ECLI:NL:RBLIM:2023:128

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10104418 AZ VERZ 22-92
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van zieke werknemer wegens nevenwerkzaamheden tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, AB Werkt Bedrijfsverzorging B.V. De werknemer, die langdurig ziek was, werd op staande voet ontslagen omdat hij tijdens zijn ziekte werkzaamheden verrichtte in de bloemenwinkel van zijn partner. Dit gebeurde ondanks eerdere waarschuwingen en een addendum op zijn arbeidsovereenkomst waarin stond dat hij geen nevenwerkzaamheden mocht verrichten zonder toestemming van de werkgever. De werkgever had een onderzoek laten uitvoeren na een anonieme tip over de werkzaamheden van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen had veronachtzaamd en bedrog had gepleegd door niet eerlijk te zijn over zijn belastbaarheid. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer tot vernietiging van het ontslag en doorbetaling van loon af, maar kende hem wel een bedrag toe ter compensatie van onterecht opgelegde loonstops. De zaak benadrukt de ernst van het overtreden van re-integratieverplichtingen en de gevolgen daarvan voor de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10104418 \ AZ VERZ 22-92
Beschikking van de kantonrechter van 11 januari 2023
in de zaak van:
[werknemer],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
werknemer
gemachtigde mr. B. Hoefnagels (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.),
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AB WERKT BEDRIJFSVERZORGING B.V.,
gevestigd te Herten,
werkgever
gemachtigde mr. S. Dolstra,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [werknemer] en AB Werkt worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 16 september 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,
- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst,
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek,
- de brief van 16 november 2022 namens AB Werkt, met usb-stick,
- de brief, met bijlage, van 21 november 2022 namens [werknemer] ,
- de mondelinge behandeling d.d. 24 november 2022.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1971, is op 1 september 1992 bij (de rechtsvoorganger van) AB Werkt in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van Bedrijfsverzorger tegen een loon van € 2.784,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Deze functie hield in dat [werknemer] werkzaamheden op boerenbedrijven verrichtte gedurende periodes dat de boer zelf dat niet kon.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Bedrijfsverzorgingsdiensten van toepassing. In artikel 54 van de CAO is het volgende opgenomen:
´Een werknemer met een volledige dienstbetrekking mag daarnaast geen betaalde arbeid voor derden verrichten, voor zover deze werkzaamheden als behorende tot het normale werkterrein van de Bedrijfsverzorgingsdienst kunnen worden gerekend en de werkgever schriftelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het verrichten van bedoelde nevenarbeid.”
2.3.
[werknemer] is tijdens zijn dienstverband vaak langdurig (meerdere maanden) ziek geweest (zie overzicht bijlage 1 bij verweerschrift). Zo ook in de periode van juni 2020 tot in maart 2021. Op 16 maart 2021 heeft [werknemer] een officiële waarschuwing gekregen, omdat hij in de periode december 2020 tot januari 2021 zwart gewerkt heeft voor iemand die verbonden is met AB Werkt terwijl hij arbeidsongeschikt was (productie 2 bij het verweer van AB Werkt). Naar aanleiding van deze waarschuwing heeft AB Werkt een addendum op de arbeidsovereenkomst opgesteld, die door [werknemer] is ondertekend. Uit dit addendum blijkt onder meer dat [werknemer] alleen nevenwerkzaamheden mag verrichten met toestemming van AB Werkt en alleen als deze nevenwerkzaamheden geen negatief effect hebben op zijn werkzaamheden bij AB Werkt. Op overtreding van het beding staat een boete (productie 4 bij het verweer AB Werkt).
2.4.
[werknemer] heeft tijdens zijn re-integratie op 6 juli 2021 (opnieuw) een bedrijfsongeval gehad. Een koe trapte hard tegen de rechterarm van [werknemer] , waardoor hij voortdurende tintelingen in die arm heeft en ongeschikt raakte om zijn arbeid te verrichten. Op 23 september 2021 koppelde de bedrijfsarts aan AB Werkt terug dat [werknemer] onvoldoende was hersteld om zijn eigen werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Door AB Werkt is toen gezocht naar passende werkzaamheden, die zij meende te vinden in het verplaatsen en tillen van kisten aardappelen van ongeveer 10 kg per stuk. [werknemer] heeft dat op 11 oktober 2021 twee uur volgehouden waarna hij ermee gestopt is. Op 12 oktober 2021 heeft [werknemer] aan AB Werkt gemeld dat de werkzaamheden te zwaar bleken. Daarop heeft AB Werkt [werknemer] lichte kantoorwerkzaamheden aangeboden, hetgeen [werknemer] tweemaal heeft geweigerd. (productie 5 bij het verweer AB Werkt). Bij brief van 13 oktober 2021 heeft AB Werkt aan [werknemer] medegedeeld dat de loonbetaling werd gestaakt, omdat [werknemer] de passende arbeid niet heeft verricht. De bedrijfsarts heeft tijdens een consult op 15 oktober 2021 echter geconstateerd dat de klachten van [werknemer] waren toegenomen en heeft geadviseerd de rechter arm van [werknemer] volledig te ontzien. AB Werkt heeft daarna weliswaar niet aangedrongen op voortzetting van de werkzaamheden, maar evenmin de loonsanctie van drie dagen ad € 404,55 bruto ongedaan gemaakt.
2.5.
Bij brief van 8 maart 2022 heeft AB Werkt [werknemer] een officiële waarschuwing gegeven wegens het zich ‘negatief uitlaten over bepaalde zaken’ in gesprekken met de bedrijfsarts en zich niet goed te hebben voorbereid op het gesprek met de bedrijfsarts.
[werknemer] heeft hierop gereageerd.
2.6.
Bij e-mail van 4 mei 2022 heeft AB Werkt met onmiddellijke ingang een loonstop ingesteld. Dit in verband met het niet bereikbaar zijn voor de bedrijfsarts op 2 mei 2022 en wegens het afzeggen van een gesprek met de re-integratieconsulent voor spoor 2 op 3 mei 2022. Het totaal aan niet betaald loon is € 835,20 bruto. De bedrijfsarts heeft naar aanleiding van een consult op 12 mei 2022 geconcludeerd dat [werknemer] niet belastbaar is voor arbeid, alsmede dat [werknemer] op korte termijn een curatief gerichte behandeling moest ondergaan bij een specialist en dat hij preventief in de 8 weken daarna ook niet belastbaar is. Hierna is het plan van aanpak van [werknemer] aangepast. Hoewel [werknemer] in tweede instantie wel meewerkte met de bedrijfsarts, heeft AB Werkt de loonsanctie niet ongedaan gemaakt.
2.7.
Op 1 juni 2022 is AB Werkt overgestapt naar een andere arbodienst. De bedrijfsarts van die dienst heeft na een telefonisch onderhoud met [werknemer] geconcludeerd dat er benutbare mogelijkheden waren. Omdat [werknemer] het hier niet mee eens was, werd er een fysiek consult ingepland voor 27 juli 2022. Op 28 juni 2022 heeft er een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en AB Werkt, waarbij [werknemer] aangaf het niet eens te zijn met de bedrijfsarts omdat hij zelf vond dat hij niet inzetbaar was voor zijn eigen werkzaamheden of voor aangepast werk. Volgens [werknemer] kon hij door zijn klachten niet duwen, trekken, tillen en dragen. (productie 15 bij het verweer van AB Werkt).
2.8.
Omdat AB Werkt op 17 juni 2022 een anonieme tip ontving dat [werknemer] in de bloemenwinkel van zijn partner werkzaamheden zou uitvoeren, heeft AB Werkt daarna onderzoek laten uitvoeren door Recherche Bureau Zuid. Dat onderzoek hield in dat in (zie het rapport van 25 juli 2022: bijlage 16 verweerschrift) dat steeds rond 17.00 uur op 23 juni, 28 en 29 juni en 20 juli 2022 gezien werd dat [werknemer] met spullen sjouwde rond genoemde bloemenwinkel. Daarvan zijn beelden gemaakt (die als usb zijn ingebracht), waarvan weer foto’s zijn gemaakt (die als bijlage bij het rapport zijn gevoegd). Tevens is een foto van de facebookpagina van de bloemenwinkel overgelegd (bij het rapport), waarbij ook zou zijn vermeld (blz. 14 verweerschrift) dat de partner van [werknemer] “samen met [kind] en partner [naam] dagelijks boeketten, arrangementen en decoraties” verzorgt.
2.9.
De rechercheurs hebben [werknemer] op 25 juli 2022 gehoord. Daarbij had hij zijn arm in een brace en wilde hij geen hand geven omdat hij dit niet kon. Volgens de rechercheurs ontkende [werknemer] – na confrontatie van hun bevindingen – in eerste instantie alles en stelde niets af te weten van het werken in de bloemenzaak. Nadat de rechercheurs [werknemer] wilden confronteren met het beeldmateriaal, gaf hij volgens de rechercheurs toe en hoefde het beeldmateriaal niet te zien. Nadat de beelden toch zijn getoond, gaf hij direct toe in en om de bloemenzaak te hebben gewerkt en dat hij daartegen niets meer kon inbrengen. Ook vertelde [werknemer] , volgens de rechercheurs, dat hij min of meer toch al klaar was met AB Werkt.
2.10.
Na het voormelde gesprek met de rechercheurs is [werknemer] op staande voet ontslagen, hetgeen werd bevestigd door AB Werkt bij schrijven van 25 juli 2022. In die brief wordt erop gewezen dat [werknemer] stelt geen passende arbeid te kunnen verrichten.
In deze brief wordt ook gerefereerd aan het onderzoek van Recherche Bureau Zuid en de fysieke werkzaamheden, waaronder zwaardere tilwerkzaamheden, die [werknemer] in de bloemenzaak heeft verricht. Als redenen voor het ontslag op staande voet worden aangevoerd dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog door niet eerlijk te zijn over zijn belastbaarheid en te verzwijgen dat hij werkzaamheden verrichtte in de bloemenwinkel van zijn partner. Daarnaast wordt aangehaald dat [werknemer] hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten van AB Werkt en door herhaaldelijk de re-integratie verplichtingen niet na te komen en te weigeren passende werkzaamheden te verrichten en het verbod op nevenwerkzaamheden niet na te leven. AB Werkt wijst erop dat [werknemer] grovelijk zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst heeft veronachtzaamd, ook door zijn energie te steken in het verrichten van werkzaamheden elders in plaats van voor AB Werkt.
2.11.
Bij brief van 1 augustus 2022 is namens [werknemer] tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd.

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] verzoekt – kort weergegeven – vernietiging van het op 25 juli 2022 gegeven ontslag op staande voet, tewerkstelling en doorbetaling van het loon en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente) en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) doorbetaling van loon en emolumenten voor de duur van de procedure, met nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente).
Voorts verzoekt [werknemer] het niet uitbetaalde loon ad € 1.239,75 als gevolg van de loonsacties uit te betalen en – voor het geval het ontslag stand houdt – een transitievergoeding, de ingehouden onderzoekskosten ad € 2.993,00 terug te betalen, alsmede uit te betalen vakantiegeld ad € 459,36 bruto en meeruren ad € 1.559,36 bruto..
3.2.
AB Werkt heeft verweer gevoerd.
3.3.
Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt, verzoekt AB Werkt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden vanwege ernstig verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsrelatie dan wel een combinatie van redenen. [werknemer] heeft daartegen verweer gevoerd. Mocht de ontbinding worden toegewezen, dan verzoekt [werknemer] om de transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen en om rekening te houden met de opzegtermijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorlopige voorziening
4.1.
Doordat dit verzoekschrift kort na indiening van het verweerschrift mondeling is behandeld, ontvalt het belang aan het nemen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek van [werknemer] tot het vernietigen van het ontslag op staande voet
4.2.
Voor ontslag op staande voet geldt algemeen het volgende.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor AB Werkt als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [werknemer] , die ten gevolge hebben dat van AB Werkt redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.3.
De dringende reden is blijkens de ontslagbrief van 25 juli 2022 dat [werknemer] oneerlijk is geweest over zijn belastbaarheid en de mogelijkheden om passende arbeid te verrichten. Ook heeft [werknemer] verzwegen dat hij kennelijk wel in staat was om werkzaamheden te verrichten in de bloemenwinkel van zijn partner. Dit maakt dat [werknemer] zijn nevenwerkzaamheden verbod heeft overtreden alsmede zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. AB Werkt ziet dit als bedrog. AB Werkt neemt hierin mee de hardnekkige weigering van [werknemer] om te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten van AB Werkt door herhaaldelijk de re-integratieverplichtingen niet na te komen, te weigeren passende werkzaamheden te verrichten en te weigeren zich te conformeren aan advies van de bedrijfsarts. Dit alles afzonderlijk en in samenhang maakt dat [werknemer] volgens AB Werkt de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst grovelijk veronachtzaamd heeft.
4.4.
In de processtukken valt op dat [werknemer] geen enkele mogelijkheid ziet om met de geblesseerde arm enig werk te doen. Zelfs kantoorwerk zou hij niet kunnen verrichten. Hij zet zijn klachten aan door in het gesprek met de rechercheurs zijn arm in een brace te dragen en geen hand te willen geven omdat dit hem teveel last zou bezorgen. Dit staat in schril contrast met het duwen en trekken van hele karren vol met planten en het heffen van een zwaar buitenbord in de zaak van zijn partner. De kantonrechter rekent het [werknemer] zwaar aan dat hij zelf meermaals gedurende een lange periode (meer dan één jaar) aangeeft dat hij 0% inzetbaar is en al helemaal niet kan sjouwen, duwen, trekken en tillen en hij precies díe werkzaamheden uitvoert in de bloemenwinkel van zijn partner. Dat maakt dat [werknemer] in strijd handelt met zijn re-integratieverplichtingen. Ofwel door te liegen over zijn belastbaarheid ofwel door werkzaamheden uit te voeren die zijn herstel ernstig in de weg zitten. Hoe dan ook een grove schending van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever.
4.5.
Vastgesteld moet helaas worden dat het onderzoek door RBZ Recherche erg beperkt is geweest en matig is onderbouwd. Zo zijn er slechts 4 waarnemingen tegen sluitingstijd geweest. Niet verantwoord is hoe vaak er geobserveerd is en hoe vaak er dus niks is waargenomen. Op de zitting is aangevoerd dat [werknemer] niet altijd evenveel last van zijn arm had en ook behoefte had aan enige afleiding.
4.6.
De kantonrechter vindt echter toch voldoende vaststaan dat er een behoorlijke mate van opzet tot misleiding is geweest door [werknemer] . Het verschil tussen helemaal niks kunnen en behoorlijk sjouwen en tillen is niet anders te verklaren. Daarnaast is ook voldoende aannemelijk dat het niet om incidentele werkzaamheden ging nu [werknemer] op de Facebook pagina van de bloemenwinkel als medewerker werd opgevoerd.
4.7.
Dat aan de arbeidsmoraal van [werknemer] getwijfeld mag worden, blijkt ook wel uit het feit dat hij amper een jaar ervoor het al geen probleem vond om tijdens ziekte zijn werk buiten medeweten van zijn werkgever bij iemand uit te voeren. AB Werkt heeft zich in feite toen coulant opgesteld door hem daarop alleen maar aan te spreken en van hem te verlangen dat hij schriftelijk zou verklaren alleen nevenwerkzaamheden te verrichten na schriftelijke toestemming van zijn werkgever. [werknemer] was dus een gewaarschuwd man hetgeen hem er desondanks niet van weerhield om tijdens ziekte zijn vriendin in haar onderneming te ondersteunen.
4.8.
Het besproken complex van feiten en omstandigheden levert naar het oordeel van de kantonrechter voldoende grond op voor een ontslag op staande voet. De kantonrechter acht dit handelen zodanig ernstig dat AB Werkt in redelijkheid kon beslissen dat van haar niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te laten voortduren. Het vorenstaande brengt met zich dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en standhoudt.
4.9.
Dat het ontslag op staande voet niet onverwijld zou zijn gegeven, zoals door [werknemer] gesteld, volgt de kantonrechter niet. Immers, direct na het bekend worden van het rapport van Recherche Bureau Zuid, is [werknemer] voor een gesprek opgeroepen. Diezelfde dag is [werknemer] ontslagen. Dat [werknemer] niet direct na verkrijging van de anonieme tip aan AB Werkt over zijn werkzaamheden in de bloemenwinkel is ontslagen, maakt het ontslag juist zorgvuldig, omdat AB Werkt eerst heeft laten onderzoeken of de tip klopte.
4.10.
Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt hiermee afgewezen. Aan een billijke vergoeding en vergoeding op grond van onregelmatige opzegging wordt niet toegekomen, ook deze worden afgewezen. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , kan ook geen transitievergoeding aan [werknemer] ten laste van AB Werkt worden toegekend. De vorderingen tot betaling van het loon, de
wettelijke verhoging, de wettelijke rente alsmede de gevorderde voorlopige voorziening treffen hetzelfde lot en zullen eveneens worden afgewezen.
Het zelfstandig verzoek van AB Werkt: (voorwaardelijke) ontbinding
4.11.
Nu het verzoek van [werknemer] tot vernietiging van het door AB Werkt gegeven ontslag op staande voet wordt afgewezen, is er een rechtsgeldig einde aan het dienstverband gekomen. Daarmee wordt niet toegekomen aan het voorwaardelijke verzoek van AB Werkt om die arbeidsovereenkomst alsnog te ontbinden en zal daarop geen beslissing genomen worden.
De verzoeken van [werknemer] aangaande de loonstopzettingen
4.12.
Ten aanzien van de eerste loonstopzetting in oktober 2021.
Deze loonsanctie is door AB Werkt op grond van artikel 7:629 lid 3, onderdeel c BW opgelegd omdat [werknemer] weigerde passende arbeid te verrichten, ook toen hij lichte werkzaamheden op kantoor kreeg aangeboden. Aldus in beginsel een terechte sanctie. Echter, na een bezoek op 15 oktober 2021 aan de bedrijfsarts is vastgesteld dat door de werkzaamheden op 11 oktober (kisten aardappelen tillen) [werknemer] zijn arm overbelast heeft. Het advies is toen gegeven om de rechterarm geheel niet te belasten. Daarmee is aldus gebleken dat de werkweigering door [werknemer] , ook ten aanzien van de nadien aangeboden lichtere werkzaamheden, terecht was en had AB Werkt de loonstop terug moeten draaien. Nu zij dit niet heeft gedaan, is het verzoek van [werknemer] ten aanzien van de eerste loonstop ad € 404,55 bruto toewijsbaar.
4.13.
Ten aanzien van de tweede loonstop in mei 2022 heeft AB Werkt als onderbouwing gegeven dat [werknemer] telefonisch niet bereikbaar is geweest voor de bedrijfsarts, alsmede zijn afspraak met de re-integratieconsulent spoor 2 niet is nagekomen.
De kantonrechter is van oordeel dat een loonstop voor deze gevallen een te zwaar middel is. Een loonopschorting was wellicht op haar plaats geweest. Deze loonopschorting als bedoeld in artikel 7:629 lid 6 BW, had AB Werkt kunnen opleggen totdat afspraken met de bedrijfsarts en re-integratieconsulent zouden zijn nagekomen. Nu is gebleken dat [werknemer] beide afspraken heeft verzet naar een ander moment en hij die afspraken is nagekomen, had de loonopschorting opgeheven dienen te worden en had het loon alsnog uitbetaald moeten worden.
4.14.
Ook indien de loonstop van de werkgever opgevat moet worden als te zijn opgelegd in verband met het weigeren van passende arbeid, had deze loonstop teruggedraaid moeten worden. Immers uit de verslaglegging van de bedrijfsarts op 12 mei 2022 blijkt dat [werknemer] niet belastbaar was voor arbeid. Het verzoek van [werknemer] ten aanzien van de tweede loonstop ad € 835,20 bruto is aldus eveneens toewijsbaar. De verzochte wettelijke verhoging over beide bedragen zal worden beperkt tot 10%.
Het verzoek van [werknemer] met betrekking tot de op het loon ingehouden onderzoekskosten
4.15.
AB Werkt heeft de onderzoekskosten van Recherchebureau Zuid verrekend in de eindafrekening. AB Werkt heeft de onderzoekskosten gemaakt en had daarmee naar het oordeel van de kantonrechter een vordering op [werknemer] . Naar het oordeel van de kantonrechter is de eindafrekening de juiste plek om deze kosten te verrekenen.
Dat verzoek van [werknemer] zal worden afgewezen.
De verzoeken van [werknemer] aangaande het vakantiegeld, meeruren en gefixeerde schadevergoeding
4.16.
Ten aanzien van het vakantiegeld heeft inmiddels een correctie plaatsgevonden, zoals gebleken uit productie 21 bij het verweerschrift van AB Werkt. Het verzoek van [werknemer] zal op dit punt worden afgewezen.
4.17.
Ten aanzien van de meeruren wordt als volgt overwogen.
Volgens [werknemer] is er door AB Werkt uitgegaan van een ta laag uurloon. AB Werkt heeft dat ontkend. Deze uren zijn opgebouwd tijdens het dienstverband van [werknemer] bij de rechtsvoorganger van AB Werkt. Daarbij gold de regel dat werknemers de uren konden opsparen of worden uitbetaald tegen het loon dat gold op het moment dat deze uren werden opgebouwd. AB Werkt heeft de arbeidsvoorwaarden van de rechtsvoorganger AB Brabant overgenomen. Het uurloon van € 16,40 is alleen toegepast op de uren van [werknemer] bij AB Brabant. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de uitleg van AB Werkt het verzoek aangaande de meeruren moet worden afgewezen.
4.18.
Ten aanzien van de ingehouden gefixeerde schadevergoeding heeft [werknemer] gesteld dat er € 1.559,04 te veel is ingehouden. Volgens AB Werkt is [werknemer] er bij zijn berekening onterecht vanuit gegaan dat het loon maandelijks werd uitbetaald. In dit geval gebeurt dat elke vier weken. Dan is er – gelet op de door [werknemer] in acht te nemen opzegperiode – sprake van een periode van 25 juli 2022 tot 11 september 2022. Gelet op de uitleg van AB Werkt is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek van [werknemer] op dit punt moet worden afgewezen.
In alle verzoeken
4.19.
[werknemer] zal als de meest in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij zal worden uitgegaan van het standaardtarief per proceshandeling dat hoort bij vorderingen tussen de 20.000 en 40.000 euro (498 euro). Omdat [werknemer] op enkele punten ook in het gelijk is gesteld, zal één schaal lager worden aangehouden (die tussen 10.000 en 20.000 euro), namelijk 373 euro. Uitgaande van 2 proceshandelingen (verweerschrift en mondelinge behandeling) worden de proceskosten aan de zijde van AB Werkt tot op heden begroot op € 746,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake de verzoeken van [werknemer]
5.1.
veroordeelt AB Werkt om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 1.239,75 bruto ter zake van opgelegde loonstops, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 10%, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
wijst de overige verzoeken af,
Inzake de voorlopige voorziening
5.3.
wijst het verzoek af,
Inzake alle verzoeken
5.4.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, aan de zijde van AB Werkt tot op heden begroot op € 746,00.
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: DT