ECLI:NL:RBLIM:2023:1421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
03/094915-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel misbruik van minderjarige kinderen wegens ontbreken steunbewijs uit onafhankelijke bron

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de kinderen werden als authentiek beschouwd, maar er ontbrak steunbewijs uit onafhankelijke bronnen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen op essentiële punten van elkaar verschilden, waardoor deze niet als steunbewijs konden dienen. De officier van justitie had de feiten als wettig en overtuigend bewezen geacht, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van voldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de kinderen niet ondersteund werden door ander bewijs en dat de emoties die door getuigen waren waargenomen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hadden schadevergoedingsvorderingen ingediend, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partijen de proceskosten van de verdachte moeten vergoeden, die op dat moment op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/094915-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adresgegevens verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen en hun raadsvrouw, mr. F.W. Oehlen, kantoorhoudende te Geulle, zijn op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 januari 2022 meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer 1] ;
feit 2:in de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 april 2016 meermalen handelingen heeft gepleegd met zijn kind [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de aangifte die hun moeder namens hen heeft gedaan. De officier van justitie acht de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Zij hebben beiden specifiek en gedetailleerd verklaard en ook koppelen zij de momenten waarop het misbruik heeft plaatsgevonden aan specifieke gebeurtenissen. Het dossier bevat daarnaast voldoende steunbewijs, zodat aan het wettige bewijsminimum is voldaan. Als steunbewijs dienen de chatberichten, de getuigenverklaringen van de oma van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en van [getuige] (de vriendin van [slachtoffer 2] ) en de verslagen van Centrum Jeugd en Gezin. De emoties die door de getuigen zijn waargenomen en ook de wijze van openbaring ondersteunen de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten in verband met het ontbreken van (voldoende) wettig bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in geen enkel ander zelfstandig bewijsmiddel steun of bevestiging vinden . Daarnaast is er -op basis van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - geen overeenstemmende werkwijze en verschillen de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op essentiële punten waardoor het onderling niet als schakelbewijs, en daarmee als steunbewijs, kan dienen. Daarenboven is, gelet op de ontkennende houding van verdachte, de wijze van openbaring van het beweerdelijke misbruik en de inconsistentie in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ook sprake van onvoldoende overtuigend bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde pleegperiodes. Op basis van de verklaringen in het dossier moet de pleegperiode van feit 1 worden beperkt tot een periode van 1 januari 2018 tot en met 16 januari 2022 en van feit 2 tot een periode van 28 maart 2013 tot en met 27 maart 2014.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Deze zaak betreft een zogenoemde zedenzaak. Zedenzaken kenmerken zich veelal door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan ook in deze zaak sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Zelfs als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van inmiddels vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Het is bovendien niet vereist dat het ondergaan van de seksuele handelingen steun vindt in ander bewijsmateriaal maar wel dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Dat ander bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer.
De beoordeling van de rechtbank
Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer 2] een paar dagen bij opa en oma logeerde omdat er thuis al enige tijd ruzie gaande was tussen [slachtoffer 2] en zijn ouders. Op 28 januari 2022 vroeg oma aan [slachtoffer 2] om te vertellen wat hem dwars zat; oma voelde naar eigen zeggen dat [slachtoffer 2] ‘iets’ voor zich hield. Nadat oma verschillende mogelijkheden opperde, bevestigde [slachtoffer 2] dat het te maken had met ‘BOOS’ (opmerking rechtbank de uitzending over het seksueel misbruik binnen het programma ‘The Voice’). Op de vraag ‘bij jou’ knikte [slachtoffer 2] ‘ja’ en op de vraag ‘wie dan’ antwoorde [slachtoffer 2] ‘papa’. Een dag later, op 29 januari 2022, toen [slachtoffer 1] en haar moeder ook bij opa en oma waren en [slachtoffer 1] hoorde over het misbruik van haar broer, heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat ook zij door haar vader seksueel was misbruikt.
Beide kinderen hebben vervolgens bij de politie verklaard over de seksuele handelingen die hun vader met hen zou hebben gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gedetailleerd zijn en authentieke elementen bevatten, daar waar zij vertellen waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden en de omstandigheden waaronder. De rechtbank stelt daarnaast vast dat ook het trauma dat zij blijkens het dossier beiden hebben opgelopen past bij hetgeen zij hebben verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daarom betrouwbaar .
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in voldoende mate steun vinden in andere, onafhankelijke/zelfstandige, bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat dit niet is gebleken. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] worden niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel afkomstig uit onafhankelijke/zelfstandige bron om te kunnen vaststellen dat de ten laste gelegde handelingen door verdachte zijn begaan. Zo kunnen de verklaringen van de moeder, oma en [getuige] (de vriendin van [slachtoffer 2] ) niet als steunbewijs dienen, omdat zij enkel verklaren wat zij uit de mond van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] hebben gehoord. Deze verklaringen zijn dus telkens afkomstig uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Ditzelfde geldt voor de chatberichten tussen [slachtoffer 2] en zijn vriendin.
De emoties die moeder en oma bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben waargenomen en de wijze van openbaring van hetgeen verdachte met hen zou hebben gedaan bieden naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende steun voor de ten laste gelegde seksuele handelingen. De openbaring kwam niet spontaan tot stand en het is niet uit te sluiten dat de emoties van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn ontstaan door de eerder opgelopen spanningen thuis. Bovendien zijn in het geval van [slachtoffer 2] de emoties pas jaren na de pleegperiode van het ten laste gelegde feit waargenomen. .
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kunnen ten slotte niet over en weer als steunbewijs dienen. Beide verklaringen verschillen op essentiële punten van elkaar, (bijvoorbeeld over de aard van de seksuele handelingen die hun vader met hen zou hebben gepleegd alsook de omstandigheden waaronder dat zou hebben plaatsgevonden). Dit maakt dat deze verklaringen over en weer ook niet als schakelbewijs kunnen dienen.
Concluderend is de rechtbank daarom met de verdediging van oordeel dat de beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

4.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van feit 1. Zij vordert een schadevergoeding van € 16.168,06, bestaande uit € 1.168,06 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade. Tevens wordt een bedrag van € 16,44 aan proceskosten gevorderd.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van feit 2. Hij vordert een schadevergoeding van € 35.223,74 bestaande uit € 20.223,74 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen zullen worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte integraal
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. C.P.W. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2023.
Buiten staat
Mr. A.K. Kleine en mr. C.P.W. van Well zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 januari 2022 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 2007, bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte,
- de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- zijn, verdachtes, blote penis tegen de blote vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gehouden en/of (vervolgens) met zijn penis heen en weer heeft bewogen;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 april 2016 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag slachtoffer 2] 2004,
zijnde zijn, verdachtes, kind,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] ;