ECLI:NL:RBLIM:2023:1513

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
03/702541-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling wegens onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983, heeft de rechtbank Limburg op 24 februari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], tijdens een geweldsincident op 13 februari 2018 in Susteren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 februari 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de feitelijke toedracht van het letsel van beide slachtoffers. De verklaringen van de slachtoffers waren niet betrouwbaar genoeg om als bewijs te dienen. De rechtbank concludeerde dat de slachtoffers mogelijk letsel hadden opgelopen door andere oorzaken dan het gebruik van een schop, zoals een val. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte integraal werd vrijgesproken van de beschuldigingen.

De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbaar bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, wat betekent dat hij niet strafbaar is voor de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/702541-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Beiden zijn niet op de zitting verschenen. Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] is op de zitting gehoord mr. R.A.J. Delescen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 03/702542-18).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om, al dan niet samen met een of meer anderen, [slachtoffer 1] te doden door hem met een schop op het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan. Subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling en meer subsidiair als een poging daartoe.
Feit 2:[slachtoffer 2] met een schop heeft geslagen. Primair is dit ten laste gelegd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en subsidiair als mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 blijkt uit de verklaringen van beide aangevers en de letselbevindingen van de forensisch arts dat de verdachte met een schop op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Door aldus te handelen, bestond er een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] , welke aanmerkelijke kans de verdachte ook bewust heeft aanvaard. Niet is bewezen dat de verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Met betrekking tot feit 2 geldt dat uit de verklaringen van de aangevers en de bevindingen van de forensisch arts volgt dat de verdachte met een schop tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft geslagen. Deze gedraging van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte ook het opzet had op het toebrengen van dat letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat bij het geweldsincident een schop is gebruikt. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn niet betrouwbaar, zodat zij moeten worden uitgesloten van het bewijs. Mede gelet op de foto’s die van de plaats van het incident zijn overgelegd, is niet onaannemelijk dat het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel op andere wijze dan met een schop is opgelopen; het letsel kan ook zijn ontstaan door een val, waarbij het lichaam/hoofd van het slachtoffer een muur rondom het monument of uitstekende delen van het monument heeft geraakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , zich op 13 februari 2018 samen met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het [straatnaam] in Susteren bevonden en dat er toen een geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van het dossier niet is bewezen dat de slachtoffers het letsel hebben opgelopen doordat zij met een schop (of enig ander hard of stomp voorwerp) zijn geslagen. Nu geen ander geweld is tenlastegelegd, zal de rechtbank de verdachte dan ook integraal vrijspreken. Ter motivering dient het volgende.
Dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een schop door de verdachte zijn geslagen, zou kunnen worden afgeleid uit de verklaringen van de slachtoffers zelf alsmede de letsel-bevindingen van de forensisch arts. De verklaringen van [slachtoffer 1] acht de rechtbank echter niet bruikbaar voor het bewijs. Bij de aangifte op 14 februari 2018 en vervolgens het tweede verhoor op 19 februari 2018 heeft [slachtoffer 1] immers te kennen gegeven geen herinneringen te hebben aan het incident. Pas twee weken later, op 28 februari 2018, komt [slachtoffer 1] met de verklaring dat hij en [slachtoffer 2] zijn mishandeld met een schop en dan verklaart hij ook over roddels en verhalen van dorpsgenoten en over Facebook-berichten die hij over het geweldsincident gelezen heeft. Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen of [slachtoffer 1] daadwerkelijk heeft verklaard vanuit zijn eigen herinneringen of dat deze herinneringen zijn beïnvloed door hetgeen hij van andere personen heeft gehoord of heeft gelezen in Facebook-berichten.
Voor de bevindingen van de forensisch arts geldt het volgende. Deze heeft bevonden dat het letsel bij [slachtoffer 1] past bij het slaan met een schop. Een scenario waarin het letsel op andere wijze is ontstaan - namelijk een val voorover waarbij het (voor)hoofd met enige snelheid in aanraking is gekomen met de stenen rand of een onderdeel van het monument (het kanon) op het [straatnaam] -, zou volgens de forensisch arts zuiver theoretisch kunnen, maar is wel minder waarschijnlijk dan de door [slachtoffer 1] aangegeven toedracht. Hoewel dus minder waarschijnlijk, volgt hieruit dat volgens de arts het letsel ook op andere wijze kan zijn ontstaan dan door het slaan met een schop. De rechtbank acht die alternatieve mogelijkheid - mede gelet op de foto’s van (de omgeving van) het kanon, zoals die in het dossier zijn opgenomen en door de verdediging ter terechtzitting zijn overgelegd – ook niet dermate onwaarschijnlijk, dat zij terzijde zou moeten worden geschoven. Dit betekent dat de rechtbank deze letselbeschrijving ook niet gebruikt als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 1] en hijzelf met een schop is geslagen. De verklaring van [slachtoffer 2] vormt daarmee op zichzelf onvoldoende wettig bewijs voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zodat de verdachte om die reden integraal wordt vrijgesproken.

4.De benadeelde partijen

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van beide feiten, kunnen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet in hun vorderingen worden ontvangen, zodat de rechtbank hen niet-ontvankelijk verklaart in de vorderingen

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

Benadeelde partijen

  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2023.
Buiten staat
Mr. H.E.G. Peters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met een schop, in elk geval een stomp en/of hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid:
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een fractuur in de oogkas met mogelijk blijvende visusbeperking linker oog en/of een schedelbasisfractuur) heeft/hebben toegebracht, door genoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een schop, in elk geval een stomp en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan:
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een schop, in elk geval een stomp en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een schop, in elk geval een stomp en/of hard voorwerp, op/tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 februari 2018 in de gemeente Echt-Susteren, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een schop, in elk geval een stomp en/of hard voorwerp, op/tegen het lichaam te slaan.