussen huurder en begeleider duidelijke schriftelijke afspraken gemaakt en zullen er regelmatig gesprekken plaatsvinden tussen huurder en begeleider. Begeleider zal aan verhuurder een exemplaar van deze schriftelijke afspraken verstrekken.
3. Afhankelijk van de aard van eventuele problemen, kan de begeleiding mede worden uitgevoerd door een andere (gespecialiseerde) instelling, die daarvoor door begeleider is aangezocht. Begeleider blijft alsdan het vaste aanspreekpunt voor verhuurder.
4. Als en zodra zich huur/woonproblemen voordoen, worden deze, ook als deze nog betrekkelijk gering zijn, onverwijld door verhuurder of door huurder aan begeleider gemeld.
Begeleider stelt daarop alles in het werk om de problemen op te lossen of te verminderen.
Begeleider houdt verhuurder van de voortgang op de hoogte, met inachtneming van de privacy van de huurder, zoals voorgeschreven in wet en regelgeving.
5. Verhuurder zal gedurende de werkingsduur van deze begeleidingsafspraken geen ontbinding van de huurovereenkomst in rechte vorderen, tenzij:
a. naar het oordeel van de verhuurder en begeleider is komen vast te staan, dat de begeleiding niet of voldoende leidt tot oplossingen van het probleem;
b. huurder zich in het oordeel van de verhuurder niet houdt aan de gemaakte begeleidingsafspraken;
c. de begeleidingsovereenkomst door de begeleider wordt beëindigd als gevolg van een aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, zoals onder meer bedoeld in de hierna onder 7 en 8 bedoelde gevallen;
d. huurder anderszins tekort schiet in het nakomen van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst;
e. verhuurder daartoe door derden in rechte wordt gedwongen.
Wanneer verhuurder van oordeel is dat een situatie, als hiervoor genoemd, is ontstaan, stelt zij de andere partijen daarvan in kennis, alvorens juridische actie te ondernemen. Verhuurder blijft zich alsdan openstellen voor kansrijke initiatieven van partijen in uiterste instantie nog een oplossing te bereiken.
6. De afspraken met betrekking tot de begeleiding kunnen slechts met instemming van elk der partijen worden gewijzigd. Wanneer huurder zich gedurende een langere periode stipt gehouden heeft aan deze afspraken en zich geen problemen hebben voorgedaan, zullen partijen in onderling overleg bezien of deze afspraken opgeheven kunnen worden, Opheffing wordt in elk geval ernstig overwogen, wanneer huurder gedurende 2 jaren de afspraken is nagekomen en zich geen problemen hebben voorgedaan. Indien de begeleiding wordt opgeheven, zal verhuurder hiervan per omgaande schriftelijk in kennis worden gesteld door begeleider. (...)”
2.6.
Op een niet nader geduide datum, maar in elk geval niet lang na 15 maart 2020, is
[gedaagde] bij [naam onder curatele gestelde] in de woning ingetrokken.
2.7.
Op 5 november 2020 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK) een rapport (raadsonderzoek) uitgebracht in verband met ernstige zorgen over de ontwikkeling van dochter [minderjarige 1] (productie 9 bij dagvaarding, zijnde een onvolledige kopie, waarvan de curator ter zitting een volledige kopie aan de voorzieningenrechter en de wederpartij heeft overhandigd). Hierin is - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“(...) Echter, sinds moeder [toevoeging voorzieningenrechter: [naam onder curatele gestelde] ] een nieuwe partner [toevoeging
voorzieningenrechter: [gedaagde] ] heeft, is de relatie met grootmoeder [toevoeging voorzieningenrechter: [naam echtgenote] ] verslechterd. (...) Grootmoeder acht de situatie bij moeder niet veilig voor [minderjarige 1] . Volgens grootmoeder wordt er bij moeder thuis gerookt terwijl [minderjarige 1] astmatisch is, verblijft de vriend van moeder er voortdurend terwijl afgesproken was om het contact tussen hem en [minderjarige 1] langzaam op te bouwen en wordt er ongezond gegeten. Daarnaast heeft grootmoeder zorgen over de hygiëne bij moeder in huis. Moeder verwijt grootmoeder dat zij haar belet om zelfstandig voor [minderjarige 1] te zorgen. De vriend van moeder weigert hulpverlening de toegang tot de woning van moeder. Hulpverlening en grootmoeder geven aan dat de vriend van moeder zich zeer dreigend naar hen opstelt. Moeder heeft sinds zij een relatie heeft nog maar weinig contact met familie of vriendinnen. Street-wise ziet dat moeder erg beïnvloedbaar is door haar vriend en nauwelijks opkomt voor haar eigen belangen. De vriend van moeder heeft ook een verstandelijke beperking en volgens grootmoeder heeft hij een belaste voorgeschiedenis. Street-wise maakt zich zorgen over de sfeer waarin [minderjarige 1] opgroeit, nu moeder en haar vriend enerzijds en grootouders anderzijds meningsverschillen hebben en dreigingen uiten. Daarnaast maakt Street-wise zich zorgen over de invloed van de conflictueuze relatie tussen de twee belangrijkste opvoedfiguren van [minderjarige 1] op haar (emotionele) ontwikkeling en loyaliteitsbeleving. (...) De relatie tussen moeder en grootmoeder komt steeds meer onder druk te staan. Moeder heeft geen actie ondernomen op het meenemen van [minderjarige 1] door grootmoeder. (...)
Toen moeder hier hulp bij kreeg, lukte het om het huishouden op orde te houden. De zorg bestaat dat nu moeder alle hulpverlening heeft stopgezet, het haar niet meer lukt om de woonomgeving schoon genoeg te houden. (...)
Volgens de bewindvoerder vraagt moeder sinds zij een relatie heeft dikwijls om extra leefgeld. (...)
Moeder heeft Street-wise op 3 juli 2020 laten weten te willen stoppen met hulpverlening. Street-wise heeft hier met moeder over gesproken en de consequenties hiervan aan moeder uitgelegd. Desondanks wijst moeder alle
hulpverlening af. Moeder lijkt niet te overzien wat de gevolgen hiervan zijn. (...)
Echter, ondanks nadrukkelijke, eenvoudige en herhaaldelijke uitleg, overziet moeder de consequenties van haar keuze niet. Zo heeft moeder om in aanmerking te komen voor een woning via Housing, een begeleidingsverplichting geaccepteerd. Nu moeder de begeleiding heeft stopgezet, dreigt zij haar woning te verliezen. (...)
Begin juli 2020 heeft moeder de begeleiding van Street-wise stopgezet, moeder vond het “goed geweest”. Volgens moeder zou Street-wise überhaupt maar een jaar betrokken zijn en inmiddels was dat al veel langer. Moeder had het gevoel door de begeleiding van Street-wise geen privacy meer te hebben en ze voelde zich
gecontroleerd. Daarnaast kon moeder “haar eigen ding” niet doen, omdat de begeleiding zo intensief was dat ze telkens moest overleggen wanneer ze weg kon gaan. Desgevraagd geeft moeder aan dat ze de begeleiding ook helemaal niet nodig heeft, niet voor zichzelf (huishouden) en ook niet om voor [minderjarige 1] te zorgen. De partner van moeder vult aan dat moeder al meermaals had aangegeven te willen stoppen met de begeleiding, maar dat Street-wise niet luisterde. Uiteindelijk heeft de partner met de vuist op tafel geslagen en de hulp van Street
wise stopgezet. Moeder beaamt dit. (...)
Volgens moeder en haar partner gaat het goed met hun relatie. Eerder was er vaker sprake van ruzies en irritaties, die meestal voortkwamen uit gesprekken via WhatsApp tussen moeder en grootmoeder waarin de naam van de partner van moeder genoemd werd. De partner van moeder geeft aan er niet tegen te kunnen als grootmoeder
over hem spreekt. Volgens de partner van moeder hebben grootouders hem veel aan gedaan, zo spreken zij slecht over hem, wordt hij bedreigd en hebben ze hem uit het raam gegooid, waardoor hij gewond is geraakt. Hij wil grootouders nooit meer zien en heeft zijn netwerk in de buurt ingeschakeld als beveiliging. De partner van moeder spreekt uit dat als grootouders nog een keer de woning betreden, ze “ze gereten krijgen”, hij “ramt ze knock-out”. Het maakt de partner van moeder dan niets uit of grootouders in het ziekenhuis belanden. (...)
Moeder heeft het gevoel alsof ze moet kiezen tussen enerzijds [minderjarige 1] en grootmoeder en anderzijds haar partner, terwijl ze niet wil kiezen. Echter, moeder doet wat haar partner zegt, omdat ze weet dat hij geen ruzie uit de weg gaat en moeder wil niet dat grootmoeder in het ziekenhuis terecht komt of dat de politie betrokken raakt. Als
haar partner zegt dat iets niet gebeurt, dan gebeurt het niet. Moeder zegt dat ze hem niet kan tegenhouden, al zou ze het willen. De raadsonderzoeker geeft aan dat het wellicht verstandiger is om dan niet samen te wonen, zodat ze beiden een eigen plek hebben en [minderjarige 1] en grootmoeder moeder dan weer kunnen bezoeken. Moeder is het daar niet mee eens, ze wil samenwonen met haar partner. De partner van moeder vult aan dat hij het huis ook
niet zal verlaten en dat hij de ruzie met grootouders ook niet uit wil praten. (...)
Eenmaal per week hulpverlening wil moeder wel accepteren, maar meer niet. Als moeder toch onder dwang gezet wordt, dan zal moeder [minderjarige 1] samen met haar partner bij grootmoeder weghalen. De partner van moeder vult aan dat hij zijn netwerk zal inschakelen om dit dan mogelijk te maken. Moeder zal haar partner niet de deur wijzen. (...)
Grootmoeder maakt zich zorgen over de grote invloed die de partner van moeder heeft op moeder. Hij heeft moeder volledig in zijn macht. Het doet grootmoeder veel verdriet dat moeder kiest voor haar partner (...)
De zorgen namen toe vanaf het moment dat de partner van moeder actief in beeld kwam. (...)
Toen [minderjarige 1] bij moeder woonde, sprak Street-wise met moeder en haar partner af dat de partner moeder zou bezoeken volgens gemaakte afspraken en dat ze niet samen zouden gaan wonen. Het contact tussen [minderjarige 1] en de partner van moeder zou langzaam opgebouwd worden. Daarnaast zou moeder meewerken met de begeleiding en adviezen gericht op opvoeding en huishouden opvolgen. Voor zover van belang zou de partner van moeder op de hoogte gebracht worden van de afspraken en daar ook medewerking aan verlenen. Moeder en haar partner hebben deze afspraken niet nageleefd. Het botst tussen grootmoeder en de partner van moeder en sinds grootmoeder [minderjarige 1] in huis heeft genomen vanwege zorgen over de opvoedsituatie, kan moeder steeds minder op de hulp en steun van grootmoeder rekenen. Moeder en grootmoeder staan inmiddels lijnrecht tegenover elkaar, te vergelijken met een conflictscheiding. VT maakte zich grote zorgen over het feit dat moeder nog een kindje wil, dat moeder nu ze een vriendje heeft niet meer de afspraken na komt met Street Wise en dat het steunende contact van grootmoeder is weggevallen. (...)”
2.8.
Op 27 februari 2022 heeft [naam onder curatele gestelde] aangifte gedaan bij de politie vanwege vernieling en bedreiging door [gedaagde] in en van haar woning (productie 4 bij dagvaarding). In het proces-verbaal van aangifte is - voor zover thans van belang - het volgende vastgelegd:
“(...) Ik doe aangifte van vernieling van mijn woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .
Ik ben alleen huurder van de woning. Ik ben in het verleden begeleid door Koraal Groep in verband met mijn verstandelijke beperking. Ik heb ook een beschermingsbewindvoerder.
Ik heb 2 jaar een relatie gehad met [gedaagde] . De relatie was al snel gewelddadig door het drugsgebruik van [gedaagde] . Hij was dan niet fysiek gewelddadig naar mij, maar al snel sneuvelden deuren en stopcontacten in mijn woning. Tijdens deze relatie heeft [gedaagde] ervoor gezorgd dat ik geen contact meer had met mijn familie of vrienden. Mijn ouders hebben [gedaagde] 1 keer ontmoet en mijn moeder zei toen al dat hij niet goed was voor mij. Mijn ouders (stiefvader en mijn moeder), hebben de ouders van [gedaagde] nooit ontmoet. Ik mocht alleen op de momenten dat ik mijn dochter, van 4 jaar, kon bezoeken bij mijn moeder contact hebben. Mijn dochtertje woont sinds ongeveer 2 jaar bij mijn moeder omdat er geen veilige situatie was voor haar. [gedaagde] kon vanuit het niets ineens heel boos worden en begon dan van alles te vernielen.
Ongeveer twee weken geleden stond ik te douchen toen [gedaagde] ineens op de douche stond met een slagersmes in zijn handen. Hij heeft toen verder niets gedaan, maar ik werd hier wel heel bang van. Ook heeft hij toen weer dingen in mijn huis vernield. Uiteindelijk heb ik vorige week, toen ik bij mijn moeder was voor mijn dochter, durven te vertellen wat er allemaal aan de hand was. Ik zei tegen haar dat ik geen eten meer had. Mijn moeder begreep dit niet goed. Uiteindelijk begon ik te huilen en heb ik verteld wat er speelde.
Mijn moeder heeft toen tegen mij gezegd dat dit echt niet kon en dat we samen ervoor moesten zorgen dat [gedaagde] zou vertrekken. Ik heb aan [gedaagde] via een bericht laten weten dat ik de relatie stopte en dat ik wilde dat hij binnen een uur zou vertrekken. Mijn stiefvader en mijn moeder zijn uiteindelijk met mij naar mijn woning gegaan. Daar zagen zij wat [gedaagde] allemaal heeft aangericht in de afgelopen tijd. Ik mocht van hen niet neer thuis blijven omdat er een hele gevaarlijke situatie was ontstaan door de kapotte stopcontacten. Ook was al mijn kleding van broeken tot ondergoed kapot geknipt/gescheurd. Ik heb geen kleding meer om aan te doen. Er zijn door mijn moeder en stiefvader foto’s gemaakt van alle schade. Ook werden op verschillende plekken in mijn
huis messen gevonden en werd er een honkbalknuppel gevonden. Deze lagen overal verstopt.
Uiteindelijk heeft mijn stiefvader ook contact opgenomen met de vader van [gedaagde] en hebben zij elkaar ontmoet voor een gesprek. De vader van [gedaagde] moet toen heel erg emotioneel zijn geweest. Er werd toen ook verteld dat [gedaagde] zo’n 4 jaar geleden ook een meisje het ziekenhuis in zou hebben geslagen en ook het huis moet hebben vernield. De vader van [gedaagde] heeft aangegeven dat [gedaagde] een gedragsstoornis heeft.
Mijn moeder heeft mij verteld dat zij met buren heeft gesproken, van de galerij van mijn flat. Een van de bewoners zou aan mijn moeder hebben verteld dat zij bang zijn geweest voor mijn leven. Dat er situaties waren waarbij de agressie in de ochtend startte en het pas de volgende ochtend rustig werd. Er zouden diverse meldingen zijn gemaakt naar de woningvereniging, maar politie werd niet gebeld door deze omwonenden.
Ik ben op dit moment bijna 12 weken zwanger van [gedaagde] . Hij is op de hoogte van de zwangerschap. (...)”
2.9.
Op 16 januari 2023 is Veilig Thuis (VT) op verzoek van de curator in gesprek gegaan met [naam onder curatele gestelde] en later ook met [gedaagde] om zorgen te bespreken en een inschatting te maken over de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] . Hiervan is een gespreksverslag gemaakt (productie 5 bij dagvaarding), waarin het volgende staat:
“ADVIES:
Veilig Thuis acht de woonsituatie op dit moment onveilig voor [naam onder curatele gestelde] . Zij heeft geen enkele mogelijkheid tot eigen keuze en vrijheid. Partner controleert en domineert haar volledig. Hij is verbaal agressief naar [naam onder curatele gestelde] , vernielt spullen en haar woning als hij boos is en spreekt dreigende taal over haar familie als zij niet doet wat hij wil. VT vindt dat partner niet langer in de woning kan en mag verblijven. Echter heeft [naam onder curatele gestelde] geen overwicht op deze partner om hem weg te sturen en weg te houden. VT denkt dat een locatie verbod een passende oplossing kan zijn. Politie kan [naam onder curatele gestelde] dan ondersteunen om partner uit de woning te weren. Met inzet van hulpverlening kunnen zij leren een gezonde relatie op te bouwen. Dit kan niet zolang [naam onder curatele gestelde] geen enkele zelfbeschikking heeft.
VT heeft tijdens het gesprek met [naam onder curatele gestelde] en partner samen op het politiekantoor gezien hoe partner niet enkel
verbaal zeer sterk op [naam onder curatele gestelde] inpraat, maar haar ook fysiek claimt. Tijdens dit gesprek, dat ongeveer een uur duurde, zag VT dat partner in het begin van het gesprek naast [naam onder curatele gestelde] zat en gedurende het gesprek zich fysiek draaide, hierdoor naar [naam onder curatele gestelde] toe keek en haar aandacht volledig opeiste door haar te aaien en te strelen, maar ook dat zijn houding maakte dat hij tussen [naam onder curatele gestelde] en VT - Politie inzat en het gesprek rechtstreeks met [naam onder curatele gestelde] hierdoor belemmerde. VT zag dat hij met zijn handen haar hoofd draaide om haar bijna te verplichten tot oogcontact met hem en hij maakte door handgebaren (door zijn hand letterlijk omhoog te steken, telkens als VT met [naam onder curatele gestelde] wilde spreken) een fysieke barrière tussen hen en VT - Politie.
VT heeft in de dagen na het gesprek met [naam onder curatele gestelde] alleen, gezien welk effect dit had op haar partner. Hij is daags nadien alweer in de woning, tegen de afspraken in en heeft vermoedelijk haar telefoon in zijn bezit, VT ontvangt verschillende berichten zoals: “ het moet stoppen’ en we ‘hen met rust moeten laten”. Gezien de aard en de toon van de berichten is het de vraag of [naam onder curatele gestelde] deze berichten schrijft.
Stichting Mensen met Mogelijkheden laat aan Veilig Thuis weten dat zij de thuissituatie van hun cliënt [gedaagde] en zijn partner mevr. [naam onder curatele gestelde] zeer onveilig vinden. Zij willen graag dat VT dit deelt met de rechtbank.
De onveiligheid voor de betrokken hulpverlener wordt enerzijds veroorzaakt door constante, dreigende taal van cliënt [gedaagde] en anderzijds is de gevraagde gedragsverandering bij cliënt [gedaagde] , niet waargenomen.
Stichting Mensen met Mogelijkheden is gestart in een proefperiode onder een aantal voorwaarden, omdat cliënt
[gedaagde] zich in het verleden niet begeleidbaar opstelde. Voor nu waren de voorwaarden gesteld dat cliënt [gedaagde] zich openstelt voor hulpverlening, meewerkt aan hulpverlening en tips en adviezen gebruikt. Helaas is het gedrag van cliënt [gedaagde] niet gewijzigd en stelt hij zich dus niet begeleidbaar op. Verder is er ook gesteld dat Stichting Mensen met Mogelijkheden contact met [naam onder curatele gestelde] alleen kon hebben om na te gaan hoe cliënt [gedaagde] zich in de relatie opstelt en [naam onder curatele gestelde] dus ruimte geeft om mee te werken. [gedaagde] heeft dit echter in de proefperiode geen enkele keer toegestaan.
Veilig Thuis (VT) is op vraag van de curator in gesprek gegaan met [naam onder curatele gestelde] en later ook met partner om de zorgen te bespreken en een inschatting te maken over de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] .
[naam onder curatele gestelde] vertelt aan VT dat zij begrijpt waar de zorgen van de curator vandaan komen. Haar partner is niet altijd
even gemakkelijk om mee om te gaan. Zij vertelt hierover dat zij zich niet onveilig bij hem voelt omdat hij haar
niets zou doen. Echter geeft zij wel aan dat hij heel dreigende taal gebruikt en ook wel eens spullen in de woning vernielt. [naam onder curatele gestelde] geeft aan dit niet prettig en ook echt niet OK te vinden. Tijdens dit gesprek geeft [naam onder curatele gestelde] aan dat haar partner ook wel eens dreigende taal gebruik over haar familie, hij zegt dan dat hij bijvoorbeeld haar moeder iets aan gaat doen. Ook hiervan denkt [naam onder curatele gestelde] dat hij dit niet zou doen, maar dat hij dit gebruikt om haar bij zich te houden.
Haar partner vindt het heel belangrijk dat zij bij hem is. Hierdoor kan [naam onder curatele gestelde] niets meer zelfstandig doen. Zij vertelt dat zij nooit zonder hem de woning mag verlaten. Ze gaan samen uit of zij gaat niet weg, geeft [naam onder curatele gestelde] aan. Op vraag van VT wat zou gebeuren als zij toch haar jas zou aandoen en weg zou gaan, zegt zij heel stellig dat het niet zal gebeuren. Partner zou haar de woning niet laten verlaten en haar de weg versperren naar de voordeur. Als zij toch zou doorgaan, dan zou partner dreigende taal gebruiken om iemand die [naam onder curatele gestelde] liefheeft iets aan te doen. [naam onder curatele gestelde] gaat deze strijd niet meer aan.
[naam onder curatele gestelde] vertelt dat zij heel graag eens met vriendinnen uit zou gaan om iets te drinken. Echter is dit niet bespreekbaar met partner. Hij heeft ook geen vrienden en is dus altijd in de woning. Zij mag van partner niet alleen buiten en kan dus niet naar vriendinnen. [naam onder curatele gestelde] zegt dat zij zich heel eenzaam voelt en dat zij heel graag eens uit zou gaan met haar vriendinnen. Echter heeft zij al haar vriendinnen verloren omdat haar partner dat
niet wil, waardoor de contacten zijn gestopt. [naam onder curatele gestelde] is volledig geïsoleerd, zegt zij zelf.
Partner heeft regelmatig haar telefoon in zijn bezit. [naam onder curatele gestelde] vertelt hierover dat zij niet vrij haar telefoon mag gebruiken. Partner controleert met wie zij contact heeft. Zij kan dus ook niet stiekem eens met een vriendin bellen of chatten, want dan komt partner daar achter en wordt hij heel erg boos.
[naam onder curatele gestelde] mist haar dochtertjes ontzettend. Echter mag zij van partner hier niet naartoe omdat deze bij haar moeder en stiefvader wonen (met een machtiging uithuisplaatsing en voogdij) en partner weigert contact met hen.
[naam onder curatele gestelde] vertelt dat zij de relatie op deze manier niet wil voortzetten, maar dit kan zij niet bespreken met partner. Hij wil dit niet horen en claimt haar volledig. [naam onder curatele gestelde] geeft aan VT aan dat zij veel te snel zijn gaan samenwonen en dat ze geen gezonde relatie heeft kunnen opbouwen. Zij wil absoluut niet uit haar woning en vindt dat partner weg moet. Dit weigert hij omdat hij angst voelt haar te verliezen en dat wil hij niet. [naam onder curatele gestelde] zegt hier zelf over dat hij haar net wegduwt door haar zo te isoleren en te claimen. Zij wil geholpen worden om de relatie op te bouwen zodat zij samen een sterke band hebben en niet dat zij alles goed moet vinden wat hij wil.”
2.10.
Op 27 januari 2023 heeft de curator aan [gedaagde] een “verblijfsontzegging”
(productie 6 bij dagvaarding) doen toekomen, waarin de curator [gedaagde] de toegang tot de woning per 1 februari 2023 tot 31 januari 2024 heeft ontzegd. In de brief staat verder dat als [gedaagde] niet aan de ontzegging voldoet, de curator de politie zal inschakelen.
2.11.
Bij Whatsapp-bericht van 31 januari 2023 heeft [gedaagde] als volgt hierop gereageerd:
“wat je in de brievenbus heb gegooid niet handig en ik gaa sws niet er uit we zien ons op de recht bank”.
2.12.
De politie heeft de curator desgevraagd laten weten een veroordeling door de voorzieningenrechter van de rechtbank noodzakelijk te achten voordat zij kunnen optreden tegen [gedaagde] .
2.13.
Bij aangetekende brief van 13 februari 2023 heeft de curator [gedaagde] (nogmaals) verzocht gehoor te geven aan de verblijfsontzegging (productie 12 bij dagvaarding).
2.14.
Tot op heden verblijft [gedaagde] nog in de woning en weigert hij deze te verlaten.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt de woning te gelegen te [woonplaats] aan de [adres] vanaf de dag van betekening van dit vonnis te verlaten;
[gedaagde] veroordeelt om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis na te laten en te
blijven nalaten om zich te bevinden of op te houden in en bij de woning te [woonplaats] aan de [adres] ;
3. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij enig onderdeel van de in dit vonnis gegeven verboden overtreedt in gijzeling kan worden genomen voor de duur van twee maal 24 uur;
4. en tevens bepaalt dat indien [gedaagde] nalaat aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen,
hij een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag of dagdeel;
5. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten inclusief het griffierecht.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid van de curator
4.1.
Ter zitting is zijdens [gedaagde] aangevoerd dat de curator niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, omdat hij niet bevoegd is met betrekking tot rechtshandelingen van [naam onder curatele gestelde] met een hoogstpersoonlijk karakter. In het licht hiervan is het volgens [gedaagde] enkel aan [naam onder curatele gestelde] om hem toestemming te verlenen in haar woning te verblijven, hetgeen zij heeft gedaan.
4.2.
Zijdens de curator is ter zitting betwist dat het gaat om een handeling van hoogstpersoonlijke aard, nu het gaat om andere (dan relationele) kwesties, te weten de veiligheid, de hulpverlening en financiële zaken met betrekking tot [naam onder curatele gestelde] , in welke gevallen de curator bevoegd is.
4.3.
Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat [naam onder curatele gestelde] aan [gedaagde] toestemming heeft gegeven om bij haar in de woning te verblijven. Ook is duidelijk dat [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] een affectieve relatie hebben. Hoewel - zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd - het hebben van een relatie is te kwalificeren als hoogstpersoonlijke van aard, gaat het in de onderhavige zaak niet om de vraag of [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] al dan niet een relatie mogen hebben, maar om de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] en de mogelijkheid van haar om vrijelijk toegang te hebben tot de benodigde hupverlening en om vrijelijk contact te hebben met de curator, [naam echtgenote] en haar kinderen en of in dit licht bezien [gedaagde] de woning van [naam onder curatele gestelde] al dan niet dient te verlaten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de curator ter zake bevoegd is, zodat het verweer van [gedaagde] faalt.
Spoedeisend belang
4.4.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat er geen spoedeisend belang is. Er is niet om een contactverbod verzocht en [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] zijn niet voornemens hun relatie te beëindigen, zodat er contact tussen hen zal blijven bestaan. Uit het rapport van de RvdK blijkt dat er al in 2020 zorgen van de hulpverlening waren en dat de situatie zoals die nu bestaat ook toen al speelde. Het proces-verbaal van aangifte dateert van februari 2022 en [gedaagde] heeft ter zake nimmer een uitnodiging voor verhoor ontvangen, zodat ook hieruit geen spoedeisend belang is af te leiden, aldus [gedaagde] .
4.5.
De curator heeft ter zitting erkend dat er al een lang traject bestaat, maar dat het laatste signaal van 16 januari 2023 dateert, zijnde het advies van Veilig Thuis, waaruit blijkt dat er dringend moet worden ingegrepen en dat het van belang is dat [naam onder curatele gestelde] weer in contact komt met haar kinderen.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het advies van Veilig Thuis van
16 januari 2023 voldoende aannemelijk is geworden dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen, nu de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] en de haar te bieden hulpverlening mogelijk in het geding is. De voorzieningenrechter zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling en overweegt hiertoe als volgt.
Petitum sub 1 - verlaten woning
4.7.
Vaststaat dat [gedaagde] geen (mede)huurder van de woning is en dat hij zonder toestemming van de curator, maar wel met toestemming van [naam onder curatele gestelde] in de woning verblijft. Het is de voorzieningenrechter overigens niet duidelijk of de verhuurder ervan op de hoogte is dat [gedaagde] in de woning verblijft en met [naam onder curatele gestelde] een gemeenschappelijke huishouding voert.
4.8.
Uit de huurovereenkomst en de begeleidingsovereenkomst (zie rov. 2.4.-2.5.), het rapport van de RvdK (zie rov. 2.7.), het proces-verbaal van aangifte van 27 februari 2022 (zie rov. 2.8.), het gespreksverslag van Veilig Thuis van 16 januari 2023 (zie rov. 2.9.) en de overgelegde Whatsapp-berichten is het volgende te concluderen:
- de huurovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met de begeleidingsovereenkomst,
uit hoofde waarvan [naam onder curatele gestelde] zich voor begeleiding dient open te stellen wanneer de begeleider dat noodzakelijk acht (zie met name sub 2 aldaar).
  • de band tussen [naam onder curatele gestelde] , [naam echtgenote] en de curator was goed voordat [gedaagde] een relatie met [naam onder curatele gestelde] kreeg.
  • [gedaagde] weigert hulpverlening ten behoeve van [naam onder curatele gestelde] toegang tot de woning te verlenen, ook nadat daartoe specifieke afspraken waren gemaakt.
  • [gedaagde] stelt zich dreigend op jegens hulpverlening, [naam echtgenote] en de curator.
  • [gedaagde] heeft in februari 2022 de woning en spullen van [naam onder curatele gestelde] vernield.
  • [naam onder curatele gestelde] wil (onder invloed van [gedaagde] ) stoppen met hulpverlening terwijl zij de consequenties hiervan (ook na herhaaldelijke uitleg) niet overziet, met name wat betreft de huur van de woning.
  • eerdere afspraken om niet samen te gaan wonen en onder begeleiding te werken aan hun relatie zijn niet door [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] nagekomen.
  • [naam onder curatele gestelde] is erg beïnvloedbaar door [gedaagde] en komt nauwelijks op voor haar eigen belangen.
  • [naam onder curatele gestelde] is in een sociaal isolement gekomen door [gedaagde] : [naam onder curatele gestelde] heeft geen mogelijkheid tot eigen keuze en vrijheid, omdat [gedaagde] haar volledig controleert en domineert. Zo mag [naam onder curatele gestelde] van [gedaagde] niet de woning zonder hem verlaten, kan zij niet vrij over haar telefoon beschikken, omdat [gedaagde] controleert met wie zij contact heeft en mag zij van [gedaagde] niet naar haar kinderen omdat die bij de curator en [naam echtgenote] wonen en [gedaagde] elk contact met hen weigert.
  • al sinds 2022 concludeert de betrokken hulpverlening dat er voor [naam onder curatele gestelde] een onveilige situatie in de woontoestand bestaat door de dreigende houding van [gedaagde] terwijl hij in strijd met gemaakte afspraken geen gedragsverandering dienaangaande laat zien.
Uit het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de woonsituatie van [naam onder curatele gestelde] door de aanwezigheid in de woning van [gedaagde] onveilig is. Ook voor hulpverleners, de curator en [naam echtgenote] is de situatie onveilig, aangezien [gedaagde] hen dreigend benadert in het geval zij contact zoeken. Voorts is aannemelijk dat het door het gedrag en houding van [gedaagde] voor [naam onder curatele gestelde] onmogelijk is om (één op één) contact te hebben met hulpverleners, de curator, [naam echtgenote] en/of haar kinderen. Zowel de curator als hulpverlening wordt door het gedrag en de houding van [gedaagde] buitengesloten van elk contact met [naam onder curatele gestelde] : ter zitting verklaarde de curator al langer dan één jaar geen contact met [naam onder curatele gestelde] te hebben gehad en dat het onmogelijk is om [naam onder curatele gestelde] de hulp te geven die zij nodig heeft, waardoor een crisissituatie is ontstaan. Ook telefonisch contact met [naam onder curatele gestelde] is niet mogelijk, omdat [gedaagde] alles tegenhoudt, zo verklaarde de curator. Verder verklaarde de curator dat er al vele pogingen en beloften zijn gedaan, maar afspraken telkens niet worden nagekomen en dat [naam onder curatele gestelde] haar dochter [minderjarige 1] al 13 maanden niet heeft gezien. Desgevraagd heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat dit door de curator geschetste beeld niet klopt. Ter zitting heeft [naam onder curatele gestelde] desgevraagd verklaard dat hun relatie iets is dat zij en [gedaagde] samen moeten oplossen en dat zij zich niets meer kan herinneren van de situatie in februari 2022 naar aanleiding waarvan zij aangifte bij de politie heeft gedaan, maar dat van het proces-verbaal niets klopt. De voorzieningenrechter volgt [naam onder curatele gestelde] noch [gedaagde] hierin en gaat, gelet op de (objectieve) rapporten van de RvdK, Veilig Thuis en het proces-verbaal van aangifte, aan deze blote betwistingen van [gedaagde] en [naam onder curatele gestelde] voorbij.
4.9.
Ter zitting waren eveneens aanwezig twee hulpverleners, die werkzaam zijn bij Wonen Plus en optreden als persoonlijk begeleider van [gedaagde] , te weten [naam begeleider 1] en [naam begeleider 2] . Zij verklaarden dat zij vorige week de overdracht van Mensen met Mogelijkheden hebben gehad. [naam begeleider 1] heeft toen aansluitend een gesprek met [gedaagde] gehad en zij is in de woning van [naam onder curatele gestelde] geweest. Zij verklaarde toen geen gebreken in het huishouden te hebben gezien en constateerde dat er geen ondersteuning in het huishouden meer nodig is, maar nog wel bij financiële kwesties. [naam begeleider 2] verklaarde ter zitting dat zij net voor de zitting kennis heeft gemaakt met zowel [naam onder curatele gestelde] als [gedaagde] . De voorzieningenrechter hecht aan deze verklaringen vooralsnog geen substantiële waarde, nu [naam begeleider 1] en [naam begeleider 2] slechts een week betrokken zijn bij [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] , terwijl de instanties waarvan de curator stukken heeft ingebracht al jarenlang bij [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] betrokken zijn (geweest), reden waarom de voorzieningenrechter de in de diverse stukken neergelegde bevindingen van genoemde instanties aanzienlijk zwaarder vindt wegen en derhalve doorslaggevend acht.
4.10.
[gedaagde] heeft ten slotte aangevoerd te beseffen dat hij en [naam onder curatele gestelde] moeten werken aan het verbeteren van hun relatie en dat hij is bereid daar hulp(verlening) voor te zoeken. Dit is volgens hem echter onvoldoende grond voor een veroordeling tot het verlaten van de woning en het opleggen van een gebiedsverbod. [naam onder curatele gestelde] heeft zelf bij Veilig Thuis verklaard zich niet onveilig te voelen bij [gedaagde] , omdat hij haar nooit iets aan zou doen. Ook heeft de politie geen reden gezien om actie te ondernemen, wat wel had gekund als de situatie dat gebood, aldus [gedaagde] . De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Immers, uit het advies van Veilig Thuis en de verklaringen van de curator blijkt dat al eerder afspraken zijn gemaakt om de relatie met betrekking tot hulpverlening te verbeteren en dat [gedaagde] deze afspraken niet is nagekomen. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien dat en waarom het deze keer anders zal zijn. De voorzieningenrechter gaat hieraan verder voorbij.
4.11.
De voorzieningenrechter gaat er ten slotte als onweersproken van uit dat de politie
pas kan optreden zodra er een veroordelend vonnis tot het verlaten van de woning door [gedaagde] is gewezen.
4.12.
Gelet op het vooroverwogene is voldoende aannemelijk dat [naam onder curatele gestelde] geen dan wel onvoldoende weerstand kan bieden tegen de houding en het gedrag van [gedaagde] , hetgeen
resulteert in een voor haar steeds geïsoleerder bestaan en onveiliger wordende (woon)situatie in die zin dat zij geen dan wel nauwelijks contact heeft met haar moeder, haar kinderen, de curator en/of hulpverleners. Nu uit het voorgaande is gebleken dat de huurovereenkomst expliciet als voorwaarde heeft gesteld dat [naam onder curatele gestelde] wordt begeleid bij het zelfstandig wonen, terwijl die begeleiding door de houding van [gedaagde] daarbij wordt gehinderd en zelfs onmogelijk wordt gemaakt, is niet alleen de veiligheid van [naam onder curatele gestelde] als curanda in het geding, mede doordat de curator hierdoor zijn taak als zodanig niet kan uitoefenen, maar komt ook haar recht om de woning nog langer te huren op losse schroeven te staan, zodat het bij petitum sub 1 gevorderde zal worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om [gedaagde] te veroordelen de woning te verlaten niet (zoals gevorderd) vanaf de dag van betekening van het vonnis, maar uiterlijk twee dagen na betekening van het vonnis.
Petitum sub 2 - gebiedsverbod
4.13.
De curator heeft gesteld een gebiedsverbod noodzakelijk te achten gezien de gedragingen van [gedaagde] en de ernstige gevolgen daarvan voor [naam onder curatele gestelde] , hetgeen een inbreuk op de bewegingsvrijheid van [gedaagde] rechtvaardigt. Ter zitting is zijdens de curator (aanvullend) verklaard dat niet iedere keer duidelijk is wanneer [naam onder curatele gestelde] wel of niet voor de relatie kiest en het nogal “knippert”, dat ze niet weten wat er gebeurt als de relatie uitgaat en hoe [gedaagde] dan zal reageren.
4.14.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat er geen vermeende onrechtmatige gedragingen zijn gemeld die als grondslag voor een gebiedsverbod kunnen dienen, zodat dit moet worden afgewezen.
4.15.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een gebiedsverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend (verdragsrechtelijk beschermd) recht om zich vrijelijk te verplaatsen en dat voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende maatregel sprake moet zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Zijdens de curator zijn echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een dergelijke vergaande maatregel rechtvaardigen. Dat de curator niet weet hoe [gedaagde] zal reageren op het moment dat de relatie uitgaat, is onvoldoende om een gebiedsverbod te rechtvaardigen. Dit deel van de vordering zal om die reden worden afgewezen.
Petitum sub 3 - lijfsdwang
4.16.
Ter zitting heeft de curator zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
4.17.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat voordat lijfsdwang kan worden overwogen, andere executiemogelijkheden moeten zijn uitgeput. Daarvan is geen sprake: er is (nog) niets geprobeerd en er is (nog) geen veroordeling uitgesproken. Daarbij komt dat een dwangsom ook kan worden opgelegd wanneer iemand een inkomen op bijstandsniveau geniet. Dat [gedaagde] een laag inkomen heeft, is geen reden om het eventueel opleggen van
een dwangsom “over te slaan”.
4.18.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat ingevolge art. 587 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechter een vonnis, beschikking of akte als bedoeld in art. 585 Rv slechts uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaart, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt. Een dergelijke situatie is echter niet aannemelijk geworden, nu de curator zijn stelling dienaangaande met niets heeft onderbouwd. Dit deel van het gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
Petitum sub 4 - dwangsom
4.19.
Ter zitting heeft de curator zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
4.20.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat er geen aanleiding bestaat tot het opleggen
van een dwangsom: hij betwist dat hij het vonnis niet zal nakomen.
4.21.
Nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard het vonnis te zullen nakomen, in welk geval geen dwangsommen verbeurd zullen raken, zal de voorzieningenrechter dit deel van het gevorderde toewijzen en maximeren zoals onder 5 is vermeld.
Petitum sub 5 - proceskosten
4.22.
In de affectieve relatie tussen [naam onder curatele gestelde] en [gedaagde] ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten, onder bepaling dat indien [gedaagde] nalaat hieraan te voldoen, hij een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag of dagdeel tot een totaalmaximum van € 1.000,00,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.
JC