ECLI:NL:RBLIM:2023:1893

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
03/150664-22, 03/114590-22 (ttz gev), 03/176044-20 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling, mishandeling, wederspannigheid en verkeersdelicten

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De zaak betreft onder andere de eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling, mishandeling, wederspannigheid en meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet. De verdachte heeft op 17 juni 2022 in Thorn geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan een buitengewoon opsporingsambtenaar door haar met een koelbox tegen het hoofd te slaan. Daarnaast heeft hij een andere ambtenaar mishandeld en zich verzet tegen zijn aanhouding. De verdachte heeft op één feit na alle feiten bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 200 uren. Tevens is er een voorwaardelijke rij-ontzegging van 9 maanden opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/150664-22, 03/114590-22 (ttz gev), 03/176044-20 (ttz gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 maart 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/150664-22:
Feit 1: heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1] door haar met een koelbox met inhoud tegen het hoofd te slaan. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een mishandeling;
Feit 2:[naam 1] heeft mishandeld;
Feit 3;de plaats van een verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat aan een ander schade was toegebracht;
Feit 4:niet heeft meegewerkt aan een ademonderzoek, terwijl hem de medewerking hieraan was bevolen;
Feit 5: niet heeft meegewerkt aan een speekselonderzoek, terwijl hem de medewerking hieraan was bevolen;
Feit 6: zich heeft verzet bij de staandehouding en aanhouding (wederspannigheid), waarbij [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen;
in de zaak met parketnummer 03/114590-22:
Feit 1: niet heeft meegewerkt aan een ademonderzoek op grond van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2: zich heeft verzet bij de aanhouding en/of overbrenging naar het politiebureau (wederspannigheid);
in de zaak met parketnummer 03/176044-20:
Feit 1:zich heeft verzet bij de aanhouding (wederspannigheid);
Feit 2; een personenauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol, amfetamine en cannabis;
Feit 3:heeft gereden in een personenauto terwijl de overgifte van zijn rijbewijs was gevorderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 03/150664-22:
Op grond van het procesdossier acht de officier van justitie alle feiten bewezen. Bij feit 1 acht de officier van justitie het primair ten laste gelegde (de poging tot zware mishandeling) bewezen.
in de zaak met parketnummer 03/114590-22:
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een ademonderzoek (feit 1) en dat hij geweld heeft gebruikt bij en na zijn aanhouding (feit 2).
in de zaak met parketnummer 03/176044-20:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich met geweld of bedreiging met geweld heeft verzet bij zijn aanhouding, zodat hij moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De overige feiten acht de officier van justitie op grond van het dossier bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van oordeel dat vrijspraak moet volgen van het in de zaak met parketnummer 03/176044-20 onder 1 ten laste gelegde omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich met geweld of bedreiging met geweld heeft verzet bij zijn aanhouding. De raadsman heeft zich ten aanzien van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak parketnummer 03/176044-22 feit 1 :
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte zich met geweld of bedreiging met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, zoals hem het in de zaak met parketnummer 03/176044-20 onder 1 ten laste is gelegd. Het enkel weglopen van de verbalisanten vormt immers geen geweld of bedreiging met geweld. Om die reden zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen overige feiten
De rechtbank acht de overige feiten bewezen. De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte deze feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Parketnummer 03/150664-22
Feit 1: [1]
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen; [4]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 2:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen; [6]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 3:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [7]
- het proces-verbaal van bevindingen; [8]
- het proces-verbaal van bevindingen; [9]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 4:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [10]
- het proces-verbaal rijden onder invloed; [11]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 5:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [12]
- het proces-verbaal rijden onder invloed; [13]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 6:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte; [14]
- het proces-verbaal van bevindingen; [15]
- het proces-verbaal van aangifte; [16]
- het proces-verbaal van bevindingen; [17]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Parketnummer 03/114590-22
Feit 1: [18]
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [19]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 2:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [20]
- het proces-verbaal van bevindingen; [21]
- het proces-verbaal van bevindingen; [22]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Parketnummer 03/176044-20
Feit 2: [23]
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, met bijlage; [24]
- het proces-verbaal van bevindingen; [25]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
Feit 3:
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen; [26]
- het proces-verbaal van bevindingen; [27]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/150664-22:
t.a.v. feit 1:
op 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij, verdachte, met kracht een koelbox met inhoud met een gewicht circa 5,8 kilogram tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2:
op 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, een ambtenaar, [naam 1] (BOA gemeente Maasgouw), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [naam 1] bij beide armen vast te pakken en vervolgens tegen het been van die [naam 1] te schoppen, waardoor zij ten val kwam;
t.a.v. feit 3:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Thorn op de [straat 1] , op 17 juni 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Maasgouw) schade was toegebracht;
t.a.v. feit 4:
op 17 juni 2022 te Roermond, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
t.a.v. feit 5:
op 17 juni 2022 te Roermond, althans in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 2] , belast met de uitoefening van enig toezicht, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen om mee te werken aan een speekselonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
t.a.v. feit 6:
op 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [slachtoffer 1] en [naam 1] (BOA's gemeente Maasgouw), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de staandehouding en aanhouding van verdachte door
- in de andere richting te bewegen als dat [naam 1] hem vasthield en zich vervolgens los te rukken en weg te rennen,
- zich vervolgens na wederom te zijn vastgepakt weer los te rukken,
- voorover te bukken en schuddende bewegingen te maken waardoor die [slachtoffer 1] tegen prikkeldraad aan viel,
terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/114590-22:
t.a.v. feit 1:
op 5 maart 2022 te Roermond, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto ( [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
t.a.v. feit 2:
op 5 maart 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, zich met bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 3] (aspirant bij politie Eenheid Limburg) en [naam 3] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg) en [naam 4] (aspirant bij Politie Eenheid Limburg) en [naam 5] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg) en [naam 6] (hoofdagent bij Politie Eenheid Limburg) en [naam 7] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding en/of overbrenging van verdachte door:
- te schoppen in de richting van voornoemde ambtenaren, en
- tegen te stribbelen en
- zich los te rukken en
- zijn arm in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin bovengenoemde ambtenaren verdachte trachtte te geleiden,
- zijn been tegen een autodeur te plaatsen waardoor deze deur terugveerde in de richting van voornoemde verbalisanten;
in de zaak met parketnummer 03/176044-20:
t.a.v. feit 2:
op 10 april 2022 te Ittervoort, gemeente Leudal, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 0,43 milligram alcohol per milliliter bloed en 270 microgram amfetamine per liter bloed en 2,1 microgram cannabis per liter bloed bedroeg;
t.a.v. feit 3:
op 10 april 2022 te Ittervoort, gemeente Leudal, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, [straat 2] , een motorrijtuig,
(personenauto), van de categorie, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03/150664-22
t.a.v. de feiten 1 primair, 2 en 6:
de eendaadse samenloop van:
poging tot zware mishandeling
en
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. feit 4:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. feit 5:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten
Parketnummer 03/114590-22
t.a.v. feit 1:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. feit 2:
wederspannigheid
Parketnummer 03/176044-22
t.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
t.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/176044-22:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 200 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een rij-ontzegging voor de duur van 9 maanden gevorderd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd deze straf gelijkelijk te verdelen over het onder parketnummer 03/150664-22 ten laste gelegde feit 4 , het onder parketnummer 03/114590-22 ten laste gelegde feit 1 en het onder parketnummer 03/176044-20 ten laste gelegde feit 2.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke rij-ontzegging aan de verdachte op te leggen, omdat dit zou betekenen dat de verdachte zijn werk zou verliezen. Voor het overige heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft onder andere geweld gebruikt tegen meerdere gezagsdragers. Zo heeft hij buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] met een koelbox tegen haar hoofd geslagen en haar collega [naam 1] geschopt, waardoor zij ten val kwam. Dit zijn ernstige feiten die aan de slachtoffers niet alleen letsel, maar ook grote gevoelens van angst en onveiligheid toebrengen. Dat deze feiten op de slachtoffers ook een langdurige impact hebben gehad, blijkt uit de slachtofferverklaringen die zij hebben ingebracht. Zij zijn in hun werk niet langer onbevangen maar steeds beducht voor mogelijke agressie.
Verder heeft de verdachte zich op meerdere momenten verzet bij zijn aanhouding. Ook dit is een kwalijk feit. De opsporingsambtenaren deden hun werk, toen zij geconfronteerd werden met de bovenmatige agressie van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte verschillende Wegenverkeerswet-feiten gepleegd. Hij heeft onder invloed van verdovende middelen in een auto gereden, hij heeft gereden terwijl hij zijn rijbewijs had moeten overgeven en hij heeft de plek van een verkeersongeval verlaten. Dit zijn kwalijke feiten. De verdachte brengt hiermee niet alleen zichzelf, maar ook andere weggebruikers in gevaar. Bovendien frustreert hij voor slachtoffers de mogelijkheid door hem veroorzaakte schade op hem te verhalen. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar het soort straffen dat doorgaans wordt opgelegd voor de gepleegde feiten. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, ook voor geweldsdelicten. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank zijn houding ter terechtzitting laten meewegen. De verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven en spijt betuigd, ook jegens de slachtoffers die op de zitting aanwezig waren. Ook is gebleken dat de verdachte zijn leven inmiddels op de rit heeft. De verdachte bevond zich ten tijde van de feiten in een slechte periode van zijn leven, maar hij heeft zich herpakt. De inhoud van het reclasseringsadvies dat op 23 februari 2023 over de verdachte is opgesteld, versterkt de indruk die de rechtbank op zitting van de verdachte kreeg. De reclassering beschrijft dat de verdachte, na het plegen van de delicten, tot de conclusie is gekomen dat het middelengebruik uit de hand is gelopen. Hij is hulp gaan zoeken om van zijn verslaving af te komen. Wanneer de verdachte abstinent blijft van middelen, is het risico op recidive laag, aldus de reclassering. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies en toezicht zijn niet nodig, nu de verdachte zich adequaat heeft laten behandelen voor het middelengebruik en andere interventies niet geïndiceerd zijn. De rechtbank neemt dit advies van de reclassering over.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf een passende sanctie voor de door de verdachte gepleegde feiten. Aan de verdachte zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank enerzijds de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen, en anderzijds de verdachte ondersteunen in de opbouw van zijn leven, en in zijn voornemen zich niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een taakstraf van 200 uren worden opgelegd.
De rechtbank zal, anders dan gevorderd, de verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging opleggen. Ofschoon het belang van de verkeersveiligheid zonder meer gebaat zou zijn bij de oplegging van een onvoorwaardelijke rij-ontzegging, zou deze ertoe leiden dat de verdachte zijn werk zal verliezen. Hiermee is niet alleen de verdachte, maar ook de samenleving niet gebaat, daar het risico bestaat dat de verdachte opnieuw zal afglijden. Daarom zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke rij-ontzegging. De rechtbank zal voor elk van de drie verkeersfeiten die de verdachte heeft begaan een voorwaardelijke rij-ontzegging van 3 maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 172,26 ter vergoeding van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam 1] een bedrag van € 198,73 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [naam 1] volledig toegewezen kunnen worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
vordert vergoeding van diverse materiële schadeposten. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen dit deel van de vordering. De rechtbank zal daarom de vergoeding van materiële schade toewijzen zoals gevorderd.
Verder wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. [slachtoffer 1] heeft door het handelen van de verdachte letsel opgelopen, waardoor de grond voor immateriële schadevergoeding is gegeven. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen dit deel van de vordering en de rechtbank acht het gevorderde bedrag passend en billijk voor de door [slachtoffer 1] geleden schade als gevolg van het handelen van de verdachte. Ook de gevorderde immateriële schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.
De vordering van [naam 1]
vordert vergoeding van diverse materiële schadeposten. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen dit deel van de vordering. De rechtbank zal daarom de vergoeding van materiële schade toewijzen zoals gevorderd.
Verder wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade. [naam 1] heeft door het handelen van de verdachte letsel opgelopen, waardoor de grond voor immateriële schadevergoeding is gegeven. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen dit deel van de vordering en de rechtbank acht het gevorderde bedrag passend en billijk voor de door [naam 1] geleden schade als gevolg van het handelen van de verdachte. Ook de gevorderde immateriële schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.

8.Het beslag

In het dossier bevindt zich een beslaglijst met daarop een personenauto en een koelbox.
Van deze personenauto zal de teruggave worden gelast aan de verdachte, nu het strafvorderlijk belang zich hiertegen niet verzet.
De koelbox zal worden verbeurd verklaard, omdat dit aan de verdachte toebehoort en feit 1 onder parketnummer 03/150664-22met behulp van dit voorwerp is begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 55, 57, 180, 181, 184, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 9, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
parketnummer 03/176044-22
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
parketnummer 03/150664-22
  • verklaart het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd;
parketnummer 03/114590-22
  • verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
parketnummer 03/176044-22
  • verklaart het onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
parketnummers 03/150664-22, 03/114590-22, 03/176044-20
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • legt aan de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 03/150664-22 onder 4 bewezenverklaarde een ontzegging op van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden,
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • legt aan de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 03/114590-22 onder 1 bewezenverklaarde een ontzegging op van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
  • bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van de rijontzegging in mindering wordt gebracht;;
  • bepaalt dat maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • legt aan de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 03/176044-22 onder 2 bewezenverklaarde een ontzegging op van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 772,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van € 172,26 ter vergoeding van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 772,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van € 172,26 ter vergoeding van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [naam 1] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] volledig toe en veroordeelt de verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van een bedrag van € 598,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van € 198,73 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] van een bedrag van € 598,73, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van € 198,73 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- de koelbox met omschrijving: PL2300-2022091557-1518339 Koelbox
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
- de personenauto met omschrijving PL2300-2022091557-1490881;

Voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr K.G. Witteman, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2023.
Buiten staat
Mr. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 03/150664-22:
feit 1:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij, verdachte, met kracht een koelbox met inhoud met een gewicht circa 5,8 kilogram tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, een ambtenaar, [slachtoffer 1] (BOA gemeente Maasgouw), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door met kracht een koelbox met inhoud met een gewicht van circa 5,8 kilogram tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, een ambtenaar, [naam 1] (BOA gemeente Maasgouw), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [naam 1] bij beide armen vast te pakken en (vervolgens) tegen het been van die [naam 1] te schoppen, waardoor zij ten val kwam;
feit 3:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Thorn op/aan de [straat 1] , op of omstreeks 17 juni 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Maasgouw)
letsel en/of schade was toegebracht;
feit 4:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Roermond, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
feit 5:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Roermond, althans in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 2] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd om mee te werken aan een speelselonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
feit 6:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaren, [slachtoffer 1] en [naam 1] (BOA's gemeente Maasgouw), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten de staandehouding en aanhouding van verdachte door
- in de andere richting te bewegen als dat [naam 1] hem vasthield en zich vervolgens los te rukken en weg te rennen,
- zich vervolgens na wederom te zijn vastgepakt weer los te rukken,
- voorover te bukken en schuddende bewegingen te maken (waardoor die [slachtoffer 1] tegen prikkeldraad aan viel),
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een (hoofd)wond bij die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/114590-22:
03-114590-22 feit 1:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Roermond, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto ( [kenteken] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
03-114590-22 feit 2:
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te Thorn, gemeente Maasgouw, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [naam 3] (aspirant bij politie Eenheid Limburg) en/of [naam 3] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg) en/of [naam 4] (aspirant bij Politie Eenheid Limburg) en/of [naam 5] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg) en/of [naam 6] (hoofdagent bij Politie Eenheid Limburg) en/of [naam 7] (brigadier bij Politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding en/of overbrenging van verdachte door:
- te schoppen in de richting van voornoemde ambtenaren, en/of
- tegen te stribbelen en/of
- zich los te rukken en/of
- zijn arm in tegengestelde richting te bewegen dan die waarin bovengenoemde ambtenaren verdachte trachtte te geleiden,
- zijn been tegen een autodeur te plaatsen waardoor deze deur terugveerde in de richting van voornoemde verbalisant(en);
in de zaak met parketnummer 03/176044-20:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Ittervoort, gemeente Leudal, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [naam 9] (hoofdagent bij politie eenheid Limburg) en/of [naam 8] (hoofdagent bij politie eenheid Limburg)
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte door weg te lopen van voornoemde verbalisanten en/of zich in een andere richting te bewegen;
feit 2:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Ittervoort, gemeente Leudal, en/of Thorn, gemeente Maasgouw, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 0,43 milligram alcohol per milliliter bloed en/of 270 microgram amfetamine per liter bloed en/of 2,1 micogram cannabis per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
feit 3:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Ittervoort, gemeente Leudal, en/of Thorn, gemeente Maasgouw, althans in Nederland, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, [straat 2] , een motorrijtuig,
(personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.

Voetnoten

1.het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Echt, zaakregistratienummer PL2300-2022091676, gesloten d.d. 28 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 134.
2.Pagina 14-16.
3.Pagina 7-9.
4.Pagina 83.
5.Pagina 25-27.
6.Pagina 10-12.
7.Pagina 7-9.
8.Pagina 10-12.
9.Pagina 48.
10.Pagina 60.
11.Pagina 94-95.
12.Pagina 60.
13.Pagina 94-95.
14.Pagina 14-16.
15.Pagina 7-9.
16.Pagina 25-27.
17.Pagina 10-12.
18.het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, zaakregistratienummer PL2300-2022038922, gesloten d.d. 10 mei 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 38.
19.Pagina 9-10.
20.Pagina 9-10.
21.Pagina 11-13.
22.Pagina 15-16.
23.het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Echt, zaakregistratienummer PL2300-2022052826, gesloten d.d. 20 juli 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 40.
24.Pagina 12-15, Pagina 16 en
25.Pagina 8-9.
26.Pagina 8-9.
27.Pagina 10.