ECLI:NL:RBLIM:2023:2023

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C/03/314320 HA RK 23-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens eerdere betrokkenheid bij procespartij

Op 20 maart 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter in de rechtbank Limburg, door de verzoekster Duisburger Hafen AG. De verzoekster had eerder een civiele procedure aanhangig gemaakt tegen de Provincie Limburg, waarbij de rechter betrokken was als advocaat. De wrakingskamer oordeelde dat de periode tussen de eerdere betrokkenheid van de rechter als advocaat en zijn huidige functie te kort was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had zich echter onvoldoende gerealiseerd dat zijn eerdere betrokkenheid bij de Provincie Limburg en het advocatenkantoor waar hij werkzaam was, vragen over zijn onpartijdigheid kon oproepen. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was, en verklaarde het verzoek tot wraking gegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 03/314320 / HA RK 23-24
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken van 20 maart 2023
op het verzoek van
DUISBURGER HAFEN AG,
gevestigd te Duisburg (Duitsland),
verzoekster,
gemachtigden mrs. B. Braat, M. Deckers en M. Kuijper,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. K.M.J.A. Smitsmans,
rechter in de rechtbank Limburg (hierna aangeduid als: de rechter).

1.De procedure

1.1.
Op 8 februari 2023 is ingekomen het door verzoekster ingediende verzoek tot verschoning althans wraking van de rechter.
1.2.
Verzoekster heeft primair aan de rechter het verzoek gedaan zich te verschonen in de onderliggende civiele procedure. De rechter heeft medegedeeld niet aan dit verzoek te zullen voldoen.
1.3.
Op 10 februari 2023 heeft de rechter de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in de wraking berust. Hij heeft tevens te kennen gegeven dat hij schriftelijk wenst te reageren en dat hij ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen. Op 15 februari 2023 heeft de rechter een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven.
1.4.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 6 maart 2023. Verzoekster is bij haar gemachtigden
mrs. B. Braat en M. Deckers ter zitting verschenen. De gemachtigden hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
1.5.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.De gronden van het verzoek

2.1.
De gemachtigden van verzoekster hebben ter zitting van 6 maart 2023 het wrakingsverzoek nader toegelicht. Verzoekster legt het navolgende - kort samengevat - ten grondslag aan het wrakingsverzoek.
2.2.
Verzoekster heeft op 22 april 2020 een civiele procedure aanhangig gemaakt tegen onder meer de Provincie Limburg. Deze zaak wordt momenteel behandeld door een meervoudige kamer, die wordt voorgezeten door de rechter. Verzoekster heeft na onderzoek geconstateerd dat de rechter tot voor kort advocaat was en dat hij in die hoedanigheid alsook het advocatenkantoor waaraan hij verbonden was in 2020 nog zaken voor de Provincie Limburg heeft behandeld, zelfs nog op het moment dat de onderhavige zaak aanhangig werd gemaakt. Immers heeft de rechter op grond van artikel 557a Rv bepaald dat het door hem gewezen vonnis van 23 januari 2020 tot 23 januari 2021 ten uitvoer kon worden gelegd. Verzoekster is van mening dat daarmee de schijn van partijdigheid bestaat en heeft daarin aanleiding gezien het onderhavige wrakingsverzoek te doen.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft zowel in zijn schriftelijke reactie als ook ter zitting aangevoerd
dat het correct is dat hij vanaf 2012 tot 31 maart 2021 als advocaat werkzaam is geweest bij [naam advocatenkantoor] . [naam advocatenkantoor] heeft gedurende voornoemde periode op beperkte schaal zaken behandeld voor de Provincie Limburg. De rechter heeft zelf de Provincie Limburg als advocaat bijgestaan in een kort gedingprocedure, welke procedure is geëindigd met het vonnis van 23 januari 2020. Die procedure heeft geen relatie met de zaak die de rechter momenteel behandelt en [naam advocatenkantoor] treedt niet voor de Provincie Limburg op in deze zaak. Omdat de informatie over zijn werkverleden openbaar is, heeft de rechter geen aanleiding of noodzaak gezien om bovenstaande informatie aan partijen mede te delen. Voorafgaande aan de behandeling van de onderhavige zaak heeft hij zich wel beraden over de vraag of het hem vrij stond deze zaak te behandelen.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.2.
Het resultaat van het door verzoekster verrichte onderzoek naar het arbeidsverleden van de rechter heeft bij haar de objectieve vrees doen ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is. De hiervoor onder 4.1. omschreven norm wordt, voor gevallen als deze, verder ingevuld door de “Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties van de rechter”, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
4.3.
Aanbeveling 15 van de hiervoor aangehaalde leidraad luidt als volgt:
Aanbeveling 15
De rechter zorgt ervoor geen zaken te behandelen waarbij hij uit hoofde van zijn vorige werkkring betrokken is geweest. Wanneer als materiële procespartij iemand optreedt die in een vorige werkkring van de rechter een cliënt van hem was, kan dit de rechter noodzaken tot het niet behandelen van die zaak.
4.4.
Zowel in zijn schriftelijke reactie en de ter zitting van 6 maart 2023 gegeven toelichting daarop geeft de rechter aan dat hij in april 2022, toen de zaak aan de meervoudige kamer waar hij deel van uitmaakt werd toebedeeld, de afweging heeft gemaakt of hij al dan niet zitting kon nemen in deze meervoudige kamer. De rechter heeft bij de te maken afweging de volgende factoren laten meewegen:
  • De rechter was niet bekend met de namen in het procesdossier
  • De Provincie Limburg is een grote organisatie en de rechter heeft slechts met een zeer summier deel van deze organisatie contact gehad
  • [naam advocatenkantoor] was niet betrokken in de procedure
  • Zijn eerdere betrokkenheid wil niet zeggen dat de relatie blijft doorwerken.
Voor de rechter bleef enkel de omstandigheid over dat de Provincie Limburg wel eens zaken doet met [naam advocatenkantoor] . De rechter heeft dit onvoldoende geacht om daarvoor de zaak aan zich voorbij te laten gaan. Bovendien ging hij ervan uit dat wanneer verzoeker hier anders over zou denken, dat wel kenbaar gemaakt zou worden.
4.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter bij de gemaakte afweging en beslissing om de zaak toch te behandelen onvoldoende rekening heeft gehouden met het gevoelen dat die beslissing bij partijen zou kunnen oproepen. De rechter had zich moeten realiseren dat zijn eerdere betrokkenheid als advocaat bij een procedure van de Provincie Limburg alsmede betrokkenheid van [naam advocatenkantoor] bij meerdere procedures van de Provincie Limburg voor partijen een eerste indicatie kan zijn van (de schijn van) vooringenomenheid en op zijn minst genomen vragen zou kunnen oproepen ten aanzien van onpartijdigheid in deze zaak. De rechter had zich ervan bewust moeten zijn dat zijn onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan vanwege zijn eerdere betrokkenheid bij de Provincie Limburg. Het lag hierbij niet op de weg van verzoekster om het openbare register ‘Beroepsgegevens en nevenfuncties van rechters' te raadplegen, waarin ook de hoofdbetrekking(en) van rechters tot een periode van zes jaar voorafgaande aan hun benoeming tot rechter zijn vermeld, nu immers iedere rechter vanuit zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. De rechter heeft dit klaarblijkelijk niet in zijn overweging meegenomen.
4.6.
In aanbeveling 15 van de hiervoor aangehaalde Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties is tevens de bepaling opgenomen dat ingeval als materiële procespartij iemand optreedt die in een vorige werkkring van de rechter een cliënt van hem was, dit de rechter kan noodzaken tot het niet behandelen van die zaak. Daarbij is onder meer van belang de tijdsduur gelegen tussen die vorige relatie en de huidige betrokkenheid van de rechter bij de zaak. Dit betreft een open norm die van geval tot geval zal moeten worden bekeken. Veelal wordt binnen de rechterlijke macht een termijn van drie tot vijf jaar aangenomen.
4.7.
De wrakingskamer neemt daarbij in overweging het feit dat de rechter ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding nog bij [naam advocatenkantoor] in dienst was als ook het gegeven dat de rechter nog maar kort geleden – in het jaar 2020 – actief betrokken was bij een kort gedingprocedure waarin hij de Provincie Limburg heeft bijgestaan. Daarmee wordt de hiervoor genoemde termijn van drie tot vijf jaren bij lange na niet gehaald.
4.8.
In het licht van de hiervoor aangegeven concrete omstandigheden kon de bij verzoekster ontstane vrees voor vooringenomenheid een zodanige vorm krijgen dat die vrees objectief gerechtvaardigd is, wat de wrakingskamer tot het oordeel brengt dat het verzoek tot wraking gegrond is.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. K.M.J.A. Smitsmans gegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, voorzitter en
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. Y.J.C.A. Roeffen leden, bijgestaan door
P.J.C. Hendriks als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.