ECLI:NL:RBLIM:2023:1297

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
03.048603.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en te hoge snelheid

Op 1 maart 2020 heeft de verdachte als bestuurder van een auto een voetgangster aangereden op een voetgangersoversteekplaats in Geleen, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 70 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was, en was onder invloed van alcohol, met een gehalte van 245 microgram per liter uitgeademde lucht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan de voetgangster, wat resulteerde in de aanrijding. De verdachte was bekend met de verkeerssituatie en het slechte zicht door de regen, maar heeft zijn rijgedrag hier niet op aangepast. De rechtbank achtte de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.048603.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair:op 1 maart 2020 te Geleen met zijn auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:op 1 maart 2020 te Geleen een auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol
(
feit 1) en gevaar op de weg heeft veroorzaakt (
feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen is. De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto [slachtoffer] aangereden, terwijl deze overstak op een voetgangersoversteekplaats en [slachtoffer] heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ter beoordeling van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat de verdachte te snel heeft gereden, te weten ongeveer 70 kilometer per uur, terwijl ter plaatse 50 kilometer per uur was toegestaan, de verdachte [slachtoffer] ten onrechte geen voorrang heeft verleend op de voetgangersoversteekplaats en hij onder invloed van te veel alcohol het voertuig heeft bestuurd. Gezien deze gedragingen dient de mate van schuld te worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Onder verwijzing naar arresten en vonnissen van diverse gerechtshoven en rechtbanken heeft zij zich op het standpunt gesteld dat sprake is van één enkel moment van onoplettendheid, hetgeen geen aanmerkelijk onvoorzichtig handelen als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 oplevert. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 1 maart 2020 omstreeks 18:47 uur reed de verdachte als bestuurder van een personenauto over de rijbaan van de Rijksweg Centrum te Geleen in de gemeente Sittard-Geleen, komende uit de richting van de Kummenadestraat en gaande in de richting van Sittard. Op dat moment liep een voetgangster, [slachtoffer] , op de daar gelegen voetgangersoversteekplaats ter hoogte van de Raadhuisstraat. De verdachte reed [slachtoffer] met zijn auto aan op de voetgangersoversteek-plaats. [slachtoffer] kwam terecht op de motorkap en tegen de voorruit van de auto van de verdachte, bewoog vervolgens over het dak van die auto en kwam achter de auto terecht op het wegdek. [2]
Verbalisant [naam 1] heeft om 19:41 uur een ademanalyse afgenomen bij de verdachte. Daaruit bleek diens alcoholgehalte 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in het centrum van Geleen met vrienden wilde gaan eten bij een aldaar gelegen restaurant en dat zij wilde oversteken om te pinnen. Zij keek goed uit voordat ze overstak op de voetgangersoversteekplaats. Toen zij bijna aan de overkant was, is zij aangereden door een personenauto. [4]
[slachtoffer] heeft door het ongeluk letsel opgelopen, te weten: een gebroken rechteronderbeen, een gebroken rechterelleboog, wondjes in het gezicht door glassplinters, een wond op het achterhoofd en een bloeding in de ruimte tussen de hersenen en de schedel. In haar rechterbeen is een zogenoemde tibia nail geplaatst en in haar elleboog een plaat-schroefverbinding. Ook is haar aangezicht gehecht. [5] Verbalisant [naam 2] heeft op 27 september 2020 telefonisch contact met [slachtoffer] gehad. Zij verklaarde dat haar revalidatie de week daarvoor was beëindigd, er één of meer operaties moeten plaatsvinden aan haar open wond op de elleboog en zij behandelingen moet ondergaan voor de opgelopen littekens in haar gelaat. [6]
In het proces-verbaal van de afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de politie (hierna te noemen: VOA) is vermeld dat tussen de Kummenadestraat en de Raadhuisstraat drie voetgangersoversteekplaatsen zijn gelegen. De afstand tussen de Kummenadestraat en de Raadhuisstraat bedraagt ongeveer 150 meter. De oversteekplaats ter hoogte van de Raadhuisstraat is aan weerszijden van de rijbaan met een bord aangeduid. De Rijksweg Centrum is gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van de gemeente Sittard-Geleen en de maximumsnelheid van motorvoertuigen op grond van artikel 20 van het RVV 1990 bedraagt 50 km per uur. Ten tijde van het ongeval was er sprake van regenval waardoor het wegdek nat was en er sprake was van schittering van de openbare straatverlichting in het natte wegdek en/of waterplassen. Ter hoogte van de plaats van het ongeval is openbare straatverlichting geplaatst, die ten tijde van het ongeval ontstoken was. Het zicht van de bestuurder van het voertuig op het verloop en de inrichting van de weg, alsmede op de nadering en de waarneming van de voetgangersoversteekplaats werd niet belemmerd. Niet is gebleken van gebreken aan het wegdek. [7]
Van het ongeval is beeldmateriaal beschikbaar. Dit werd door de afdeling VOA gebruikt
om op basis van de afgelegde weg en verstreken tijd een indicatieve naderingssnelheid van het voertuig van de bestuurder te berekenen. Vastgesteld is dat de bestuurder de oversteekplaats naderde met een indicatieve snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur. [8]
In het proces-verbaal van VOA is geconcludeerd dat de aanrijding voorkomen had kunnen worden indien de bestuurder van het voertuig niet harder had gereden dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur. In dat geval was de voetgangster in staat geweest om de oversteek volledig te voltooien. Voorts wordt geconcludeerd dat indien de bestuurder van het voertuig (meer) aandacht had gehad, mede gelet op de regenval, voor de oversteekplaats en dus rekening had gehouden met de mogelijkheid van overstekende
voetgangers, hij de voetgangster mogelijk eerder had kunnen waarnemen. Zij bevond zich op het moment van de aanrijding al ongeveer 3 seconden op de oversteekplaats. Ten slotte wordt geconcludeerd dat de bestuurder onder invloed was van alcohol en om die reden niet had mogen rijden. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen verklaring heeft voor het feit dat hij [slachtoffer] niet heeft zien lopen op de voetgangersoversteekplaats, dat hij ter plaatse bekend was, dat hij één van de drie voetgangersoversteekplaatsen op de Rijksweg Centrum reeds was gepasseerd en dat hem was opgevallen dat het zicht slecht was. [10] In de avond en nacht voorafgaand aan het ongeluk heeft de verdachte 2 flessen wijn en 15 glazen bier gedronken. [11]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het rijgedrag van de verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een grove of aanmerkelijke schuld. Daarvoor moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandig-heden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegen-verkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Ook geldt dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte een verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen, niet heeft gezien, hoewel deze voor de verdachte wel waarneembaar moet zijn geweest en hij zijn rijgedrag daarop moet hebben kunnen afstemmen, niet kan volgen dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld. Gelet hierop kan het niet verlenen van voorrang pas als aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend worden aangemerkt wanneer daaraan gedrag ten grondslag ligt dat gegeven de omstandigheden van het geval niet voldoet aan de eisen die aan verkeersdeelnemers in het algemeen mogen worden gesteld. Dit gedrag bestaat dan niet alleen uit de verkeers-overtreding van het niet verlenen van voorrang zelf, maar ook uit gedrag dat aan die verkeersovertreding vooraf gaat of daarmee samenvalt, bijvoorbeeld het er niet alles aan doen om de voorrangsgerechtigde waar te nemen, niet kijken dus. Tot slot is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van aanmerkelijke schuld.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, beschouwt de rechtbank het volgende als vaststaand. De verdachte heeft op het moment dat hij met de door hem bestuurde auto over de Rijksweg Centrum te Geleen reed, geen voorrang verleend aan [slachtoffer] die op dat moment liep op de voetgangersoversteekplaats, terwijl die verplichting daar wel gold en die verplichting bovendien benadrukt was door middel van een bord. Ten gevolge daarvan heeft de verdachte [slachtoffer] aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft toen en daar met een hogere snelheid (ongeveer 70 kilometer per uur) gereden dan ter plaatse maximaal (50 kilometer per uur) is toegestaan. De verdachte was tijdens het besturen van de auto onder invloed van alcoholhoudende drank. De verdachte heeft verklaard dat hij deze alcohol niet diezelfde dag had genuttigd, maar in de avond/nacht daarvoor. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte, gelet op de grote hoeveelheid alcoholhoudende drank die hij naar eigen zeggen de avond en nacht voorafgaand aan het ongeluk had gedronken, wel rekening had moeten houden met de zeer reële mogelijkheid dat het alcoholgehalte in zijn lichaam te hoog was voor het besturen van een voertuig. Voorts was de verdachte bekend met de situatie ter plaatse en heeft hij verklaard dat hij het zicht slecht vond. De verdachte heeft zijn rijgedrag daaraan echter niet aangepast. Hij is immers met te hoge snelheid de voetgangersoversteekplaats genaderd zonder zich ervan verzekeren dat geen sprake was van een andere verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang moest verlenen.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat de verdachte niet alleen geen voorrang heeft verleend, maar dat aan die verkeersovertreding tevens gedrag ten grondslag heeft gelegen dat gegeven de omstandigheden van het geval, niet voldoet aan de eisen die aan verkeers-deelnemers in het algemeen mogen worden gesteld. De verdachte heeft immers met te veel alcohol op het voertuig bestuurd - terwijl algemeen bekend is dat dit de rijvaardigheid nadelig beïnvloedt - en met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse maximaal was toegestaan, terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie en het zicht slecht was door de regen.
Op basis van het geheel van de gedragingen van de verdachte dient zijn gedrag te worden aangemerkt als aanmerkelijk en verwijtbaar onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Dat betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 1 maart 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, Rijksweg Centrum, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij na het gebruik van alcoholhoudende drank, op het moment dat een voetgangster, zijnde [slachtoffer] , bezig was een op die Rijksweg Centrum gelegen voetgangersoversteekplaats, als bedoeld in artikel 49 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990, gezien zijn rijrichting, van links naar rechts over te steken, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur en geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] op de oversteekplaats, waardoor een aanrijding is ontstaan met zijn motorrijtuig en die voetgangster, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn adem, 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ernstige schuld heeft aan het verkeersongeval. De verdachte heeft onder invloed van alcohol de keuze gemaakt te gaan rijden. Hij heeft zijn aandacht op een drukke weg er niet bij gehouden en heeft daardoor geen voorrang aan [slachtoffer] verleend, die wel voorrang had op de voetgangers-oversteekplaats. Daarbij heeft hij de maximumsnelheid in aanzienlijke mate overschreden. Verder had van hem verwacht mogen worden dat, omdat hij bekend was met de situatie ter plaatse en gelet op het natte wegdek, zijn rijgedrag aan zou passen. Gelet op die ernstige mate van schuld en het zwaar lichamelijk letsel dat [slachtoffer] heeft overgehouden aan het verkeersongeval, is het uitgangspunt in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd. Gezien het feit dat de verdachte diverse malen heeft getracht contact op te nemen met [slachtoffer] om zijn spijt te betuigen en gelet op het verstrijken van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), acht de officier van justitie een gevangenisstraf niet (meer) passend en vordert hij een taakstraf voor de duur van 240 uren. De officier van justitie vordert voorts, gelet op de ernst van het feit, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert (geheel subsidiair) aan dat geen sprake is van ernstige schuld, maar van aanmerkelijke schuld, de laagste ‘schuldcategorie’ die wordt genoemd in de eerdergenoemde oriëntatiepunten. In het voordeel van de verdachte moet worden meegewogen zijn blanco strafblad, de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, het feit dat hij diverse malen door tussenkomst van anderen met [slachtoffer] in contact heeft geprobeerd te komen en zijn oprechte spijtbetuiging ter terechtzitting. De verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk als audicien, omdat hij klanten thuis bezoekt en apparatuur moet meenemen die hij niet op andere wijze kan vervoeren. In verband met schulden uit het verleden is het belangrijk dat de verdachte zijn werk behoudt. Hij is alleenstaande ouder van een zoontje van één jaar en heeft ook om die reden zijn rijbewijs nodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft onder invloed van alcohol onvoorzichtig en met te hoge snelheid gereden; en dat ondanks dat het regende, het zicht, naar eigen zeggen, slecht was en hij wist dat er verschillende voetgangersoversteekplaatsen op de Rijksweg Centrum liggen. Hij heeft [slachtoffer] in het geheel niet opgemerkt op de voetgangersoversteekplaats en kwam er pas achter dat daar een persoon liep toen het al te laat was. Door zijn toedoen heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het ongeluk heeft, zoals [slachtoffer] ter terechtzitting heeft verteld, veel impact op haar gehad. Zij heeft veel pijn gehad, kan niet meer alles dat zij voor het ongeluk wel kon, is diverse keren geopereerd, moest opnieuw leren lopen en fietsen en had psychische klachten als gevolg van het ongeluk. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Bij het bepalen van de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de genoemde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor bestraffing van het veroorzaken van een verkeersongeval, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, waarbij de bestuurder een alcoholgehalte van minder dan 570 microgram aan uitgeademde lucht per liter heeft, geldt voor de categorie ‘aanmerkelijke schuld’ als oriëntatiepunt een taakstraf van 160 uren en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van 18 maanden onvoorwaardelijk. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte met alcoholgehalte van 245 microgram aan uitgeademde lucht per liter aan ‘de onderkant’ van deze categorie valt. De rechtbank ziet geen reden om in het nadeel van de verdachte af te wijken van de straf zoals genoemd in het oriëntatiepunt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte spijt betuigd aan [slachtoffer] . De raadsvrouw heeft namens de verdachte stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij, in tegenstelling tot hetgeen [slachtoffer] tot aan de terechtzitting dacht, heeft geïnformeerd naar haar toestand, een kaartje naar haar heeft gestuurd en heeft geprobeerd met haar in contact te komen. Deze berichten hebben [slachtoffer] echter nooit bereikt. De rechtbank weegt de opstelling van de verdachte mee in zijn voordeel.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ook ten gunste van de verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen 2 jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is op 1 maart 2020 aangehouden. De rechtbank neemt deze datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. De zaak is 7 februari 2023 ter terechtzitting behandeld en dit vonnis wordt op 21 februari 2023 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met bijna één jaar overschreden.
Gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn en op het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk te behouden, zal de rechtbank een
voorwaardelijkeontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig opleggen en wel voor de duur van twaalf maanden. Dit maakt echter ook dat de rechtbank aan de andere kant, om de ernst van het feit te benadrukken, een hogere taakstraf zal opleggen dan zij zou doen als zij ook een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig zou opleggen.
Alles afwegend, zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen en als bijkomende straf een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
  • ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden;
  • bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op een termijn van twee jaren, zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. K. Mestrom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging- ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, (Rijksweg Centrum), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen zeer, dan wel aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, na het gebruik van alcoholhoudende drank, op het moment dat een voetgangster, zijnde voornoemde [slachtoffer] , bezig was een op die Rijksweg Centrum gelegen voetgangersoversteekplaats, als bedoeld in artikel 49 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van links naar rechts over te steken, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of geen voorrang heeft verleend aan voornoemde [slachtoffer] op voornoemde oversteekplaats, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetgangster, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem, 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
1.
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg Centrum, op het moment dat een voetgangster bezig was een op die Rijksweg Centrum gelegen voetgangersoversteekplaats, als bedoeld in artikel 49 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van links naar rechts over te steken, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid, en/of geen voorrang heeft verleend aan voornoemde voetgangster op voornoemde oversteekplaats, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetgangster, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2411-2020033490-1, gesloten op 17 oktober 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 63.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, doorgenummerde dossierpagina 2 en het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina 14. Laatstgenoemd proces-verbaal maakt geen deel uit van de doornummering.
3.Het proces-verbaal rijden onder invloed, doorgenummerde dossierpagina 51 en de afdruk met het resultaat van het ademanalyseonderzoek, doorgenummerde dossierpagina 54.
4.Het proces-verbaal verhoor slachtoffer [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina 32.
5.Het proces-verbaal verhoor slachtoffer [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina 32 en de geneeskundige verklaring van 8 april 2020, doorgenummerde dossierpagina 46.
6.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, doorgenummerde dossierpagina’s 8 en 9 en de email van [slachtoffer] aan [naam 2] van7 oktober 2020 met bijgevoegde foto’s.
7.Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina’s 4 en 5.
8.het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina’s 11 en 12.
9.het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina’s 14 en 15.
10.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2023.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 2 maart 2020, doorgenummerde dossierpagina 41.