In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de kinderen werden als authentiek beschouwd, maar er ontbrak steunbewijs uit onafhankelijke bronnen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen op essentiële punten van elkaar verschilden, waardoor deze niet als steunbewijs konden dienen. De officier van justitie had de feiten als wettig en overtuigend bewezen geacht, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van voldoende bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de kinderen niet ondersteund werden door ander bewijs en dat de emoties die door getuigen waren waargenomen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hadden schadevergoedingsvorderingen ingediend, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partijen de proceskosten van de verdachte moeten vergoeden, die op dat moment op nihil waren begroot.