Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties (1 t/m 108) houdende vorderingen in de hoofdzaak en in het incident
- de conclusie van antwoord in het incident met producties
- het vonnis in incident van 9 februari 2022 waarbij de incidentele vorderingen van Anth&m alle zijn afgewezen
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties (1 t/m 83)
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties (109 t/m 121)
- de akte houdende vermeerdering van eis alsmede overlegging producties (122 t/m 162) van Anth&m
- de antwoordakte van Pro-Health c.s.
- de akte eisvermeerdering van Pro-Health c.s.
- de akte nadere producties (84 t/m 99) van Pro-Health c.s.
- de brief van mr. Goorts van 12 januari 2023 houdende bezwaren tegen de akte eisvermeerdering van Pro-Health c.s.
- de brief van mr. Mandigers van 13 januari 2023 houdende een reactie op de brief van mr. Goorts van 12 januari 2023
- de mondelinge behandeling op 16 januari 2023 en de daar overgelegde spreekaantekeningen van mr. Goorts en de pleitnota van mrs. Tulfer en Mandigers
- de akte van Pro-Health c.s. van 23 januari 2023 houdende producties (100 en 101).
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
De aandeelhouder die door gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, kan tegen die mede-aandeelhouders een vordering tot uittreding instellen, inhoudende dat zijn aandelen overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van artikel 343a worden overgenomen. Een vordering tot uittreding kan ook worden ingesteld tegen de vennootschap op grond van gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders of van de vennootschap zelf.(…).”
Bij het bepalen van de prijs van de aandelen kan de rechter desgevorderd een billijke verhoging toepassen in verband met gedragingen van de verweerder, of van anderen dan de verweerder, indien aannemelijk is dat die gedragingen hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen en deze vermindering niet, of niet volledig, voor rekening van eiser behoort te blijven.”
gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders” niet noodzakelijk is dat het gedragingen betreft in de hoedanigheid van aandeelhouder (Kamerstukken TK, 31058, nr. 3, p. 108) en dat het evenmin noodzakelijk is dat sprake is van misdragingen van de mede-aandeelhouder of dat de belangen van de vennootschap zijn geschaad.
naar hetgeen door de redelijkheid en de billijkheid wordt gevorderd’(art. 2:8 lid 1 BW).
8.494,00(2 punten × tarief € 4.247,00)
Een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaffen, kunnen van een aandeelhouder die door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld, in rechte vorderen dat hij zijn aandelen overeenkomstig artikel 341 overdraagt.”
Het criterium «dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld» moet worden aangelegd aan het gedrag van de aandeelhouder in die hoedanigheid, dus binnen de vennootschap. Het gaat om die gedragingen die ertoe leiden dat het functioneren van de vennootschap in gevaar wordt gebracht, omdat de besluitvorming wordt verlamd.”
beperkte lezing” van de memorie van toelichting uit 1984. In het licht van bovenstaand citaat uit de memorie van toelichting is deze stelling van Maxunac onverdedigbaar, aangezien de betrokken uitleg daar expliciet staat geschreven. Voor zover Maxunac heeft bedoeld te stellen dat de wil van de wetgever uit 1984 niet langer voldoende actueel is om nog leidend te zijn, dan kan de rechtbank haar ook daarin niet volgen. De wetgever heeft zijn opvatting op dit punt immers ook nog herhaald in het vergaderjaar 2008/2009. Concreet gaat het om de hierna te citeren passages uit de Nota naar aanleiding van het verslag behorende bij het wetsvoorstel voor de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, Kamerstukken TK 2008/2009, 31058, nr. 6. Op de pagina’s 22 en 23 staat daar (voor zover hier relevant) naar aanleiding van voorstellen om de in 1984 beschreven regel te verruimen: “
Ten eerste is gesteld dat de gronden voor uitstoting niet beperkt zouden moeten zijn tot gedragingen in de hoedanigheid van aandeelhouder. Dit zou tot gevolg hebben dat ook andere gedragingen, zoals het in concurrentie treden met de vennootschap, een grondslag voor uittreding zouden kunnen vormen. (…) Voor deze vormen van verruiming is niet gekozen, omdat gedwongen overdracht van aandelen een verstrekkende maatregel is die, zoals in de wetsgeschiedenis tot uitdrukking is gebracht, alleen gerechtvaardigd is wanneer het functioneren van de vennootschap in gevaar wordt gebracht, omdat de besluitvorming wordt verlamd (Kamerstukken II, 1984–1985, 18 905, nrs. 1–3, blz. 16). Omdat het gaat om situaties waarin de besluitvorming in een impasse is geraakt, ligt het in de rede om aan te sluiten bij gedragingen die in de hoedanigheid van aandeelhouder zijn verricht. Andere gedragingen die schade aan de vennootschap toebrengen kunnen immers ook op andere wijze dan via de geschillenregeling worden geredresseerd.”
598,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 598,00)