ECLI:NL:RBLIM:2023:1753

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
10307933 CV EXPL 23-344
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens onbetwiste huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin ontruiming van een gehuurde woning werd gevorderd wegens een onbetwiste huurachterstand. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.C. Breuls, vorderde de ontruiming van de woning die door de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermans, werd gehuurd. De gedaagde had sinds oktober 2022 de huur niet betaald, terwijl de huurprijs € 860,00 per maand bedroeg. De gedaagde heeft ter zitting verklaard dat zij de woning inmiddels had verlaten, maar de kantonrechter oordeelde dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar was, gezien de onbetwiste huurachterstand.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en de sleutels aan de eiseres te overhandigen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 3.440,00, vermeerderd met € 860,00 per maand voor elke maand dat de gedaagde na 1 februari 2023 niet aan de ontruimingsverplichting voldoet. De wettelijke rente over de huurachterstand is eveneens toegewezen. De gedaagde is verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.167,67. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 10307933 CV XPL 23-344
Vonnis van de kantonrechter van 8 maart 2023
in het kort geding van

1.[eiseres sub 1]

2.
[eiser sub 2],
wonend in [woonplaats 1] , aan de [adres 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.C. Breuls
tegen
[gedaagde] ,
wonend in [woonplaats 2] aan de [adres 2] ,
gedaadge partij,
gemachtigde mr. L.N. Hermans.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 13 februari 2023
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 6 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 juli 2022 van [eisers] de woning (appartement) in [woonplaats 2] aan de [adres 2] (verder te noemen: het gehuurde) tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 860,00 (waarvan € 110,00 als voorschot op de overeengekomen servicekosten).
2.2.
[gedaagde] heeft de huur vanaf oktober 2022 geheel onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
Op grond van een betalingsachterstand vordert [eisers] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
1. de veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
2. de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. € 3.440,00 ten titel van huurachterstand, te vermeerderen met € 860,00 per ingegane maand dat [gedaagde] na 1 februari 2023 niet aan de veroordeling onder 1. voldoet;
b. de wettelijke rente over het onder a. gevorderde;
c. een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 516,00;
een en ander onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij het gehuurde reeds drie weken geleden heeft verlaten en dat het gehuurde thans leeg is. Daarnaast heeft zij verklaard dat sprake is (geweest) van onder meer een defecte verwarming, heeft zij gewag gemaakt van meerdere schendingen van haar privacy door [eisers] en heeft zij verklaard dat de elektriciteit en water in het gehuurde afgesloten zijn (geweest).

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde spoedeisende belang is op zichzelf niet betwist en wordt aannemelijk geacht.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
De door [eisers] gestelde huurachterstand sec is door [gedaagde] onbetwist gelaten en staat daarmee in deze procedure tussen partijen vast. Op grond daarvan, in samenhang met de verklaring van [gedaagde] ter zitting, inhoudend dat zij het gehuurde reeds drie weken geleden heeft verlaten, is de gevorderde ontruiming in kort geding zonder meer toewijsbaar.
4.4.
De veroordeling tot betaling van de onbetaalde huur tot aan de dag van ontruiming (door [eisers] ten onrechte ook als ‘schadevergoeding’ aangemerkt) is eveneens toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de respectieve datums van verzuim tot aan de dag van voldoening. Het eerst ter zitting aangevoerde verweer van [gedaagde] is door [eisers] betwist en is door [gedaagde] op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat daaraan voorbijgegaan dient te worden.
4.5.
Ten slotte dient de toewijsbaarheid van de gevorderde veroordeling tot betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten te worden beoordeeld. Daarvoor zou dan voldaan dienen te zijn aan alle vereisten als genoemd in art. 6:96 lid 6 BW. Gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform laatstgenoemd artikellid is verstuurd. De gevorderde vergoeding zal derhalve worden afgewezen.
4.6.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.167,67, bestaande uit € 793,00 aan salaris gemachtigde, € 244,00 aan griffierecht en € 130,67 aan explootkosten.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] € 3.440,00 te betalen alsmede € 860,00 per ingegane maand dat [gedaagde] na 1 februari 2023 niet aan de veroordeling onder 5.1. voldoet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve datums van verzuim van de huurbetalingen tot aan de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.167,67;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK