ECLI:NL:RBLIM:2023:1312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
03.274570.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met een kapotgeslagen fles in Maastricht

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 april 2022 een slachtoffer met een kapotgeslagen fles in de nek/hals heeft geslagen. De verdachte werd bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 februari 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste vrijspraak voor poging tot doodslag, maar vond dat de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kon worden. Het slachtoffer had zich als benadeelde partij gevoegd en verklaarde dat hij door de verdachte was aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met opzet het leven van het slachtoffer had willen beroven, maar dat hij wel bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar veroordeelde hem tot 15 maanden gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.250,- aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.274570.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 01 februari 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
op 18 april 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door die [slachtoffer] met een kapotgeslagen fles in de nek/hals te steken of te slaan (
primair), dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair), dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de primair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag en tot bewezenverklaring van de subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [slachtoffer] .
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn aangifte een specifiek signalement van de dader gegeven, aan welk signalement alleen de verdachte voldoet. De officier van justitie heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangever, waardoor de officier van justitie ook geen geloof hecht aan het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario, te weten dat een ander, namelijk [naam 1] , het slachtoffer heeft gestoken. De verdachte heeft het slachtoffer met een kapotgeslagen flesje van achteren aangevallen en in de nek/hals geslagen. De officier van justitie acht niet bewezen dat het opzet van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. Wel acht hij bewezen dat de verdachte, door de te handelen zoals ten laste gelegd, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit voor de verdachte, nu de verdachte ontkent de handelingen zoals die aan hem ten laste zijn gelegd, te hebben gepleegd. Niet hij maar [naam 1] , zijnde de kennis waar de verdachte op 18 april 2022 samen mee op stap was, heeft het slachtoffer met een kapot geslagen flesje geslagen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 19 april 2022 doet [slachtoffer] aangifte en verklaart – samengevat weergegeven – het volgende:
Vanavond (
noot rechtbank: op 18 april 2022) heeft iemand mij met een stuk glas in mijn nek
geslagen of gestoken. Ik was vandaag bij de Irish Pub in Maastricht. Er waren
gaandeweg de avond twee mannen binnen geweest die ons op waren gevallen. Ze waren
namelijk wat lastig en vervelend. Uiteindelijk zijn ze ook de kroeg uitgezet, maar
hier ben ik later pas achter gekomen. Toen ik naar buiten ging om te roken stonden die twee jongens die ons op waren gevallen ook buiten. Ik ging met mijn rug naar hun toe staan en stond op een gegeven moment op een meter afstand of zo. Ik hoorde toen dat er een glas kapot ging achter mij. Ik hoorde duidelijk glasgerinkel. Ik draaide mij om en ik zag dat een van die jongens een fles drank kapot had laten vallen of geslagen. Het was een glazen fles van het merk Desperados. Ik zag dat die jongen de fles bij de hals vast had, de rest van de fles was kapot. Ik zei niets en draaide mij weer om, om verder te praten met een vriendin. Op dat moment voelde ik een slag in mijn nek. Ik hoorde en zag en voelde dat ik met het glas geslagen of gestoken werd dat die jongen in zijn handen had. Ik heb geen flauw idee waarom hij dit deed. De jongen die mij geslagen of gestoken heeft kan ik als volgt omschrijven: man van ongeveer 23 jaar oud, licht getint, Marokkaans uiterlijk, ongeveer 1.75 meter groot. Hij droeg een zwarte jas en een zwarte broek met daarop een rode streep. [2]
Uit de medische stukken in het dossier volgt dat het slachtoffer [slachtoffer] het volgende letsel heeft opgelopen:
Het betreft een oppervlakkige wond in de hals rechts van circa 10 cm in lengte. Op de CT-scan van de hals rechts achter in de hals een wond zichtbaar van 4 bij 2 cm die
circa 2 cm diep is en reikt het tot in de monnikskapspier. Er is sprake van gering bloedverlies. Er is geen vermoeden van inwendig letsel of een inwendige bloeding. De wond in de hals is in 2 lagen gehecht. De geschatte duur van de genezing bedraagt 2 weken. [3]
[naam 2] heeft op 19 april 2022 als getuige – voor zover relevant – de volgende verklaring afgelegd:
Ik heb het steekincident zelf niet gezien. Ik hoorde echter de commotie en ben daarop
direct naar buiten gegaan. Toen heb ik de twee daders gezien. Ook heb ik de beide
heren eerder op de avond in de pub gezien. Ik kan dus voornamelijk de beide personen
omschrijven. Persoon 1 zou de persoon moeten zijn die niet gestoken heeft. Dit heb ik van het slachtoffer begrepen, terwijl wij op de politie aan het wachten waren. Persoon 2 zou wel gestoken hebben.
Persoon 1: een man, 1.80m groot, ongeveer 22 jaar oud, licht getinte huid, baardje, droeg een jas van het merk Prada en had een zonnebril op.
Persoon 2: een man, ongeveer 1.75m groot, tussen de 20 en 25 jaar oud, licht getinte huid, droeg een zwart jasje, een zwarte broek en had krullig haar.
De camerabeelden van de Irish pub van 18 april 2022 zijn door verbalisant [naam 3] bekeken. Hij relateert het volgende:
Mij, verbalisant [naam 3] , was het bekend dat één van de verdachten zwarte kleding droeg met rode accenten. Ik bekeek vervolgens de camerabeelden van de camera genaamd “Entree". Ik zag dat deze persoon, samen met een tweede persoon, omstreeks 21.48 uur het
café binnen kwam.
Ik kan de eerste persoon als volgt omschrijven:
- man
- 25 à 30 jaar oud
- kort zwart haar
- licht getint
- zwarte jas
- zwarte trainingsbroek met rode en witte accenten
- onder zijn jas een zwart met rood shirt met wit opschrift.
- zwarte schoenen met witte accenten
- gele plastic boodschappen tas.
De andere persoon kan ik als volgt omschrijven:
- man
- 25 à 30 jaar oud
- kort zwart haar
- licht getint
- licht baardje
- zonnebril op zijn hoofd
- half lange zwarte jas
- blauwe spijkerbroek
- zwarte schoenen. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting – voor zover van belang – de volgende verklaring afgelegd:
Ik was op 18 april 2022 samen met een kennis genaamd [naam 1] bij de Irish pub aan de markt te Maastricht. Ik had die avond een zwart trainingspak aan, bestaande uit een zwarte broek en zwart jasje en een rode capuchon. Ten tijde van het incident stonden [naam 1] en ik naast elkaar buiten bij de Irish pub.
Bewijsoverweging
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is geweest die slachtoffer [slachtoffer] met een kapot geslagen flesje in diens nek/hals heeft geslagen.
De verdachte heeft bekend dat hij op 18 april 2022 samen met een kennis genaamd [naam 1] bij de Irish pub te Maastricht was. De verdachte droeg die avond een zwarte trainingsbroek en zwart trainingsjasje, beide met rode accenten. [naam 1] droeg een blauwe spijkerbroek, een Prada jas en een zonnebril. Slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn aangifte duidelijk omschreven dat de persoon die hem met een gebroken flesje aangevallen heeft, een zwarte jas en een zwarte broek met daarop een rode streep droeg. [slachtoffer] heeft dit direct na het incident ook tegen getuige [naam 2] verklaard. De rechtbank heeft geen redenen om aan de door [slachtoffer] afgelegde verklaring te twijfelen. Dat [slachtoffer] zich zou vergissen, zoals door de verdachte wordt gesteld, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. [slachtoffer] heeft bij het horen van het glasgerinkel als gevolg van het kapotslaan van het flesje, omgekeken en gezien wie de gebroken fles vast had. Ná het slaan met het flesje heeft [slachtoffer] wederom omgekeken, en zag dat diezelfde jongen die eerder het flesje kapot sloeg, hem had geslagen met het flesje. Aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte draagt bovendien niet bij dat op de camerabeelden te zien is dat deze [naam 1] - anders dan de verdachte stelt - geen flesje in zijn hand had bij het verlaten van het café.
Opzet
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het handelen van de verdachte doelbewust gericht was op het van het leven beroven van [slachtoffer] . Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat bij de verdachte sprake was van vol opzet.
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verwondingen van [slachtoffer] bevinden zich in diens nek/hals. Wanneer in deze regio met glas letsel wordt toegebracht, kan dit in potentie dodelijk zijn vanwege – met name – de slagaders die zich in de hals bevinden. Gelet hierop, kan naar het oordeel van de rechtbank onder de omstandigheden zoals hier aan de orde, sprake zijn van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel.
Voor het antwoord op de vraag of vervolgens sprake is van bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het dossier weinig precieze informatie bevat over de manier waarop het letsel is toegebracht. Camerabeelden van juist het moment van het incident ontbreken. Niet kan worden vastgesteld hoe groot het snijvlak van de fles was, waarmee de verdachte geslagen heeft. Ook is onbekend met welke slagkracht de verdachte heeft geslagen. Voorts heeft [slachtoffer] “slechts” een oppervlakkige wond opgelopen, waarbij gering bloedverlies is opgetreden en waarvan de genezingsduur op twee weken is geschat. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat de subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft door met een kapot geslagen bierflesje in de hals van [slachtoffer] te slaan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, waarmee de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen acht. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 subsidiair:
op 18 april 2022 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een kapotgeslagen glazen fles in de nek/hals heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integraal vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is een Nederlands sprekende man die afkomstig zou zijn uit Marokko en zich kennelijk al lang in Nederland bevindt. Hij heeft meerdere aliassen. De verdachte heeft het slachtoffer van achteren met een kapot bierflesje in de nek/hals geslagen. Doordat de verdachte het slachtoffer van achteren benaderde, heeft het slachtoffer zich niet kunnen verweren tegen het handelen van de verdachte, noch op het handelen van de verdachte kunnen anticiperen. Als gevolg van voornoemd handelen van de verdachte heeft het slachtoffer een snee van 10 cm lang in de nek/hals opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Dit is een ernstig feit en het slachtoffer kan van geluk spreken dat de gevolgen niet heviger en ernstiger zijn. Dat het nu bij een poging tot zware mishandeling is gebleven, is dan ook niet aan het handelen van de verdachte te danken. Daarnaast heeft het incident psychische gevolgen gehad voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft twee weken na het incident geen arbeid kunnen verrichten en kampt thans nog steeds met angsten.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat het door de verdachte toegepaste geweld een vorm van uitgaans- en zinloos geweld was. Verdachte een aangever kenden elkaar niet. Zonder enkele aanleiding heeft hij het slachtoffer met de kapotte fles geslagen. Dat gebeurde voor het café op de openbare weg, waar zich uitgaanspubliek bevond. Bezoekers van het café waar het slachtoffer zijn toevlucht zocht, waren getuige van de hevig bloedende wond. Dit alles kan leiden tot gevoelens van onveiligheid in het uitgaansleven.
Gezien voorgaande is de rechtbank van oordeel dat enkel en alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Uit het strafblad van de verdachte d.d. 27 december 2022 blijkt dat hij eerder voor een geweldsdelict, namelijk mishandeling, is veroordeeld. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte daarnaast nog dat hij tevens veroordeeld is voor een gewapende overval onder een andere alias. Eerdere veroordelingen hebben de verdachte er dus niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden, in combinatie met voornoemde, levert een zorgwekkend beeld op. De verdachte is – naar zijn zeggen - staatloos verklaard en is niet uitzetbaar uit Nederland. Tegelijkertijd kan hij ook geen legaal bestaan in Nederland opbouwen. Dit is echter geen rechtvaardiging voor het handelen van de verdachte.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten kan voor zware mishandeling met een wapen in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden worden opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het handelen van de verdachte weliswaar kwalificeert als een poging tot zware mishandeling, maar gezien de voornoemde strafverzwarende omstandigheden zodanig laakbaar, risicovol en ernstig is, dat dit een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt dan er in beginsel volgens de LOVS-oriëntatiepunten kan worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Al met al acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een immateriële schadevergoeding van € 2.000,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van € 1.250,- aan immateriële schade in dit geval redelijk is, zodat de vordering tot dat bedrag gematigd dient te worden. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Een inhoudelijk verweer tegen de vordering is niet gevoerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel opgelopen. Dit geeft hem reeds daarom op de voet van art. 6:106 lid 1,onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit ontsierende littekens op zijn lichaam opgelopen. Voorts heeft de benadeelde partij ten tijde van het strafbare feit angstige momenten doorgemaakt en heeft hij thans nog steeds last van angsten. Gelet op het vorenstaande en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de gevorderde vergoeding voor immateriële schade worden geschat op een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 1.250,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 1.250,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2023.
Buiten staat
Mr. Philippart en mr V.C. Andeweg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een kapotgeslagen glazen fles, althans een scherp voorwerp, (met kracht) in de nek/hals heeft gestoken of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een kapotgeslagen glazen fles, althans een scherp voorwerp, (met kracht) in de nek/hals heeft gestoken of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Maastricht [slachtoffer] heeft mishandeld door
die [slachtoffer] met een kapotgeslagen glazen fles, althans een scherp voorwerp, in de
nek/hals te steken of slaan;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer B3R022040 / Kwini, gesloten d.d. 25 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 146, het aanvullend proces-verbaal, gesloten d.d. 27 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 147 tot en met pagina 149, het 2e aanvullend proces-verbaal, gesloten d.d. 31 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 150 tot en met pagina 162 en het 3e aanvullend proces-verbaal, gesloten d.d. 25 november 2022, doorgenummerd van pagina 163 tot en met pagina 176 van de doornummering.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 19 april 2022, p. 17-18 van de doornummering.
3.Verklaring forensische arts E. Goosen d.d. 21 juni 2022, p. 159-162 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 22 april 2022, p. 71-77 van de doornummering.