Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] , en
[eiser sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 25 januari 2023 met producties,
- de mondelinge behandeling,
- het tijdens de mondelinge behandeling tegen gedaagden sub 2 en 3 verleende verstek.
2.Het geschil
- de achterstallige huur over oktober 2022 tot en met de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf telkens de eerste dag van de maand tot de dag van algehele voldoening,
- de contractuele boete van € 250,- per kalenderdag, berekend vanaf 6 juli 2022, zijnde de eerste dag dat gedaagden in verzuim verkeerden,
- de kosten van de cv-installatie van € 40,- per maand vanaf juni 2021 tot aan de datum van dit vonnis,
- de buitengerechtelijke kosten van € 1.058,75,
- de proceskosten en de nakosten.
3.De beoordeling
- gedaagde sub 1 zal het gehuurde verlaten, ontruimen en ontruimd houden en uiterlijk op 28 februari 2023 conform de huurovereenkomst opleveren en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van eisers stellen;
- gedaagde sub 1 zal aan eisers betalen een bedrag van € 11.000,- (zijnde € 17.000,- met daarop in mindering strekkend de reeds betaalde waarborgsom van € 6.000,-);
- voornoemd bedrag zal in negen opeenvolgende maandelijkse termijnen worden voldaan, waarbij in de maanden februari, maart en april 2023 een bedrag van € 1.000,- per maand zal worden betaald, in de maand mei 2023 een bedrag van € 3.000,- en in de maanden juni tot en met oktober 2023 een bedrag van € 1.000,- per maand, steeds uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand,
- na volledige uitvoering van deze regeling en correcte oplevering verlenen partijen elkaar finale kwijting.