In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 28 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Kerkrade. De last hield in dat de woning gelegen aan [adres] voor de duur van 52 weken gesloten zou worden, met ingang van 8 februari 2023. Verzoekers, bestaande uit een verzoekster en verzoeker, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelden dat er sprake was van een spoedeisend belang. De verzoekster voerde aan dat zij in de woning woonde en samen met verzoeker, die in detentie zat, een gezin vormde. Echter, de burgemeester betwistte dit en stelde dat verzoekster niet ingeschreven stond op het adres en dat er geen bewijs was dat zij daadwerkelijk in de woning woonde. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het adres woonachtig was. Ook voor verzoeker was er geen spoedeisend belang, gezien zijn detentie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de conclusie dat er geen onomkeerbare gevolgen waren voor de verzoekers, waardoor de beslissing op bezwaar kon worden afgewacht.