In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.P. de Putter, een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.H.J. Vleeshouwers, wegens huurachterstand en ontruiming van een woning. De gedaagde huurde sinds 14 maart 2019 een woning van de eiser, maar heeft een huurachterstand opgebouwd van € 8.180,00. De eiser heeft de gedaagde gesommeerd tot betaling, maar deze heeft geen gehoor gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen huur verschuldigd was gedurende de periode dat de woning onbewoonbaar was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in verzuim is en dat de eiser spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt dat het enkele feit dat de verhuurder geen melding heeft gemaakt van de betalingsachterstand bij de gemeente, niet voldoende is om de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af te wijzen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de ontruiming zouden rechtvaardigen.