ECLI:NL:RBLIM:2023:1387

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
03/721033-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van personenauto's door meerdere personen met overschrijding van redelijke termijn

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van diefstal van meerdere personenauto's. De verdachte werd bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 februari 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank, met enkele aanpassingen in de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander in de periode van 5 juli 2016 tot en met 6 augustus 2016 drie auto’s heeft gestolen door middel van braak. De rechtbank achtte de diefstal bewezen, maar niet de braak, en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 90 uren opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar, en een meldplicht als bijzondere voorwaarde. Tevens werd er rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van 4 jaren en 5 maanden, wat invloed had op de strafoplegging. De benadeelde partij, slachtoffer 1, heeft een schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel werd toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721033-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [adres 1] ,
postadres: [adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam] met het parketnummer 03.720620.16.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: in de periode van 5 juli 2016 tot en met 8 juli 2016 met een ander een personenauto van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak.
Feit 2: op 5 augustus 2016 met een ander een personenauto van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van braak.
Feit 3: op 6 augustus 2016 met een ander een personenauto van [slachtoffer 3] heeft gestolen door middel van braak.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, samen gepleegd met zijn medeverdachte [naam] . Zij heeft daartoe verwezen naar de aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat de tenlastegelegde periode van feit 1 dient te worden ingekort naar de periode van 7 tot en met 8 juli 2016, en dat de verdachte van de onder de feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde braak/verbreking dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen de diefstal van de drie auto’s bewezen, maar ziet in het dossier geen bewijs voor de braak. Niet voldoende is dat de aangevers stellen dat hun auto was afgesloten.
Omdat verdachte de bewezen geachte feiten ter terechtzitting heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
feit 1
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] [2] ;
- het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam] [4]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
feit 2
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] [5] ;
- het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie [6] ;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam] [7]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
feit 3
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] [8] ;
- het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie [9] ;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam] [10]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op of omstreeks 8 juli 2016 te America, gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type BMW 320d, kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] .
2.
op 5 augustus 2016 te America, gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type BMW 5 Reihe, kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] .
3.
op 6 augustus 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type
Mercedes S500 AMG, kenteken [kenteken 3] ), toebehorende aan [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, 2 en 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzonder voorwaarde de meldplicht zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd; subsidiair heeft de raadsman bepleit te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met eventueel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde meldplicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededader een drietal dure auto’s gestolen. Dit zijn kwalijke feiten. Verdachtes handelen heeft geleid tot schade en romslomp bij de betrokken slachtoffers. De verdachte heeft over de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden niet nagedacht, maar puur uit eigenbelang gehandeld.
De reclassering heeft in deze zaak geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van een jaar en een meldplicht zodat de verdachte enig tijd ondersteund kan worden bij het vinden van werk, het regelen van de financiën en het zelfstandig wonen. Dit wordt geadviseerd om het risico op herhaling in algemene zin te verlagen. De verdachte wordt in staat geacht om een taakstraf uit te voeren.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Uitgangspunt voor diefstal van een personenauto zonder recidive is een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De rechtbank houdt echter in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat de verdachte sedert de bewezenverklaarde feiten niet meer in aanraking is gekomen met justitie voor vermogensdelicten. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat de verdachte na deze strafzaak veroordeeld is voor een feit dat hij daarvoor heeft gepleegd zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir als strafverzwarend aangemerkt dat sprake was van het stelen van auto’s op professionele wijze. Nu dit in het onderhavige dossier onvoldoende naar voren komt, heeft de rechtbank dit niet in strafverzwarende zin meegewogen.
Redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht van de verdachte op een berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is fors overschreden en dat deze overschrijding verdisconteerd moet worden in de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt genomen dat de behandeling van een zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op het moment waarop verdachte door de politie als verdachte is aangehouden en verhoord, te weten op 14 september 2016.
De termijn is derhalve met 4 jaren en 5 maanden overschreden, zonder dat de verdediging hiervan enig verwijt is te maken. Met deze overschrijding zal de rechtbank, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, rekening houden bij de bepaling van de straf.
Hoogte straf
De rechtbank kiest met het oog op voornoemde omstandigheden voor een straf waarbij de verdachte niet in detentie behoeft terug te keren. Het voorgaande in acht nemend zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf opleggen van 90 uren, met een proeftijd van 1 jaar met aftrek van het voorarrest.
Aan de voorwaardelijke taakstraf zal als bijzondere voorwaarde de meldplicht worden gekoppeld, zoals de reclassering in haar rapport van 25 januari 2023 heeft geadviseerd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een materiële schadevergoeding van € 14.012,81 onder meer bestaande uit de aankoopprijs van de gestolen auto en kosten samenhangende met de aanschaf van een andere auto, en een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00 vanwege de consternatie en de psychische gevolgen ter zake van feit 2.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze niet eenvoudig van aard is en de behandeling hiervan een onevenredige belasting vormt voor het strafproces.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De gestolen auto is teruggevonden, zodat er geen causaal verband is tussen de kosten die betrekking hebben op de aankoopprijs van de weggenomen auto of de aanschaf van een nieuwe auto.
Van de zonnebril en cd’s is in de aangifte geen melding gemaakt, en aangeefster kan een en ander niet aantonen. Voor wat betreft de iPod refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De gevorderde immateriële schade moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van de causaliteit. Ook wordt deze schade niet onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Voldoende vast staat dat de benadeelde [slachtoffer 1] schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering voor wat de materiële schade toewijzen voor de posten
- iPod € 159,99;
- Selbstbeteiligung € 150,00;
- Abmeldung BMW € 7,70;
- Tankkosten Mietwagen € 11,51;
- Mietauto bei Tante (privat) € 100,00,
derhalve in totaal € 429,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2016.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige materiële posten niet-ontvankelijk verklaren nu deze posten door de verdediging zijn betwist en niet nader zijn onderbouwd.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de geschonden norm, artikel 310 Sr, niet strekt tot bescherming van het gestelde geschonden belang, de integriteit van de persoon, zodat een wettelijke grondslag voor toewijzing van de gevorderde schade ontbreekt. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Hoofdelijkheid
Nu voor de schade de verdachte samen met zijn mededader aansprakelijk is, zal de verplichting tot vergoeding van het toegewezen bedrag hoofdelijk worden opgelegd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal over het toe te wijzen bedrag van € 429,20, vermeerderd met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uur per dag;
  • bepaalt dat de straf
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. de veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen bij Reclassering Nederland (Heerderweg 25 te Maastricht/ 088-8041502). veroordeelde blijft zich melden
op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig
vindt en houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
- geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden; voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
1. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
2. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 429,20, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
5 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige van de vordering
niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van haar vordering voor wat betreft de materiële schade slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] € 429,20, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 5 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. K.G. Witteman en
mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2023.
Buiten staat
Mr. D.J.E. Hamers-Aerts is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2016 tot en met 8 juli 2016 te
America, gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een personenauto (merk/type BMW 320d, kenteken [kenteken 1] ), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 05 augustus 2016 te America, gemeente Horst aan de Maas,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto
(merk/type BMW 5 Reihe, kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn
mededaders dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type
Mercedes S500 AMG, kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders
dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB2R016002/Californiet, gesloten d.d. 16 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 647.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 12 juli 2016, pag. 86 t/m 88.
3.Het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie d.d. 19 aug 2016, pag. 97 en 107.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] d.d. 14 september 2016, pag. 592 t/m 603 in het bijzonder pagina 594 met betrekking tot het telefoonnummer 06-49700004.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 5 augustus 2016, pag. 135 t/m 137.
6.Het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie d.d. 18 oktober 2016, pag. 142 t/m 174.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] d.d. 14 september 2016, pag. 592 t/m 603 in het bijzonder pagina 594 met betrekking tot het telefoonnummer 06-49700004.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 6 augustus 2016, pag. 186 t/m 188.
9.Het proces-verbaal bevindingen telecommunicatie d.d. 2 mei 2017, pag. 191 t/m 217.
10.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] d.d. 14 september 2016, pag. 592 t/m 603 in het bijzonder pagina 594 met betrekking tot het telefoonnummer 06-49700004.