ECLI:NL:RBLIM:2023:1749

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
03.239113.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, inclusief seksueel binnendringen

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 februari 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder seksueel binnendringen. Het slachtoffer, dat zich als benadeelde partij had gevoegd, deed aangifte en verklaarde gedetailleerd over de seksuele handelingen die zij had ondergaan. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat deze voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 6.000,00 aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.239113.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonadres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.A.R. Di Antonio, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. Rademakers. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: met een meisje tussen de 12 en de 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestaan uit seksueel binnendringen;
Feit 2: met een meisje tussen de 12 en 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten, ook voor het seksueel binnendringen. Er is aangifte gedaan door het slachtoffer. Die aangifte van het slachtoffer is betrouwbaar. Aangeefster verklaart gedetailleerd en consistent. De aangifte vindt steun in de gemoedstoestand van het slachtoffer wanneer ze over het tenlastegelegde vertelt tegen haar moeder en tegen de verbalisanten. Bovendien heeft de verdachte zelf bij de politie gemeld dat hij meerdere malen seks heeft gehad met een meisje van 14 jaar. Dat de verdachte met seks alleen zoenen heeft bedoeld, en niet seksueel binnendringen, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit. De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] zijn inconsistent en bovendien vinden zij geen steun in andere bewijsmiddelen. Daar komt bij dat de verdachte het ten laste gelegde ten stelligste ontkent.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de periode januari 2022 tot en met maart 2022 en de periode mei 2022 tot en met juni 2022.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van de tenlastegelegde periode. De verdachte dient van de periode januari 2022 tot en met maart 2022 en de periode mei 2022 tot en met juni 2022 te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Juridisch kader
Aan de verdachte zijn zedendelicten tenlastegelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn: de veronderstelde dader en het veronderstelde slachtoffer. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval.
Dat betekent dat als de verdachte ontkent iets strafbaars te hebben gedaan, hetgeen hier voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde seksueel binnendringen het geval is, er vaak alleen de verklaring van het slachtoffer als bewijsmateriaal is. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van één (getuigen)verklaring. Dit wettelijke voorschrift moet ervoor zorgen dat de rechter een goed gemotiveerde beslissing neemt, door hem te verbieden om tot een bewezenverklaring te komen op de verklaring van één enkele getuige, als die verklaring niet wordt ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Ook al is de verklaring van een aangever waar, er zal altijd meer bewijs moeten zijn om tot een bewezenverklaring te komen.
Bewijsmiddelen feit 1
Op 16 juni 2022 heeft verdachte bij de politie gemeld dat hij meerdere malen seks heeft gehad met [slachtoffer] , een meisje van 14 jaar oud. Hij heeft de verhouding nu gestopt, waarop [slachtoffer] dit onder andere aan zijn ex heeft verteld. [2]
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , verklaart op 22 juni 2022 tijdens een informatief gesprek zeden dat zij in april 2022 in het Abdissenbosch bij de Zandgroeve was gaan crossen met een vriend en de stiefvader van die vriend, genaamd [verdachte] (hierna: de verdachte). Op een plek waar niemand hen kon zien, ging de verdachte met zijn hand in haar broek onder haar string. Hij raakte haar aan bij haar schaamstreek. Op een ander moment heeft ze ook seks met de verdachte gehad. Dat was ook in het Abdissenbosch bij de zandgroeve. [3]
Op 5 september 2022 verklaart zij tijdens het “verhoor slachtoffer” dat de verdachte alleen was bij de zandgroeve in het Abdissenbosch te Landgraaf. Dat was in april 2022. Hij trok haar broek en onderbroek uit en deed toen zijn eigen onderbroek uit. Toen hij met zijn hand in haar onderbroek zat, was hij haar aan het vingeren. Hij bewoog met zijn vinger in haar vagina. Toen hij zijn broek omlaag deed, zag ze zijn stijve piemel. Hij stond achter haar. Hij duwde met zijn hand tegen haar rug zodat ze voorover moest bukken en toen stopte hij zijn piemel in haar vagina. Hij maakte een beweging naar voren en naar achteren. Hij kwam klaar op haar rug. Ze is eerder gaan crossen met verdachte, voordat ze seks met hem had gehad. Ze zat toen voor hem op de motor. Hij begon haar met zijn linkerhand te vingeren tijdens het rijden. Dit was ook bij de zandgroeve. Hij had met zijn hand haar jurkje aan de kant gedaan en ging met zijn hand in haar broekje en ging met zijn vinger in haar vagina. Toen hij in haar vagina zat deed hij zijn vinger rond bewegen. [4]
De moeder van het slachtoffer [slachtoffer] doet aangifte van verkrachting en geeft aan dat haar dochter tegen haar heeft verklaard dat verdachte met zijn hand in haar broek is geweest en dat ze daarna geslachtsgemeenschap hebben gehad. Het heeft rond 18 april 2022 plaatsgevonden. Na die ene keer is het nog een keer gebeurd. Ze vertelde dat ze waren gaan crossen. De verdachte had zijn hand in haar broek gedaan en haar daarna gedwongen tot seks. [5]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een keer met [slachtoffer] is gaan crossen en dat hij toen met haar poes heeft gespeeld. Toen wilden ze seks hebben. Ze hebben afgesproken bij het crossveld in Landgraaf. Ze hebben geprobeerd seks te hebben. Ze hebben erna nog een keer afgesproken en geprobeerd seks te hebben. Hij heeft wat gevoeld en gespeeld met haar clitoris. Hij probeerde zijn penis in haar vagina te duwen. [6]
De verdachte heeft een screenshot gemaakt van een snapchat van hem en [slachtoffer] .
De berichtgeving is als volgt:
Verdachte: Wou je ook geen sex dan
Of dat wel
[slachtoffer] : Jawel [7]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij met [slachtoffer]
bij de groeve was en dat zij seks wilden hebben.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die [slachtoffer] over de seksuele handelingen met de verdachte heeft afgelegd betrouwbaar zijn en als basis kunnen dienen voor de verdere beoordeling van de zaak. Immers, hoewel de verklaringen ten aanzien van onder meer de aanloop naar de seksuele contacten van elkaar verschillen, zijn deze ten aanzien van de seksuele handelingen als zodanig consistent, gedetailleerd en in de kern in overeenstemming met elkaar.
De vraag die vervolgens rijst is of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De verdachte heeft immers op 16 juni 2022 zelf de politie gebeld met de mededeling dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [slachtoffer] van 14 jaar en dat hij nu de verhouding heeft gestopt. Ook uit de overgelegde snapchatberichten blijkt dat tussen verdachte en [slachtoffer] gesproken is over seks hebben. Tot slot heeft verdachte ook zelf bij de politie en ter zitting verklaard dat het de bedoeling was dat hij sex met [slachtoffer] had.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie nog verklaard dat hij weliswaar sex wilde, maar dat binnendringen niet is gelukt, omdat zijn penis slap was. De rechtbank hecht hier echter geen geloof aan. Enerzijds vanwege de verklaringen van [slachtoffer] dat verdachte wel seksueel bij haar is binnengedrongen en anderzijds vanwege het feit dat verdachte zelf al op 16 juni 2022 heeft gemeld dat hij sex met [slachtoffer] heeft gehad.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd over dat hij onder seks iets anders verstaat dan seksueel binnendringen acht de rechtbank bovendien volstrekt ongeloofwaardig nu verdacht in zijn verklaring bij de politie ook zelf onder seks het seksueel binnendringen lijkt te verstaan. Wanneer hem gevraagd wordt wat hij onder seks verstaat antwoordt hij immers dat hij probeerde zijn penis in haar vagina te duwen.
Aldus is er voldoende wettig bewijs dat de verdachte heeft gehandeld, zoals door de aangeefster is verklaard. De rechtbank is er ook van overtuigd dat de aangeefster, in tegenstelling tot wat de verdachte beweert, seksueel is binnengedrongen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit onder 1wettig en overtuigend is bewezen.
Bewijsmiddelen Feit 2
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte het feit ter terechtzitting van 22 februari 2023 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten
- het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] [8] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank ziet wel aanleiding zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 de tenlastegelegde pleegperiode in te korten tot de periode 1 april 2022 tot en met 30 april 2022, zoals door de raadsman is bepleit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022 in de gemeente Landgraaf,
meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
Feit 2:
in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022 in de gemeente Landgraaf,
meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (op de mond) kussen van die [slachtoffer] en
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- het betasten van en/of voelen aan de vagina van die [slachtoffer] en
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of kruis door die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze worden geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naast de voor feit 1 primair bepleite vrijspraak, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf veel te hoog is. De raadsman verzoekt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag op te leggen met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een zeer forse taakstraf voor de duur die de rechtbank passend acht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarig meisje, waarbij de handelingen mede hebben bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam. De strafwet beschermt (de belangen van) jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden. Blijkens de toelichting op de vordering tot schadevergoeding ondervindt het slachtoffer nog steeds de negatieve gevolgen van het handelen van de verdachte.
Het behoeft geen betoog dat hetgeen verdachte heeft gedaan kwalijke feiten zijn.
Het voorgaande rechtvaardigt dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met het grote leeftijdsverschil tussen het slachtoffer en de verdachte. Hoewel verdachte een blanco strafblad heeft, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een taakstraf of een andere of lagere straf dan een gevangenisstraf van de hierna vermelde duur, waarvan een gedeelte voorwaardelijk.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir als strafverzwarend aangemerkt dat de verdachte zou hebben gedreigd om naaktfoto’s van het slachtoffer online te zetten en dat hij haar broertjes iets zou aandoen als het slachtoffer geen seks met hem zou hebben. Nu de rechtbank daarvan in het onderhavige dossier onvoldoende is gebleken, heeft de rechtbank dit niet in strafverzwarende zin meegewogen.
De rechtbank zal, alles overwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de in de beslissing genoemde bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering in haar rapport van 9 februari 2023 zijn geadviseerd.
De rechtbank is echter eveneens van oordeel dat daarmee, gezien de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan en zal daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uur.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 10.000,00. Het bedrag bestaat uit immateriële schade. Daarnaast verzoekt [slachtoffer] om de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] voldoende is onderbouwd en geheel voor toewijzing gereedligt. Hij vordert daarbij ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,00, nu het psychisch letsel niet is onderbouwd en het aannemelijk is dat [slachtoffer] ook door andere voorvallen in het verleden schade heeft opgelopen, zodat niet alle psychische klachten een causaal verband met het tenlastegelegde hebben.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
De benadeelde partij [slachtoffer] is rechtstreeks slachtoffer van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
Immateriële schade
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer in het geval van aantasting in persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Hoewel de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd met medische stukken waaruit het bestaan van geestelijk letsel blijkt, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De benadeelde partij heeft aansluiting gezocht bij verschillende uitspraken, echter acht de rechtbank deze niet geheel vergelijkbaar. De rechtbank acht daarom een bedrag van
€ 6.000,00 naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, toewijsbaar. Het resterende deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat er nog geen eindtoestand is bereikt.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich na datum vonnis bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht, telefoonnummer: 088-8041501. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
De veroordeelde laat zich behandelen, gericht op seksualiteit en seksualiteitsbeleving, door FPP De Rooyse Wissel of door een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicatie vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] , van een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 65 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en
mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2023.
Buiten staat
Mr. J.M.E. Kessels is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 juni 2022 in de gemeente Landgraaf,
meermalen, althans eenmaal.
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 juni 2022 in de gemeente Landgraaf,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (op de mond) kussen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van en/of voelen aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of kruis door die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2022090730, gesloten d.d. 20 september 2022, doorgenummerd van pag. 1 tot en met pag. 50.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2022, pag. 25.
3.Het proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 22 juni 2022, pag. 5.
4.Het proces-verbaal verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 5 september 2022, pag. 17 t/m pag. 19 en pag. 22 t/m pag. 24
5.Het proces-verbaal aangifte [aangever] Valkenburg d.d. 21 juli 2022, pag. 8 en pag. 9.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 september 2022, pag. 34 t/m pag. 36
7.Screenshot snapchat, pag. 43.
8.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 5 september 2022, pag. 17 t/m 19 en pag. 22 t/m 24.