7.1.De voorzieningenrechter overweegt dat voor de bezonning van woningen en voor de lichtinval van woningen geen wettelijke normen bestaan. Dat neemt echter niet weg dat een omgevingsvergunning als hier in geding in overeenstemming dient te zijn met een goede ruimtelijke ordening en in het kader van de daarbij te maken belangenafweging ook moet worden gekeken naar de gevolgen van een bouwplan voor de bezonning en de lichtinval van naastgelegen woningen. Verweerders besluitvorming geeft er geen blijk van dat dit aspect hierbij (kenbaar) is betrokken. Ook deze beroepsgrond slaagt derhalve.
Conclusie en nevenbeslissingen
8. Gelet op wat onder 4-4.2 en 7-7.1 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven en dient daarom te worden vernietigd. Nu, zoals onder 3 is overwogen, verweerder in dezen beleidsruimte heeft, kan de voorzieningenrechter in het kader van een (mogelijke) finale geschillenbeslechting geen eigen beoordeling maken, maar moet hij verweerder de ruimte laten om de omgevingsvergunning op grond van een verbeterde motivering opnieuw in stand te laten. Verweerder zal daarom worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van eiser te nemen met inachtneming van de overwegingen van deze uitspraak.
9. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen die er toe strekt dat het besluit op aanvraag wordt geschorst totdat verweerder het nieuwe besluit zal hebben genomen en bekend heeft gemaakt. Het verzoek als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan daarom worden afgewezen.
10. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, volgt uit artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dat verweerder het hiervoor betaalde griffierecht zal dienen te vergoeden. Ten aanzien van het voor de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening betaalde griffierecht ziet de voorzieningenrechter, gegeven de uitspraak in de hoofdzaak, aanleiding gebruik te maken van de hem in artikel 8:82, vijfde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid en verweerder te gelasten deze kosten aan eiser te vergoeden.
11. De voorzieningenrechter ziet ten slotte aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft deze veroordeling ook betrekking op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (twee punten voor het indienen van het beroep- respectievelijk het verzoekschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Voorts komen de reis- en verletkosten van eiser voor het bijwonen van de zitting voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten worden vastgesteld op de kosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse; de verletkosten overeenkomstig de door eiser overgelegde specificatie.