ECLI:NL:RBLIM:2023:1755

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
ROE 23/364
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 28 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Kerkrade. De last hield in dat de woning gelegen aan [adres] voor de duur van 52 weken gesloten zou worden, met ingang van 8 februari 2023. Verzoekers, bestaande uit een verzoekster en verzoeker, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelden dat er sprake was van een spoedeisend belang. De verzoekster voerde aan dat zij in de woning woonde en samen met verzoeker, die in detentie zat, een gezin vormde. Echter, de burgemeester betwistte dit en stelde dat verzoekster niet ingeschreven stond op het adres en dat er geen bewijs was dat zij daadwerkelijk in de woning woonde. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het adres woonachtig was. Ook voor verzoeker was er geen spoedeisend belang, gezien zijn detentie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de conclusie dat er geen onomkeerbare gevolgen waren voor de verzoekers, waardoor de beslissing op bezwaar kon worden afgewacht.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/364

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , verzoekster

[naam 2], verzoeker
(tezamen verzoekers)
(gemachtigde: mr. M.J. Hoogendoorn),
en

de burgemeester van de gemeente Kerkrade, verweerder

(gemachtigden: [namen 2 gemachtigden] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van sluiting van de woning gelegen aan [adres] voor de duur van 52 weken met ingang van 8 februari 2023.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft de voorlopige voorziening op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de uitvoering van het besluit tot sluiting van de woning gelegen aan [adres] voor de duur van 52 weken met ingang van 8 februari 2023.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter dient derhalve eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld. [1]
3. Verzoekers voeren hierover aan dat verzoekster een spoedeisend belang heeft omdat ze in de woning woonde. Verzoekster was met verzoeker bezig om te gaan samenwonen op het betreffende adres, tezamen met haar minderjarige kind, maar de inschrijving in het GBA had nog niet plaatsgevonden. Verzoekster was ook in de woning ten tijde van de inval door de politie. Ten aanzien van verzoeker wordt aangevoerd dat zijn woonbelang is gelegen in het feit dat hij in mei weer vrijkomt uit detentie. Desgevraagd geeft de gemachtigde aan dat verzoekster thans in [buitenland] woont op het adres waar zij ook verbleef toen het voornemen tot samenwoning aan de orde was.
4. Verweerder betwist dat sprake is van een spoedeisend belang. Verzoekster is niet woonachtig op [adres] volgens verweerder. Ze staat niet ingeschreven op het desbetreffende adres en is niet bekend bij de verhuurder als huurder. De bevolkingscontroleur van verweerder heeft op 6 januari 2023 een controle uitgevoerd op het adres, waarbij niemand in de woning werd aangetroffen. Tevens heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden, waarbij aan de controleur werd medegedeeld dat er af en toe, sporadisch en altijd overdag, een mevrouw met een kind komt. Verzoekster en haar kind overnachten nooit in de woning. Verder werd aangegeven dat verzoekster rijdt in een auto met een [buitenlands] kenteken. Dit doet verweerder vermoeden dat ze in [buitenland] staat ingeschreven en woonachtig is. Dat verzoekster niet woonachtig is op desbetreffende adres wordt ook bevestigd door de zus van verzoeker in een telefoongesprek met een ambtenaar van verweerder, waarbij de zus ook heeft aangegeven dat de woning is leeggeruimd
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat er voor verzoeker ook geen sprake kan zijn van een spoedeisend belang nu hij gedetineerd is. De eigenaar heeft aangekondigd dat hij een procedure zal starten indien het niet mogelijk is om het huurcontract buitengerechtelijk te ontbinden. Er bestaat daarmee volgens verweerder een zeer grote kans dat verzoeker überhaupt niet meer mag terugkeren naar de huurwoning.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van een spoedeisend belang.
Verzoekster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij woonachtig is in de woning, gelet op de onderzoeksrapportage door een controleur van verweerder waaruit volgt dat zij niet woonachtig is op het desbetreffende adres en hetgeen daarover is gezegd door de zus van verzoeker. Ook ter zitting is in feite gezegd dat er sprake was van een voornemen tot het gaan samenwonen hetgeen iets anders is dan er al wonen. In elk geval is dat woonachtig zijn ook niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Bovendien is op zitting aangegeven dat ze op dit moment voorzien is van woonruimte. Ten aanzien van verzoeker oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een spoedeisend belang nu hij in detentie verblijft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er nu geen onomkeerbare gevolgen zijn voor verzoekers, waardoor de beslissing op bezwaar zonder bezwaren kan worden afgewacht.
Conclusie
6. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 maart 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht