In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de stichting Woningstichting Heemwonen tegen een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Heemwonen verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op basis van de i-grond, die een combinatie van de d-grond (ongeschiktheid) en de g-grond (verstoorde arbeidsrelatie) inhoudt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor het aannemen van een combinatie van omstandigheden die rechtvaardigen dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De procedure begon met een verzoekschrift van Heemwonen, waarin werd gesteld dat [verweerder] niet voldeed aan de functie-eisen en dat zijn functioneren sinds 2020 kritischer werd beoordeeld. De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat [verweerder] tot en met 2020 voldoende functioneerde en dat de veranderingen in zijn beoordeling vooral te maken hadden met bedrijfsorganisatorische redenen, die onder de a-grond vallen en niet bijdragen aan de i-grond.
De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat Heemwonen niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie. De voorbeelden die Heemwonen aanhaalde waren niet voldoende onderbouwd en de beëindiging van het coachingstraject door Heemwonen getuigde niet van goed werkgeverschap. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en Heemwonen veroordeeld in de proceskosten.