ECLI:NL:RBLIM:2023:1152

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
03/860103-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens brandstichting in restaurant met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982, die wordt beschuldigd van brandstichting in een restaurant in Eindhoven op 18 september 2014. De verdachte, bijgestaan door mr. O. Saki, heeft samen met medeverdachten opzettelijk brand gesticht, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in november 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en telefoongesprekken, die de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting aantoonden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, onder andere vanwege vermeende bewijsuitsluiting en onvoldoende bewijs voor medeplegen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de brandstichting, maar heeft de verdachte vrijgesproken van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met een strafkorting van 25% wegens schending van de redelijke termijn. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [verzekeringsmaatschappij], ter hoogte van € 27.590,62, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/860103-15
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. O. Saki, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16 november 2022 en 18 november 2022. De verdachte is niet verschenen. Op de zitting van 16 november 2022 is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. Op de zitting van 18 november 2022 is verschenen de gemachtigde raadsman mr. H. Raza, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam, waarnemende voor de raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 1 februari 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een of meer anderen opzettelijk brand heeft gesticht in restaurant [naam restaurant 1] , waardoor gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen te duchten was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie wijst erop dat uit het procesdossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] , terwijl hij zich voordeed als [getuige 1] , op 16 september 2014 een verzekering tegen onder meer brandschade heeft afgesloten bij [verzekeringsmaatschappij] ten behoeve van het restaurant. Zij wijst voorts op het onderzoek van de politie en het NFI waaruit volgt dat er op 18 september 2014 sprake was van brandstichting in restaurant [naam restaurant 1] . Op camerabeelden is zichtbaar dat iemand rond 02:40 uur, direct na de brandstichting, wegrent van het restaurant. Om 02:40 uur, 02:44 uur en 02:55 uur vinden vervolgens belastende telefoongesprekken plaats tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Op basis van het procesdossier kan immers met meer dan voldoende zekerheid worden vastgesteld dat zij de gebruikers van de betreffende telefoonnummers zijn. Tenslotte wijst de officier van justitie op de aangiften van [getuige 1] en van [verzekeringsmaatschappij] . Zij stelt zich op het standpunt dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de brand heeft gesticht, en dat medeverdachte [medeverdachte 2] hiervan wist. Immers, werd [medeverdachte 2] door de verdachte gebeld voordat de brand werd gesticht en haalt hij verdachte vervolgens op. Om deze reden acht de officier van justitie medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen bewezen. Daarbij heeft zij aangevoerd dat er weliswaar sprake is van een vormverzuim op basis van het Prokuratuur-arrest, zoals de raadsman stelt, maar dat hieraan op basis van heersende jurisprudentie geen verdere gevolgen verbonden moeten worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
In de eerste plaats heeft hij bewijsuitsluiting bepleit van de bevindingen op grond van artikel 126n Sv, onder verwijzing naar het Prokuratuur-arrest (HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152). Nu er destijds geen toetsing door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, dienen de gegevens, die zijn verkregen middels zendmasten en telecomverkeer, te worden uitgesloten van het bewijs aangezien er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv. Als deze gegevens niet worden uitgesloten van het bewijs, zijn zij niet redengevend voor een bewezenverklaring. Er is namelijk geen proces-verbaal van stemherkenning opgemaakt ten aanzien van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De raadsman vermoedt dat deze stemherkenning in de vertaling van de tapgesprekken, aangeduid als ‘sh’, heeft plaatsgevonden op grond van de indruk van een of meer tolken. Een dergelijke stemherkenning kan niet zonder meer voor het bewijs worden gebezigd. Om deze reden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruikers waren van de telefoonnummers die contact hadden om 02:40 uur, 02:44 uur en 02:45 uur.
Als de rechtbank wel vaststelt dat de verdachte de betreffende woorden heeft gesproken, dan zijn die woorden te beperkt en te vaag om een bewezenverklaring op te baseren. Daaruit kunnen namelijk geen concrete gedragingen worden afgeleid, zodat er een reële mogelijkheid is dat de verdachte slechts medeplichtig is geweest.
Voorts is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor ‘medeplegen’, aangezien niet kan worden afgeleid dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, althans dat er sprake was van enige taakverdeling. Er is ook verder onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht in het restaurant.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Prokuratuur-verweer
De verdediging heeft aangevoerd dat de verkeersgegevens van de mobiele telefoons van de verdachte in strijd met het Unierecht zijn verkregen, omdat voor de toegang tot die gegevens geen voorafgaande toets door een rechterlijke instantie is verricht. Daarbij heeft de verdediging verwezen naar het door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) gewezen Prokuratuur-arrest d.d. 2 maart 2021 (ECLI:EU:C:2021:152). Nu niet aan deze eis is voldaan, dient dit te leiden tot uitsluiting van het bewijs dat met de vordering van de historische verkeersgegevens van deze telefoonnummers is verkregen.
De uitleg die het Hof in het Prokuratuur-arrest geeft, ziet op de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie (2202/58/EG). Gelet op de doorwerking van deze richtlijn in het Nederlandse recht, alsmede gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot gegevensverstrekking niet met toepassing van artikel 126n Wetboek van Strafvordering gegeven had mogen worden. De rechtbank komt dan ook tot de vaststelling dat de verkeersgegevens die op grond van deze vordering zijn verstrekt, onrechtmatig zijn verkregen en dat er aldus sprake is van een vormverzuim.
De rechtbank dient thans de vraag te beantwoorden welke rechtgevolgen aan dit vormverzuim dienen te worden verbonden. De rechtbank zoekt in dit verband aansluiting bij het beoordelingskader van artikel 359a Sv. Uit artikel 359a, tweede lid, Sv volgt dat de rechtbank het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt moet afwegen. Omdat een voorafgaande toetsing door een onafhankelijke rechterlijke instantie ontbreekt, is het recht van verdachte op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM geschonden. De verdediging heeft het nadeel van de verdachte in dit verband onvoldoende geconcretiseerd. Wat de ernst van het verzuim betreft, merkt de rechtbank op dat het Prokuratuur-arrest geruime tijd ná de door de officier van justitie ingediende vordering is gewezen. Het Openbaar Ministerie had destijds – handelend in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Stafvordering - niet kunnen weten dat een officier van justitie de verkeersgegevens niet had mogen vorderen zonder voorafgaande rechterlijke toetsing. Het ligt daarnaast voor de hand dat de rechter-commissaris een machtiging zou hebben verleend om de verkeersgegevens van de mobiele telefoons van verdachte te vorderen, aangezien de rechter-commissaris ook reeds een machtiging had afgegeven om de telecommunicatie van verdachte af te luisteren.
Het is voorts vaste rechtspraak dat een schending van artikel 8 EVRM niet zonder meer maakt dat ook sprake is van een inbreuk op de in artikel 6 EVRM opgenomen waarborg van een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging in de gelegenheid geweest om doeltreffend commentaar te leveren op de voorhanden bewijsmiddelen, waaronder de betreffende verkeersgegevens, en is het recht van hoor en wederhoor geëerbiedigd zodat van een inbreuk op artikel 6 EVRM geen sprake is.
De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat de privacy van de verdachte slechts in beperkte mate is geschonden. Ten aanzien van het rechtsgevolg van deze conclusie geldt dat de Hoge Raad hierover heeft overwogen (ECLI:NL:HR:2020:1889) dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en ernst van het door het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens, gelet op het uitgangspunt van subsidiariteit, dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg. De rechtbank zal, gelet op het feit dat de rechter-commissaris hoogst waarschijnlijk toestemming had gegeven de gegevens te vorderen, alsmede gelet op het geringe nadeel (er is op grond van de verstrekte gegevens immers geen min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte verkregen) en er geen schending is van artikel 6 EVRM, geen rechtsgevolg verbinden aan het vormverzuim en het enkel bij deze constatering laten.
Verweer stemherkenning
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de stemherkenning van de verdachte, zoals weergegeven in de tapgesprekken in het procesdossier [naam restaurant 1] , van onvoldoende gewicht is om zonder meer voor het bewijs te bezigen, nu deze stemherkenning kennelijk door een tolk heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verwijst naar het uitvoerige proces-verbaal dat is opgemaakt omtrent de identiteit van de verdachte als zijnde de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Hieruit volgt dat de stemherkenning van de verdachte door de tolk slechts een geringe rol heeft gespeeld bij diens identificatie. Niet alleen wordt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] meerdere malen ‘ [verdachte] ’ genoemd, maar ook blijken de (ex-)vriendin en de dochter van de verdachte woonachtig te zijn op een adres, gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Tijdens een gesprek tussen [medeverdachte 1] met de verdachte, weliswaar herkend via stemherkenning, op dit telefoonnummer, verwijst de verdachte zélf naar zijn andere telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . Uit al deze bevindingen samen trekt de rechtbank de conclusie dat de verdachte is te horen op de geciteerde tapgesprekken.
Voorts verwijst de rechtbank naar het uitvoerige proces-verbaal dat is opgemaakt omtrent de identiteit van medeverdachte [medeverdachte 2] als zijnde de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] . Hieruit volgt dat niet alleen de stemherkenning van de verdachte door de tolk een rol heeft gespeeld bij diens identificatie. Immers wordt ook de gebruiker van beide telefoonnummers ‘ [medeverdachte 2] ’ genoemd, en ook blijkt het telefoonnummer [telefoonnummer 4] afgegeven aan [medeverdachte 2] , wonende op [adres 1] te [woonplaats 1] , zijnde de naam en het GBA-adres van medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank verwerpt het verweer.
Bewijsmiddelenoverzicht
Brandonderzoek
De Forensische Opsporing heeft gerelateerd dat een politiesurveillance op 18 september 2014 om 03:57 uur werd aangesproken door een passant omdat er veel rook zou hangen bij de Pathé bioscoop in Eindhoven. Na een kort onderzoek bleek dat de brand woedde in een Turks restaurant genaamd [naam restaurant 1] aan de [adres 2] te Eindhoven.
De Forensische Opsporing heeft op 18 september 2014 een brandonderzoek ingesteld in voornoemd pand. Het object betrof een Turks restaurant genaamd [naam restaurant 1] en bestond uit de begane grond en twee verdiepingen. Op de begane grond bevond zich de entree van het restaurant, een bargedeelte alsmede eettafels en stoelen. In het midden bevond zich een vaste houten trap die naar de eerste verdieping leidde. Daar bevond zich de keuken van het restaurant alsmede een aantal eettafels en stoelen. Op de tweede verdieping bevond zich een ruimte van de Pathé bioscoop. Vanuit het restaurant op de begane grond was de mogelijkheid om via een smalle gang richting de achterzijde van het pand te lopen. Aan het einde van de gang bevond zich een tussendeur die aan de binnenzijde middels een draaiknop kon worden gesloten. Achter deze tussendeur bevond zich een kleine hal met aan de rechterzijde een deur die naar de naastgelegen [naam restaurant 2] leidde en rechtdoor een buitendeur die uitkwam op een kleine binnenplaats. Vanaf deze binnenplaats leidde een metalen trap naar de eerste verdieping waar zich diverse bewoonde appartementen bevonden. Hier waren diverse personen woonachtig die ten tijde van de brand door de politie uit hun woning werden gehaald in verband met mogelijke gevaarzetting. De achterzijde van het restaurant was vanaf de nabij gelegen [adres 3] vrij bereikbaar via diverse gangen. Op een muur aan de achterzijde van de [adres 3] te Eindhoven hing een bewakingscamera.
De Forensische Opsporing heeft de navolgende constateringen gedaan naar aanleiding van dit onderzoek. De buitendeur aan de achterzijde vertoonde geen braakschade. De tussendeur aan de achterzijde die naar het restaurant leidde, vertoonde aan zowel de binnen- als buitenzijde braakschade. Gezien de schade aan het kozijn en de aangetroffen rookresten is het aannemelijk dat deze deur van buitenaf werd opengebroken. De houten traptreden naar de eerste verdieping vertoonden een brandpatroon dat past in het beeld van het besprenkelen met een brandbare vloeistof. De opslagruimte onder de trap vertoonde zware brandschade. De brand had een deel van de trap vanuit deze ruimte aangetast. De houten trap had tussen de treden kleine spleetjes die een open verbinding vormden met de eronder liggende opslag. Bij het onderzoek van de opslagruimte onder de trap werd geen aanwijsbare brandoorzaak gevonden. Het is aannemelijk dat via de houten trap boven de opslagruimte, die vermoedelijk met een brandbare vloeistof werd besprenkeld, de brand is uitgebreid naar deze opslagruimte. Op de eerste verdieping van het restaurant waren twee stoelen grotendeels verbrand. Gezien het beschreven brandbeeld betrof het hier twee separate brandhaarden. Op een werkblad op de eerste verdieping troffen medewerkers van de Forensische Opsporing kleding aan die sterk rook naar benzine. Bij een onderzoek met de brandhond gaf deze een indicatie op vier verschillende locaties verspreid over het pand. Deze locaties werden bemonsterd en naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gestuurd. Het restaurant was voorzien van meerdere bewakingscamera’s. Bij de controle van deze camera’s en eventuele opnameapparatuur bleek dat de bekabeling van de camera’s en de monitor waren ontkoppeld en dat een opnameapparaat ontbrak. [2]
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar een vijftal bemonsteringen, genomen door de Forensische Opsporing op 18 september 2014, betreffende vier bemonsteringen van brandresten en een bemonstering van kleding. Het NFI heeft geconcludeerd dat in deze bemonsteringen vluchtige stoffen zijn aangetoond, afkomstig uit motorbenzine, kerosine en/of gasolie. [3]
Camerabeelden
De politie heeft gerelateerd dat zij camerabeelden heeft bekeken, gemaakt tussen 02:00 uur en 04:00 uur op 18 september 2014 door een cameraopstelling op het begrensd binnenterrein aan de achterzijde van restaurant [naam restaurant 1] . Op deze camerabeelden hebben verbalisanten waargenomen dat omstreeks 02:40:57 uur vanuit een steegje een man hard wegrent. Deze man heeft de politie na 02:00 uur niet zien komen aanlopen. [4]
Aangifte door [verzekeringsmaatschappij]
[getuige 2] , werkzaam bij [naam bedrijf] , stelde in opdracht van [verzekeringsmaatschappij] een toedrachtonderzoek in naar de brand. In dit onderzoek wordt gerelateerd dat het schadeadres eigendom is van de bioscoopketen Pathé . Pathé verhuurt het schadeadres aan Heineken Brouwerijen. Heineken verhuurt het aan de heer [getuige 3] (eigenaar van horecagelegenheid [naam restaurant 3] ). Met medeweten van Heineken verhuurt de heer [getuige 3] onder aan de heer [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] blijkt sinds kort het eetcafé te verhuren aan verzekerde de heer [getuige 1] . Het toedrachtonderzoek door [naam bedrijf] bevat de volgende voorlopige bevindingen:
  • er is sprake van brandstichting in het eetcafé;
  • [medeverdachte 1] was exploitant van het schadeadres en was niet verzekerd;
  • de verzekerde [getuige 1] is slechts zeer kort verzekerd met verzekerde sommen van
€ 390.000,- en voor bedrijfsschade € 240.000,-;
  • in het acceptatieproces voor het aangaan van de verzekering werd duidelijk dat [getuige 1] de zaak ‘snel’ verzekerd wilde krijgen;
  • de verzekerde heeft verklaard dat er geen problemen zijn met de gemeente, maar de gemeente heeft op 14 augustus 2014 de horecavergunning ingetrokken;
  • de aandelen van [naam restaurant 1] werden beweerdelijk op 26 augustus 2014 aan verzekerde overgedragen. De aandelen zouden voor 1 euro aan verzekerde zijn verkocht. Een definitieve akte is tot op heden niet ontvangen;
  • bij verhuurder Heineken was niet bekend dat [medeverdachte 1] de zaak had onderverhuurd aan de verzekerde [getuige 1] ;
  • de alarminstallatie was kennelijk ten tijde van de brand niet in werkvaardige toestand gebracht.
[getuige 2] heeft namens [verzekeringsmaatschappij] aangifte gedaan. [getuige 2] heeft verklaard dat [verzekeringsmaatschappij] een voorlopige verzekering inventaris/goederen, huurdersbelang en bedrijfsschadeverzekering heeft afgegeven voor de horecagelegenheid [naam eetcafé] , gevestigd aan [adres 2] te Eindhoven. Dit betreft een tijdelijke dekking, die na inspectie kan worden omgezet in een definitieve dekking. Deze inspectie zou plaatsvinden op 18 september 2014 in [naam eetcafé] . De aanvraag voor de verzekering is gedaan door [getuige 1] en werd geregistreerd op 12 september 2014 bij de Afdeling Acceptatie van [verzekeringsmaatschappij] . [verzekeringsmaatschappij] heeft na melding van de brand het bedrijf [naam bedrijf] ingeschakeld voor onderzoek. Het gaat om hoge verzekerde sommen. [verzekeringsmaatschappij] zou bij uitkering van de schadebedragen minimaal € 375.000,- uitkeren. [6]
Overdracht restaurant [naam restaurant 1]
[getuige 1] heeft aangifte gedaan van brandstichting, gepleegd op 18 september 2014. Hij heeft verklaard dat hij de eigenaar is van [naam eetcafé] , gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Voorheen heette dit restaurant [naam restaurant 1] . [getuige 1] heeft dit restaurant sinds 26 augustus 2014 overgenomen van [medeverdachte 1] . Volgens [getuige 1] hebben hij en [medeverdachte 1] het restaurant op 18 september 2014 omstreeks 02:00 uur afgesloten. Sinds 12 september 2014 is er een brandverzekering afgesloten bij [verzekeringsmaatschappij] . [7]
[getuige 1] heeft als getuige verklaard dat hij [naam restaurant 1] van [medeverdachte 1] heeft overgenomen zonder daarvoor te betalen. [getuige 1] zou het restaurant overnemen met de lusten en lasten, en zou de schulden moeten afbetalen. Deze bedroegen, inclusief huurachterstand, in totaal tweeënhalve ton. [getuige 1] heeft verklaard dat hij voor de overname de bediening deed in het restaurant en dat hij hielp in de keuken en de afwas deed. Hij beschikt zelf niet over horecapapieren. Volgens [getuige 1] is hij op 27 augustus 2014 met [medeverdachte 1] bij een notaris geweest. Bij de notaris zijn alle aandelen van [naam restaurant 1] aan [getuige 1] overgedragen, waarna [getuige 1] enig aandeelhouder was. Zodra de verzekering zou gaan uitbetalen, zou een deel van de schuld bij [getuige 3] , [naam restaurant 3] , worden afgelost. [8]
Bij de politie heeft [medeverdachte 1] als verdachte verklaard dat hij [naam restaurant 1] eind augustus 2014 heeft overgedragen aan [getuige 1] bij de notaris. Hij heeft inderdaad gebeld voor [getuige 1] om een verzekering voor [naam restaurant 1] te regelen. In de nacht van 17 op 18 september 2014 heeft [medeverdachte 1] het restaurant met [getuige 1] gesloten. [medeverdachte 2] was al eerder weggegaan. [medeverdachte 1] heeft tenslotte verklaard dat [verdachte] muzikant bij hen is. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij pandhuurder is van de naastgelegen panden [adres 4] , waarin hij zijn restaurant [naam restaurant 3] heeft. Het pand [naam restaurant 1] wordt door hem sinds ongeveer 4,5 jaar verhuurd aan de heer [medeverdachte 1] . Dit is gebeurd in de vorm van huurkoop. [getuige 3] heeft op de ochtend van de brand vernomen dat niet [medeverdachte 1] maar [getuige 1] de momentele huurder is van het pand [adres 2] te Eindhoven en het pand kennelijk van [medeverdachte 1] heeft ondergehuurd. Volgens [getuige 3] heeft [medeverdachte 1] een betalingsachterstand van 60.000 euro. [10] Uit de administratie van de vennootschap die als verhuurder optreedt, blijkt dat [naam restaurant 1] op 17 september 2014 een openstaande schuld had van € 58.079,19. [11] Volgens [getuige 3] heeft [medeverdachte 1] de betreffende overeenkomst ook in privé getekend en kan de verhuurder hem dus ook privé aansprakelijk stellen. [12]
Identificatie [medeverdachte 1]
De politie heeft gerelateerd dat [medeverdachte 1] de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] betreft. Dit telefoonnummer is afgegeven aan [naam restaurant 1] , [adres 2] te Eindhoven. De gebruiker van het telefoonnummer noemt zichzelf ‘ [medeverdachte 1] ’. [13]
Identificatie [medeverdachte 2]
De politie heeft gerelateerd dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] . De gebruikers van deze telefoonnummers heten beiden [medeverdachte 2] . Bij stemherkenning is gebleken dat deze gebruikers één en dezelfde persoon zijn. Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is afgegeven aan [medeverdachte 2] , wonenden te [adres 1] te [woonplaats 1] . Bij de gemeentelijke basisadministratie staan [medeverdachte 2] en [naam ] op het adres [adres 1] te [woonplaats 1] ingeschreven. [medeverdachte 1] spreekt in 2 sms-berichten over zijn broertje en [naam ] . Uit de gemeentelijke basisadministratie is gebleken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] broers zijn. [14]
Identificatie [verdachte]
De politie heeft gerelateerd dat [verdachte] de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en medegebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd in een telefoongesprek meerdere malen ‘ [verdachte] ’ genoemd door [medeverdachte 1] . Tevens blijkt uit een telefoongesprek d.d. 27 mei 2014 te 21:44 uur tussen [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] dat [verdachte] de beschikking heeft over twee telefoonnummers.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is afgegeven aan [getuige 4] , [adres 5] te [woonplaats 2] . Op dit adres staan blijkens onderzoek in de basisadministratie [medeverdachte 1] andere ingeschreven: [getuige 4] en [getuige 5] . [getuige 5] staat geregistreerd als dochter van [getuige 4] en [verdachte] . Tijdens een telefoongesprek met [medeverdachte 1] , die belt naar [verdachte] op telefoonnummer [telefoonnummer 3] , vraagt [verdachte] waarom [medeverdachte 1] niet naar zijn andere nummer, de [telefoonnummer 2] , belt. [15]
Bij de politie heeft [verdachte] verklaard dat [getuige 4] zijn ex-vriendin is. Met [medeverdachte 1] gaat [verdachte] om als ware hij een broer. [medeverdachte 2] is volgens [verdachte] de jongere broer van [medeverdachte 1] . [16]
Tapgesprekken
De politie heeft gerelateerd dat de navolgende tapgesprekken hebben plaatsgevonden:
Tapgesprek d.d. 16 september 2014 om 12:27:54 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] belt naar [naam 1] van [verzekeringsmaatschappij] (gespreksduur 00:08:34):
[medeverdachte 1] (stemherkenning) stelt zichzelf voor als [getuige 1] . Hij zegt gisteren een mail te hebben gestuurd met de vraag naar de mogelijkheid van een voorlopige dekking voor zijn bedrijf. Hij heeft nog geen antwoord en wil de stand van zaken graag weten. Het gaat volgens [getuige 1] / [medeverdachte 1] om [naam eetcafé] , [adres 2] . [naam 1] vindt er een polisnummer bij. [naam 1] kan er niets over zeggen en verbindt hem door met een andere afdeling. […] Daarna een nieuw persoon van [verzekeringsmaatschappij] , [naam 2] (fon.). Deze gaat in de mailbox kijken. Daarna meldt [naam 2] dat [getuige 1] / [medeverdachte 1] vandaag een mailtje terug krijgt, dat de vraag met voorrang wordt behandeld.
Tapgesprek d.d. 16 september 2014 om 15:33:43 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] belt naar [telefoonnummer 7] (gespreksduur 00:01:21 uur).
[medeverdachte 1] (stemherkenning) belt [getuige 1] (stemherkenning) en vraagt of hij even naar de mail van [verzekeringsmaatschappij] over verzekeringen wil kijken. Dat is goed, zegt [getuige 1] .
Tapgesprek d.d. 16 september 2014 om 15:37:42 uur, [telefoonnummer 7] belt [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] (gespreksduur 00:08:26 uur).
[medeverdachte 1] (stemherkenning) wordt gebeld door [getuige 1] (stemherkenning). [getuige 1] zegt dat hij een mevrouw van [verzekeringsmaatschappij] aan de lijn heeft over het feit dat zij vanaf nu verzekerd zijn […]
Tapgesprek d.d. 17 september 2014 om 21:09:50 uur, [telefoonnummer 6] wordt gebeld door [getuige 3] van [naam restaurant 3] (gespreksduur 00:19:39 uur)
[medeverdachte 1] (stemherkenning) zegt dat hij van de deurwaarder een dagvaarding heeft om morgen voor de rechtbank te komen in verband met de schuld die hij aan [getuige 3] heeft. […] [medeverdachte 1] wil dat [getuige 3] opbelt om te zorgen dat de zitting morgen niet doorgaat, want [medeverdachte 1] heeft helemaal geen zin om naar een zitting te gaan. [medeverdachte 1] belooft dat hij voor 1 oktober regelt dat hij alles betaalt. Zo niet, dan krijgt [getuige 3] de sleutels van het pand en gaan ze allebei hun eigen weg. [getuige 3] zegt, ja maar dan ben je nog niet van mij af, want er staat dan nog een huurachterstand van vele maanden open. […]
Tapgesprek d.d. 17 september 2014 om 23:48:26, [telefoonnummer 1] wordt gebeld door [telefoonnummer 5] (gespreksduur 00:00:15 uur)
[medeverdachte 2] (stemherkenning) belt [verdachte] (stemherkenning) en zegt dat hij naar buiten mag komen. [verdachte] geeft aan dat hij komt.
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 01:39:03 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] wordt gebeld door [telefoonnummer 12] (gespreksduur 00:00:37 uur)
[medeverdachte 1] (stemherkenning) wordt gebeld door [medeverdachte 2] (stemherkenning).
[medeverdachte 2] : heeft hij jou gebeld?
[medeverdachte 1] : ja, net gebeld, ik ga
[medeverdachte 2] : goed, ok
[medeverdachte 1] : laat ik ‘deze’ eerst lossen/uitladen maar wat gaan wij doen [fon]
[medeverdachte 2] : ok, ga naar dinges.. naar de garage
[medeverdachte 1] : ik ga daarheen
[medeverdachte 2] : heb jij een sleutel?
[medeverdachte 1] : ik moet het wel hebben
[medeverdachte 2] : ok, ik kom immers daarheen
[medeverdachte 1] : ok
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 02:40:35 uur, [telefoonnummer 5] belt [telefoonnummer 1] (gespreksduur 00:00:12 uur)
[medeverdachte 2] (stemherkenning) belt naar [verdachte] (stemherkenning).
[verdachte] zegt (zachtjes): ik begin er aan.
[medeverdachte 2] : ok.
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 02:44:01 uur, [telefoonnummer 1] belt [telefoonnummer 5] (gespreksduur 00:00:16)
[medeverdachte 2] (stemherkenning) wordt gebeld door [verdachte] (stemherkenning).
[verdachte] (zenuwachtig): kom mij gelijk … [ntv] snel (hijgend)
[medeverdachte 2] : kom naar het kanaal
[verdachte] : kom snel, niet naar het kanaal maar naar dinges (hijgend)
[medeverdachte 2] : ok, dag
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 02:46:17 uur, [telefoonnummer 1] belt [telefoonnummer 5] (gespreksduur 00:00:23 uur)
[medeverdachte 2] (stemherkenning) wordt gebeld door [verdachte] (stemherkenning). [verdachte] is zenuwachtig en in paniek.
[medeverdachte 2] : ja
[verdachte] : ga naar de straat van [naam hotel] [fon.]
[medeverdachte 2] : van wie
[verdachte] : Cap… [naam hotel] [ntv] hotel heb je daar, ga naar de achterzijde
[medeverdachte 2] : ga richting het kanaal daarvandaan, naar het kanaal. Ik kan niet daarheen komen
[verdachte] : ok dan
[medeverdachte 2] : ga naar het kanaal, naar het kanaal
Nnman: ok maat, vooruit man!
[medeverdachte 2] : ga naar het kanaal
[verdachte] : ok
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 02:55:19 uur, [telefoonnummer 1] belt [telefoonnummer 5] (gespreksduur 00:00:25 uur)
[medeverdachte 2] (stemherkenning) wordt gebeld door [verdachte] (stemherkenning). Beiden voeren hijgend het gesprek.
[verdachte] : broer
[medeverdachte 2] : waar ben jij?
[verdachte] : ik ben in de straat van de koffieshop, ben bij de verkeerslichten, de omen lopen/rijden hier rond, opschieten
[medeverdachte 2] : ik ga nu van de verkeerslichten richting de koffieshop… [ntv]
[verdachte] : ok is goed
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 05:07:06 uur, [telefoonnummer 8] belt [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] (gespreksduur 00:00:42 uur)
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [getuige 1] (stemherkenning). [getuige 1] zegt dat men de zaak in brand gestoken zou hebben en dat de politie voor de deur zou staan. [medeverdachte 1] vraagt wie. [getuige 1] zegt dat hij dat niet weet en dat hij nu naar de zaak gaat. [getuige 1] weet niet wat er precies is gebeurd. [medeverdachte 1] zegt iets onverstaanbaars.
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 05:43:29 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] belt [telefoonnummer 8] (gespreksduur 00:00:28 uur)
[medeverdachte 1] (stemherkenning) belt uit naar [getuige 1] (stemherkenning).
[…] [medeverdachte 1] : wat is er gebeurd? Waardoor is er brand ontstaan?
[getuige 1] : ik weet het niet abi, ik weet het echt niet
[medeverdachte 1] : dus waar is het begonnen met branden, hoe is dat ontstaan en zo, weten zij het niet?
[getuige 1] : ene kant is er brand en de andere kant ziet er normaal uit […]
[getuige 1] : …[ntv] en [getuige 3] zijn hier
[medeverdachte 1] : zegt hij wat?
[getuige 1] : [getuige 3] zegt het wel
[medeverdachte 1] : wat zegt hij?
[getuige 1] : waarom hij er niet van afweet
[medeverdachte 1] : hmmm
[getuige 1] : hij is goed verbaasd. Zonder mijn toestemming [fon.] kan hij het niet doen. Dat weet hij wel. Hoe hij dit gedaan heeft.
[medeverdachte 1] : hij moet niet zo gaan ouwehoeren, wij gaan het maken, moet je zeggen, ‘wij hebben het geld ontvangen’, moet je zeggen. […]
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 08:39:13 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] belt [telefoonnummer 9] (gespreksduur 00:03:18 uur)
[medeverdachte 1] (stemherkenning) belt uit naar [naam 3] (stemherkenning). [medeverdachte 1] en [naam 3] spreken over de brand. [medeverdachte 1] is nu in Eindhoven. [medeverdachte 1] weet niet hoe groot de schade is. [naam 3] wil weten hoe laat hij te horen heeft gekregen van de brand. [medeverdachte 1] antwoordt dat het om vier of vijf uur was. De politie kwam aan de deur. Vandaag moet [medeverdachte 1] alles regelen. Hij weet nog niet hoe groot de schade is want hij mag niet naar binnen. Maar aan de voorkant ziet alles er netjes uit, en via [naam 4] had hij gekeken via de achterdeur voor hij werd weggestuurd en daar zag hij ook niks dus hij vermoedt dat het bij de trap is ontstaan. [naam 3] snapt niet hoe bij een trap brand kan ontstaan. […]
Tapgesprek d.d. 18 september 2014 om 10:37:05 uur, [telefoonnummer 10] belt [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] (gespreksduur 00:01:49 uur)
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [naam 5] (ng). […] [medeverdachte 1] zegt dat zij nog niet weten hoe de brand is ontstaan. Volgens [medeverdachte 1] is er iets aan de hand geweest op de trappenhal. […]
Tapgesprek d.d. 19 september 2014 om 18:35:58 uur, [telefoonnummer 6] op naam van [naam restaurant 1] belt [telefoonnummer 11] op naam van [naam restaurant 3] (gespreksduur 00:16:17 uur)
[medeverdachte 1] (sh) belt naar [getuige 3] (nwg). […] [medeverdachte 1] : Dat geld wat wij nu van de verzekering gaan krijgen, moeten we op een andere manier gaan oplossen, dat we in ieder geval een hoop geld over gaan houden. Dat ik jou in ieder geval meer dan die achterstand, meer dan die achterstand, wat ik jou ga betalen, dat jij dan in ieder geval afgelost bent. […] [17]
Zendmastgegevens + [telefoonnummer 1]
De politie heeft gerelateerd dat zij de printgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] (in gebruik bij de verdachte) heeft geanalyseerd. Daaruit bleek dat de gebruiker van deze telefoon op 17 september 2014 te 00.00 uur tot en met 18 september 2014 te 24.00 uur gebruik had gemaakt van de volgende zendmasten:
  • uitgaand gesprek 00:30:14 22 richting [adres 6] te Eindhoven
  • inkomend gesprek 02:40:38 9 richting [adres 6] te Eindhoven
  • uitgaand gesprek 02:44:06 11 richting [adres 6] te Eindhoven
  • uitgaand gesprek 02:46:24 16 richting [adres 6] te Eindhoven
  • uitgaand gesprek 02:48:14 20 richting [adres 6] te Eindhoven
  • uitgaand gesprek 02:55:02 2 richting [adres 7] te Eindhoven
  • inkomend gesprek 02:55:27 13 richting [adres 7] te Eindhoven
De verbalisant merkt op dat [adres 6] 300 meter van [naam restaurant 1] vandaan is. [adres 7] ligt een stuk verder naar Eindhoven Zuid. [18]
Overwegingen van de rechtbank
Brandstichting
Op basis van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 18 september 2014 opzettelijk brand is gesticht in het restaurant [naam restaurant 1] , gelegen aan [adres 2] te Eindhoven. Uit het forensisch onderzoek volgt dat in het restaurant op vier brandhaarden, waaronder een houten trap, open vuur in contact is gebracht met motorbenzine en/of kerosine en/of gasolie. Aangezien restaurant [naam restaurant 1] gelegen is tussen diverse andere horecagelegenheden en er bewoners uit belendende woningen geëvacueerd moesten worden tijdens de brand, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat door deze brand gemeen gevaar voor het pand restaurant [naam restaurant 1] zelf en de daarin aanwezige goederen en belendende woningen te duchten was, evenals levensgevaar voor de zich in die woningen bevindende personen.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, deze brand heeft gesticht.
Betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat uit het bewijsmiddelenoverzicht wettig en overtuigend volgt dat de verdachte op 18 februari 2014 de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
Uit de onderlinge samenhang van het tapgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] om 02:40:35 uur (“ik begin er aan”), de camerabeelden waarop een wegrennende man zichtbaar is om 02:40:57 uur, de tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] om 02:44:01, 02:46:17 en 02:55:19 uur waaruit volgt dat een zenuwachtige verdachte instructies geeft aan [medeverdachte 2] om hem op te halen alsook de zendmastgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] waaruit volgt dat de telefoon van de verdachte zich tijdens de gesprekken van 02:40:35, 02:44:01 uur en 02:46:17 uur in de nabijheid van restaurant [naam restaurant 1] bevindt en zich om 02:55:17 uur meer naar het zuiden van Eindhoven heeft verplaatst, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte op 18 september 2014 de brand in restaurant [naam restaurant 1] heeft gesticht en vervolgens is weggevlucht, waarna hij door medeverdachte [medeverdachte 2] is opgehaald.
De rechtbank concludeert dat de brand in restaurant [naam restaurant 1] is gesticht om gelden los te krijgen bij verzekeraar [verzekeringsmaatschappij] , teneinde daarmee de openstaande huurschuld van restaurant [naam restaurant 1] van medeverdachte [medeverdachte 1] af te lossen bij [naam restaurant 3] Om deze reden is er getracht om ‘snel’ een brandverzekering af te sluiten op het restaurant, dat zonder medeweten van [naam restaurant 3] reeds op naam van [getuige 1] was gezet. Daarbij komt dat uit het procesdossier eveneens volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte dikwijls klussen met betrekking tot dit restaurant deden voor [medeverdachte 1] . De verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geen alternatieve scenario’s geboden die al deze bevindingen zo goed verklaren dat redelijke twijfel ontstaat over het scenario van de tenlastelegging.
Alles overwegende acht de rechtbank het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de verdachte wordt vrijgesproken van het bestanddeel ‘medeplegen’ omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte met een of meer anderen nauw en bewust heeft samengewerkt bij het feitelijk stichten van de brand.
Op de camerabeelden is immers slechts één rennende persoon zichtbaar en uit de tapgesprekken is evenmin gebleken dat een ander dan de verdachte in het restaurant [naam restaurant 1] aanwezig was ten tijde van de brandstichting.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 18 september 2014 te Eindhoven opzettelijk brand heeft gesticht in een restaurant (restaurant [naam restaurant 1] ) gelegen aan de [adres 2] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk op meer locaties in dat restaurant, waaronder een houten trap, open vuur in aanraking gebracht met (op voornoemde locaties gesprenkelde) motorbenzine en/of kerosine en/of gasolie, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en de in dat pand aanwezige goederen en voor de belendende woningen en levensgevaar voor zich in die belendende woningen bevindende personen te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ter zake van straftoemeting enerzijds, en de forse overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM anderzijds.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM in aanzienlijke mate is overschreden. Dit tijdsverloop kan niet aan de verdediging of de verdachte worden geweten. De verdachte heeft een gezin en een medisch gecompliceerde situatie ten gevolge van een ongeval. De verdediging wijst er voorts op dat artikel 63 Sr van toepassing is. Er is geen ruimte voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging acht de oplegging van een geheel voorwaardelijk straf om genoemde redenen passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 18 september 2014 brand gesticht in restaurant [naam restaurant 1] , gelegen in een uitgaansgebied te Eindhoven en omringd door andere horecagelegenheden en bewoonde appartementen. Brandstichting is een ernstig misdrijf omdat er onbeheersbare en ernstige gevaarzettende situaties voor personen of goederen kunnen ontstaan. Een dergelijke situatie heeft zich door toedoen van de verdachte ook voorgedaan. Hij heeft door zijn handelen immers gevaar doen ontstaan voor andermans goederen en voor de bewoners van de omliggende appartementen, die door de politie tijdens de brand zijn geëvacueerd.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat aan de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet valt te ontkomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het over de verdachte opgemaakte strafblad d.d. 9 september 2022. Hoewel daaruit volgt dat de verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, blijkt daaruit niet dat hij eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de toepassing van artikel 63 Sr.
Gelet op alle genoemde omstandigheden acht de rechtbank in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden gerechtvaardigd. In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om hiervan af te wijken. Nu er evenwel sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM (de eerste daad van vervolging was 26 juni 2015), zal de rechtbank een korting van 25% toepassen op de strafmaat, hetgeen in casu resulteert in een strafkorting van 6 maanden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 18 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij] vordert een schadevergoeding van € 27.590,62 aan materiële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering volledig en hoofdelijk dient te worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr te worden opgelegd, doch deze slechts ter hoogte van een derde deel van de schade in verband met het gelijkwaardige aandeel van de medeverdachten.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering dan wel dat de vordering wordt afgewezen, nu de raadsman de vrijspraak van de verdachte heeft bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De aan de verdachte tenlastegelegde brandstichting in restaurant [naam restaurant 1] te Eindhoven is bewezen verklaard. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij] als gevolg van het bewezenverklaarde feit materiële schade heeft geleden.
De rechtbank zal de vordering toewijzen en zal de verdachte hoofdelijk veroordelen om deze vordering te voldoen, nu de verdediging de vordering inhoudelijk niet heeft betwist en de rechtbank deze kosten, die rechtstreeks voortvloeien uit het strafbare feit, ook redelijk en voldoende onderbouwd acht. De rechtbank zal het totaalbedrag vaststellen op € 27.590,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 juni 2015, de datum van aangifte.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 9.196,87, zijnde een derde deel van het totale schadebedrag, gelet op de betrokkenheid van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij] , gevestigd te [vestigingsplaats] , te betalen
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
(Zaaksdossier ' [naam restaurant 1] ')
hij op of omstreeks 18 september 2014 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een restaurant/pand (restaurant [naam restaurant 1] )
gelegen aan de [adres 2] , immers heeft verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk
op één of meer lokaties in dat restaurant/pand, waaronder een houten trap,
(open) vuur in aanraking gebracht met (op voornoemde lokaties besprenkelde)
motorbenzine en/of kerosine en/of gasolie (diesel), in elk geval (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor dat restaurant/pand en/of de in dat restaurant/pand
aanwezige goederen en/of voor de belendende woningen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en / of levensgevaar voor zich in die belendende
woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen, te duchten was;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek Meadowhawk, onderzoeksnummer 26140461Z, zaaksdossier [naam restaurant 1] , proces-verbaalnummer 26LDR14027-1045, gesloten d.d. 18 juli 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 535, dan wel op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek Meadowhawk, onderzoeksnummer 26DLR14027, Algemeen Dossier, proces-verbaalnummer 26LDR14027-1046, gesloten d.d. 3 augustus 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 86.
2.Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 8 oktober 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 105 tot en met 111.
3.Rapport Nederlands Forensisch Instituut, ‘Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Eindhoven op 18 september 2014’, d.d. 3 oktober 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 141 tot en met 144.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 155 en 156.
5.Tussenrapport Toedrachtonderzoek door [naam bedrijf] d.d. 9 december 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 214 tot en met 235.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 10 juni 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 352 tot en met 354.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 96 en 97.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 10 juni 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 385 tot en met 388.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 25 februari 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 505 tot en met 509.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 10 november 2014, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 147 tot en met 149.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2015, pagina 382.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 28 april 2015, pagina 368.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2014, Algemeen Dossier, pagina 6 en 7.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni2014, Algemeen Dossier, pagina 43 tot en met 46.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2015, Algemeen Dossier, pagina 67 tot en met 69.
16.Proces-verbaal van eerste verhoor [verdachte] d.d. 26 juni 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 520 tot en met 527.
17.Tapgesprekken Onderzoek Meadowhawk, d.d. 21 januari 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , pagina 1 tot en met 31.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2015, Zaaksdossier [naam restaurant 1] , p. 45.