ECLI:NL:RBLIM:2023:1697

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
ROE 20/3547
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor hulp bij het huishouden en vervoersvoorziening op basis van Wmo 2015, met betwisting van GGD-advies en medische situatie van eiser

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Snel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Roestenberg. Eiser had aanvragen ingediend voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), welke door verweerder op 17 maart 2020 werden afgewezen. Eiser stelde dat de GGD-arts de medische situatie niet correct had beoordeeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de GGD-adviezen zorgvuldig waren en de medische situatie van eiser op dat moment niet leidde tot de noodzaak voor de gevraagde voorzieningen. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om de afwijzing van zijn aanvragen te weerleggen. De rechtbank oordeelde dat de GGD-arts de relevante medische informatie had overwogen en dat er geen objectieve gegevens waren die de noodzaak voor de gevraagde hulp onderbouwden. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 07 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A.C. Snel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. A.J.M. Roestenberg).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 17 maart 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eiser in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening afgewezen.
Bij besluit van 9 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nadere vragen aan de GGD te stellen over het advies. Daarbij zou de GGD voor de beantwoording van een aantal vragen contact opnemen met de neurochirurg van eiser.
Op 15 juni 2022 is daartoe een reactie van de GGD-arts uitgebracht. Eiser heeft daarop, na zes weken uitstel te hebben gekregen van de rechtbank, op 19 augustus 2022 gereageerd met nadere antwoorden van de neurochirurg. Verweerder heeft die antwoorden doorgestuurd aan de GGD met het verzoek nader te adviseren. De GGD heeft een conceptadvies opgesteld, maar niet aan verweerder verstrekt, omdat eiser daarvoor geen toestemming heeft gegeven.
Verweerder heeft op 8 december 2022 een nader verweerschrift in het geding gebracht. Eiser heeft daarop, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd.
Na verkregen toestemming van partijen om een nadere zitting achterwege te laten is het onderzoek op 10 februari 2023 gesloten.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser, bekend met dwerggroei, ontving van verweerder hulp bij het huishouden in natura voor 211 minuten per week over de periode van 14 januari 2019 tot en met
31 december 2019 en een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer (cvv) voor de periode van 11 januari 2019 tot en met 10 januari 2020 in verband met een ingrijpende operatie die eiser op 7 januari 2019 heeft ondergaan. Eiser heeft zich op 28 oktober 2019 bij verweerder gemeld voor verlenging van de hulp bij het huishouden. Verweerder heeft de hulp bij het huishouden voor 211 minuten per week, in afwachting van advies van de GGD, verlengd met drie maanden voor de periode van 1 januari 2020 t/m 31 maart 2020. Vervolgens heeft de GGD op 4 maart 2020 een medisch advies opgesteld, waarin de GGD-arts heeft geconcludeerd dat het merendeel van de klachten zijn verdwenen na de (succesvolle) operatie. In navolging van dit advies heeft verweerder de aanvragen van eiser voor hulp bij het huishouden en cvv afgewezen. Eiser komt volgens verweerder niet in aanmerking voor de voorzieningen, omdat er geen medische noodzaak is. Eiser wordt met zijn beperkingen in staat geacht om, verdeeld over de week, weer alle huishoudelijke taken te doen en met het openbaar vervoer te reizen.
2. In de bezwaarfase heeft eiser aangegeven dat de GGD-arts de gegevens verkeerd geïnterpreteerd heeft of niet alle gegevens ter hand had. De klachten van eiser kunnen niet verbeteren en zijn onherstelbaar. De neurochirurg bedoelt met de conclusie dat er een stabilisatie van de neurologische toestand is opgetreden dan ook niet dat de situatie is verbeterd, zoals de GGD-arts in zijn advies schetst. Eiser heeft in bezwaar een brief overgelegd van de ergotherapeute van 14 april 2020 en meerdere brieven van de neurochirurg (van 13 september 2018, 13 december 2018, 7 januari 2019, 25 januari 2019, 12 februari 2019, 11 april 2019 en 16 januari 2020). Daarnaast heeft eiser nog medische informatie van Neurochrurgie4u overgelegd en van de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de besluiten van 17 maart 2020 in stand gelaten. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft verweerder de GGD opnieuw om advies gevraagd. De GGD concludeert in zijn aanvullend advies van 22 september 2020 dat er geen reden is om van zijn eerder advies af te wijken. Eiser kampt weliswaar met een beschadiging aan het ruggenmerk in de nek, maar er is geen sprake van objectiveerbare beperkingen die ertoe leiden dat hij niet in staat zou zijn zelf het huishouden te doen, de afstand tot de bushalte lopend af te leggen of te participeren in de samenleving. Uit de informatie van de neurochirurg blijk dat de beenklachten verdwenen zijn en dat alleen nog sprake is van dove gevoelens in de handen. De door eiser gestelde beperkte energie is voorstelbaar, maar is een subjectief gegeven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de adviezen van de GGD op zorgvuldige wijze en met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden tot stand zijn gekomen.

Wettelijk kader

In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Ingevolge artikel 3:9 van de Awb dient, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser heeft samengevat aangevoerd dat het GGD-advies niet zorgvuldig is en niet ten grondslag had mogen worden gelegd aan het besluit. De GGD-arts heeft namelijk geen gegevens van de huisarts opgevraagd, terwijl deze over de meest recente informatie beschikt. Door de GGD-arts is ten onrechte niet betrokken dat eiser naar de afspraak is gebracht en zijn energie heeft gespaard. Hij kan zich niet gewoon verplaatsen, dit kost hem veel meer tijd en energie. Verder voert eiser aan dat de GGD-arts ten onrechte heeft geconcludeerd dat de klachten van eiser zijn verdwenen na de operatie. De schade die er is, kan niet meer hersteld worden. Eiser heeft nog steeds klachten, dit wordt ook bevestigd in de overgelegde brieven van de neurochirurg en de huisarts. De klachten in de benen van eiser zijn teruggekeerd. Hij krijgt in januari 2021 daartoe een aantal onderzoeken. In het aanvullend GGD-advies is onvoldoende inzicht gegeven waarom er geen reden is om af te wijken van het eerste advies. Daarnaast voert eiser aan dat hij moeite heeft met boodschappen doen. Het reiken naar producten kost veel moeite. Hij kan geen gebruik maken van een boodschappendienst want dit is te duur. Ook kan hij geen beroep doen op zijn sociaal netwerk.
7. Verweerder is in het verweerschrift van mening dat bij de GGD-adviezen de op dat moment actuele medische situatie van eiser volledig in aanmerking is genomen. Het lag op de weg van eiser om de informatie van de neurochirurg te laten actualiseren, indien hij meende dat deze informatie niet meer actueel of representatief was. De GGD-arts heeft de aanwezige klachten/beperkingen van eiser niet ontkend, maar concludeert juist dat eiser met zijn beperkingen in staat wordt geacht om verdeeld over de week het huishouden te doen en met het openbaar vervoer te reizen. In het aanvullend advies van de GGD wordt duidelijk uiteengezet waarom de overlegde informatie niet tot een ander standpunt leidt. De problematiek van eiser is besproken in het reguliere artsenoverleg van de sociaal medisch adviseurs van de GGD. Doordat er met meerdere artsen gekeken is naar de situatie waarin eiser zich bevindt, kan dit volgens verweerder als zorgvuldig worden aangemerkt. Tot slot merkt verweerder op dat de nieuwe klachten van eiser gelet op de periode in geding geen rol meer kunnen spelen in deze procedure.
8. Verweerder heeft vervolgens voorafgaand aan de zitting de GGD-arts gevraagd om te reageren op nieuwe medische informatie (een brief van 21 januari 2022 van de neurochirurg) die eiser heeft overgelegd en op een aantal vragen van de rechtbank
.De GGD-arts stelt zich in zijn aanvullend advies en bijgevoegde brief op het standpunt dat het gegeven dat de neurochirurg in 2021 schrijft dat er sprake is van een incomplete dwarslaesie met coördinatiestoornissen, langebaanslijden, fijne motoriekstoornissen en evenwichtsstoornissen in schril contrast staat met de brief die hij in 2020 schreef. De GGD-arts merkt verder op dat er door het late indienen van de medische stukken helaas geen tijd meer is om de arts [de rechtbank begrijpt: de neurochirurg] te vragen hoe deze twee brieven met elkaar zijn te rijmen. In een reactie op het betoog van de neurochirurg in de brief van 21 januari 2022 dat het beklimmen van meubels gevaarlijk is, waarbij een val vanaf hoogte achteruitgang kan opleveren, stelt de GGD-arts zich op het standpunt dat ten tijde van het medisch advies in 2020 er geen objectieve medische gegevens waren waarmee een evenwichtsstoornis of een bijwerking van medicatie kon worden geobjectiveerd die het gebruik van een trapje gevaarlijk zouden maken.
9. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiser dwerggroei heeft, waardoor (volgens de GGD) goed is voor te stellen dat hij een beperkte energie heeft. Evenmin is in geschil dat eiser afwijkingen heeft in het ruggenmerg in de nekregio en dat de schade in het ruggenmerg permanent en onherstelbaar is. Tussen partijen staat ter discussie of eiser door zijn beperkte energie niet in staat is het huishouden te doen en gebruik te maken van het openbaar vervoer en wat de gevolgen zijn van de schade in het ruggenmerg van eiser. Volgens de GGD is er daardoor, onder verwijzing naar de overlegde informatie van de neurochirurg, alleen sprake van lichte beperkingen in de handen. Volgens eiser heeft hij ook pijn (onder meer in zijn armen, benen, schouders en rug) en beenklachten, waardoor hij een mobiliteitsbeperking heeft. Tot slot zijn partijen verdeeld over de vraag of eiser op een trapje mag gaan staan voor hoge huishoudelijke taken en huishoudelijke taken op werkhoogte in verband met valgevaar.
10. Ter zitting heeft de rechtbank aangegeven dat het aanvullend GGD-advies en de brief van de GGD-arts vragen oproepen die van belang zijn voor deze zaak, onder meer of de klachten van eiser genoemd in de brief van de neurochirurg van 21 januari 2022 er ten tijde van de brief van de neurochirurg van januari 2020 (en derhalve daarna, ten tijde van het bestreden besluit) ook al waren. Gelet hierop is met partijen afgesproken dat verweerder nadere vragen aan de GGD gaat stellen over het advies, waarbij de GGD voor de beantwoording van een aantal vragen contact zal opnemen met de neurochirurg van eiser.
11. Op 15 juni 2022 heeft de GGD-arts daartoe een reactie uitgebracht. De GGD-arts stelt dat de vragen van de rechtbank met de ontvangen informatie van de neurochirurg niet te beantwoorden zijn.
12. Eiser heeft hierop op 19 augustus 2022 gereageerd met nadere antwoorden van de neurochirurg op de vragen die de rechtbank heeft gesteld.
13. Verweerder heeft deze antwoorden vervolgens op 29 augustus 2022 doorgestuurd aan de GGD, met de vraag of op basis van deze informatie de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord kunnen worden.
14. Op 4 oktober 2022 heeft verweerder de rechtbank bericht dat op 7 september 2022 het conceptadvies van de GGD aan eiser is verzonden en op 16 september 2022 een herinnering is gestuurd, omdat eiser niet heeft gereageerd op dit conceptadvies. Vervolgens heeft de GGD, na uitblijven van een reactie van eiser waarin toestemming wordt gegeven het GGD-advies met verweerder te delen, de casus op 29 september 2022 afgesloten.
15. Eiser heeft per brief van 3 november 2020 de rechtbank laten weten dat hij zich niet kan herinneren dat hij een advies en een herinnering van de GGD heeft ontvangen.
16. Gelet hierop heeft de GGD bij hoge uitzondering de casus heropend en is eiser op
7 november 2022 opnieuw het conceptadvies toegezonden. Op 16 november 2022 is eiser een herinnering gestuurd en op 17 november 2022 is door de GGD telefonisch contact opgenomen met eiser. Daarbij heeft eiser bevestigd het concept de dag ervoor te hebben ontvangen en is eiser verzocht daarop te reageren. Nadat de GGD wederom niets van eiser heeft vernomen, is de casus op 1 december 2022 opnieuw afgesloten. Het (concept)advies is bij gebrek aan toestemming van eiser niet aan verweerder verstrekt.
17. Verweerder stelt zich gelet op het voorgaande op het standpunt dat voldaan is aan de op hem rustende inlichtingenplicht [de rechtbank begrijpt: onderzoeksplicht], maar dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende medewerkingsplicht. Als gevolg hiervan heeft er geen informatieoverdracht plaatsgevonden tussen de GGD en verweerder. Verweerder heeft hierdoor niet kunnen beoordelen of eiser in aanmerking moest worden gebracht voor hulp bij het huishouden en CVV in de periode in geding. De afwijzingen van de voorzieningen worden door verweerder terecht en op goede gronden gehandhaafd.
18. De rechtbank stelt vast dat de GGD uitgebreide medische adviezen heeft uitgebracht en dat de problematiek van eiser ook is besproken in het reguliere artsenoverleg van de sociaal medisch adviseurs van de GGD. In de medische adviezen is geconcludeerd dat het niet objectiveerbaar is dat eiser in 2020 een dusdanig energietekort had dat hij niet in staat was om, verdeeld over de week, het huishouden te doen en gebruik te maken van het openbaar vervoer.
19. De rechtbank volgt verweerder ook in zijn standpunt dat volgens de GGD de brief van 16 januari 2020 van de neurochirurg van eiser helder is en daaruit niet blijkt dat er na de operatie nog sprake is van problemen in de benen van eiser en ook niet van valgevaar. In de brief staat onder meer: “
De beenklachten zijn verdwenen, de handen blijven wel nog steeds erg doof aanvoelen”. Eiser bevestigt in beroep (p. 4 beroepschrift) ook dat de beenklachten weg waren en later zijn teruggekeerd. De rechtbank kan daarnaast de GGD volgen dat een mogelijke bijwerking van het medicijn is dat het evenwicht verstoord raakt, maar dat niet is gerapporteerd dat eiser daar in 2020 last van had.
20. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende twijfel heeft gezaaid over het standpunt van de GGD. Eiser verwijst wel naar de brief van de neurochirurg van
21 januari 2022. Daarin wordt inderdaad een ander beeld geschetst van de situatie/beperkingen van eiser, namelijk onder meer dat er sprake is van een incomplete dwarslaesie met coördinatiestoornissen, fijne motoriekstoornissen en evenwichtsstoornissen. Deze brief dateert echter van geruime tijd na 2020. De brief van 21 januari 2022 riep wel vragen op (namelijk of de klachten er in 2020 ook al waren en of het valgevaar er toen ook al was), maar dat die vragen niet zijn beantwoord is aan eiser te wijten. Eiser heeft immers geen medewerking verleend aan de GGD, waardoor het aanvullend GGD-advies niet is gedeeld met verweerder (en met de rechtbank). Eiser heeft op 19 augustus 2022 wel nadere antwoorden van de neurochirurg overgelegd op de vragen van de rechtbank, maar deze antwoorden zijn niet gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere motivering voor de rechtbank niet is te volgen hoe de in de brief van 21 januari 2022 genoemde klachten van eiser gerijmd moeten worden met de eerdere brieven van de neurochirurg waarin die klachten niet zijn vermeld. De brief van 19 augustus 2022 kan daardoor niet tot conclusie leiden dat het standpunt van de GGD onjuist is.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvragen van eiser voor hulp bij het huishouden en een vervoersvoorziening op grond van de Wmo 2015 terecht heeft afgewezen.
22. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 07 maart 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 07 maart 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.