3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 19 april 2022 doet [slachtoffer] aangifte en verklaart – samengevat weergegeven – het volgende:
Vanavond (
noot rechtbank: op 18 april 2022) heeft iemand mij met een stuk glas in mijn nek
geslagen of gestoken. Ik was vandaag bij de Irish Pub in Maastricht. Er waren
gaandeweg de avond twee mannen binnen geweest die ons op waren gevallen. Ze waren
namelijk wat lastig en vervelend. Uiteindelijk zijn ze ook de kroeg uitgezet, maar
hier ben ik later pas achter gekomen. Toen ik naar buiten ging om te roken stonden die twee jongens die ons op waren gevallen ook buiten. Ik ging met mijn rug naar hun toe staan en stond op een gegeven moment op een meter afstand of zo. Ik hoorde toen dat er een glas kapot ging achter mij. Ik hoorde duidelijk glasgerinkel. Ik draaide mij om en ik zag dat een van die jongens een fles drank kapot had laten vallen of geslagen. Het was een glazen fles van het merk Desperados. Ik zag dat die jongen de fles bij de hals vast had, de rest van de fles was kapot. Ik zei niets en draaide mij weer om, om verder te praten met een vriendin. Op dat moment voelde ik een slag in mijn nek. Ik hoorde en zag en voelde dat ik met het glas geslagen of gestoken werd dat die jongen in zijn handen had. Ik heb geen flauw idee waarom hij dit deed. De jongen die mij geslagen of gestoken heeft kan ik als volgt omschrijven: man van ongeveer 23 jaar oud, licht getint, Marokkaans uiterlijk, ongeveer 1.75 meter groot. Hij droeg een zwarte jas en een zwarte broek met daarop een rode streep.
Uit de medische stukken in het dossier volgt dat het slachtoffer [slachtoffer] het volgende letsel heeft opgelopen:
Het betreft een oppervlakkige wond in de hals rechts van circa 10 cm in lengte. Op de CT-scan van de hals rechts achter in de hals een wond zichtbaar van 4 bij 2 cm die
circa 2 cm diep is en reikt het tot in de monnikskapspier. Er is sprake van gering bloedverlies. Er is geen vermoeden van inwendig letsel of een inwendige bloeding. De wond in de hals is in 2 lagen gehecht. De geschatte duur van de genezing bedraagt 2 weken.
[naam 2] heeft op 19 april 2022 als getuige – voor zover relevant – de volgende verklaring afgelegd:
Ik heb het steekincident zelf niet gezien. Ik hoorde echter de commotie en ben daarop
direct naar buiten gegaan. Toen heb ik de twee daders gezien. Ook heb ik de beide
heren eerder op de avond in de pub gezien. Ik kan dus voornamelijk de beide personen
omschrijven. Persoon 1 zou de persoon moeten zijn die niet gestoken heeft. Dit heb ik van het slachtoffer begrepen, terwijl wij op de politie aan het wachten waren. Persoon 2 zou wel gestoken hebben.
Persoon 1: een man, 1.80m groot, ongeveer 22 jaar oud, licht getinte huid, baardje, droeg een jas van het merk Prada en had een zonnebril op.
Persoon 2: een man, ongeveer 1.75m groot, tussen de 20 en 25 jaar oud, licht getinte huid, droeg een zwart jasje, een zwarte broek en had krullig haar.
De camerabeelden van de Irish pub van 18 april 2022 zijn door verbalisant [naam 3] bekeken. Hij relateert het volgende:
Mij, verbalisant [naam 3] , was het bekend dat één van de verdachten zwarte kleding droeg met rode accenten. Ik bekeek vervolgens de camerabeelden van de camera genaamd “Entree". Ik zag dat deze persoon, samen met een tweede persoon, omstreeks 21.48 uur het
café binnen kwam.
Ik kan de eerste persoon als volgt omschrijven:
- man
- 25 à 30 jaar oud
- kort zwart haar
- licht getint
- zwarte jas
- zwarte trainingsbroek met rode en witte accenten
- onder zijn jas een zwart met rood shirt met wit opschrift.
- zwarte schoenen met witte accenten
- gele plastic boodschappen tas.
De andere persoon kan ik als volgt omschrijven:
- man
- 25 à 30 jaar oud
- kort zwart haar
- licht getint
- licht baardje
- zonnebril op zijn hoofd
- half lange zwarte jas
- blauwe spijkerbroek
- zwarte schoenen.
De verdachte heeft ter terechtzitting – voor zover van belang – de volgende verklaring afgelegd:
Ik was op 18 april 2022 samen met een kennis genaamd [naam 1] bij de Irish pub aan de markt te Maastricht. Ik had die avond een zwart trainingspak aan, bestaande uit een zwarte broek en zwart jasje en een rode capuchon. Ten tijde van het incident stonden [naam 1] en ik naast elkaar buiten bij de Irish pub.
Bewijsoverweging
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is geweest die slachtoffer [slachtoffer] met een kapot geslagen flesje in diens nek/hals heeft geslagen.
De verdachte heeft bekend dat hij op 18 april 2022 samen met een kennis genaamd [naam 1] bij de Irish pub te Maastricht was. De verdachte droeg die avond een zwarte trainingsbroek en zwart trainingsjasje, beide met rode accenten. [naam 1] droeg een blauwe spijkerbroek, een Prada jas en een zonnebril. Slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn aangifte duidelijk omschreven dat de persoon die hem met een gebroken flesje aangevallen heeft, een zwarte jas en een zwarte broek met daarop een rode streep droeg. [slachtoffer] heeft dit direct na het incident ook tegen getuige [naam 2] verklaard. De rechtbank heeft geen redenen om aan de door [slachtoffer] afgelegde verklaring te twijfelen. Dat [slachtoffer] zich zou vergissen, zoals door de verdachte wordt gesteld, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. [slachtoffer] heeft bij het horen van het glasgerinkel als gevolg van het kapotslaan van het flesje, omgekeken en gezien wie de gebroken fles vast had. Ná het slaan met het flesje heeft [slachtoffer] wederom omgekeken, en zag dat diezelfde jongen die eerder het flesje kapot sloeg, hem had geslagen met het flesje. Aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte draagt bovendien niet bij dat op de camerabeelden te zien is dat deze [naam 1] - anders dan de verdachte stelt - geen flesje in zijn hand had bij het verlaten van het café.
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het handelen van de verdachte doelbewust gericht was op het van het leven beroven van [slachtoffer] . Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat bij de verdachte sprake was van vol opzet.
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verwondingen van [slachtoffer] bevinden zich in diens nek/hals. Wanneer in deze regio met glas letsel wordt toegebracht, kan dit in potentie dodelijk zijn vanwege – met name – de slagaders die zich in de hals bevinden. Gelet hierop, kan naar het oordeel van de rechtbank onder de omstandigheden zoals hier aan de orde, sprake zijn van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel.
Voor het antwoord op de vraag of vervolgens sprake is van bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het dossier weinig precieze informatie bevat over de manier waarop het letsel is toegebracht. Camerabeelden van juist het moment van het incident ontbreken. Niet kan worden vastgesteld hoe groot het snijvlak van de fles was, waarmee de verdachte geslagen heeft. Ook is onbekend met welke slagkracht de verdachte heeft geslagen. Voorts heeft [slachtoffer] “slechts” een oppervlakkige wond opgelopen, waarbij gering bloedverlies is opgetreden en waarvan de genezingsduur op twee weken is geschat. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat de subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft door met een kapot geslagen bierflesje in de hals van [slachtoffer] te slaan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, waarmee de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen acht. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.