ECLI:NL:RBLIM:2023:1124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
03.860101.14 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens geen genoten voordeel uit heroïnetransport

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de ontnemingsvordering tegen een verdachte die betrokken was bij een heroïnetransport. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een bedrag van € 22.738.231,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel eiste, afgewezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte voordeel had verkregen uit de feiten waarvoor hij veroordeeld was, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte geen voordeel had genoten, aangezien de douane de heroïne had onderschept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 januari 2014 samen met een ander 1.224 kilogram heroïne heeft geïmporteerd, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden toegewezen, omdat er geen bewijs was dat de verdachte voordeel had genoten uit de heroïnetransporten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffier zorgde voor de verslaglegging van de zitting.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/860101-14 OWV
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2023 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. R. Zilver, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2022, op welke zitting een schriftelijke ronde werd gelast. Op 30 december 2022 heeft de raadsman een schriftelijk standpunt ingediend. De inhoudelijke behandeling is vervolgens hervat op de zitting van 9 januari 2023. [verdachte] en zijn raadsman zijn aldaar verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft daarbij gereageerd op het schriftelijk standpunt van de verdediging. De verdediging heeft op 30 januari 2023 nog een aantal stukken gemaild (met name betreffende de financiële situatie van verdachte). Desgevraagd heeft de officier van justitie aangegeven geen behoefte te hebben hierop te reageren. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 1 februari 2023.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/860101-14. Op 15 februari 2023 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] hoofdelijk opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 22.738.231,-.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van de feiten waarvoor [verdachte] moet worden veroordeeld.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onaannemelijk is dat er maar liefst 4 proefzendingen zouden zijn geweest ter voorbereiding van het heroïnetransport van 24 januari 2014. Dit wordt bovendien weersproken door de bewijsmiddelen in het procesdossier. Nu [verdachte] helemaal niets heeft verklaard over de heroïnetransporten en hun eventuele opdrachtgevers, ziet de officier van justitie geen aanknopingspunten om iets anders aan te nemen dan dat er sprake is van een gezamenlijk voordeel dat een hoofdelijke aansprakelijkheid rechtvaardigt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen dan wel dat de officier van justitie daarin niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat [verdachte] in de hoofdzaak integraal moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman gelet op het tijdverloop van de zaak en de financiële situatie van [verdachte] aangevoerd om het voordeel respectievelijk de aan [verdachte] op te leggen betalingsverplichting op nihil te stellen, dan wel in een goede justitie vast te stellen op een lager bedrag dan door de officier van justitie is gevorderd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 15 februari 2023 is [verdachte] veroordeeld wegens:
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 23 januari 2014;
  • uitlokking van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen levensgevaar voor een ander te duchten is, gepleegd op 18 september 2014.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
3.3.2
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen verklaard dat [verdachte] op 23 januari 2014 samen met een ander 1.224 kilogram heroïne heeft geïmporteerd. De officier van justitie is dus ontvankelijk in de vordering. Aangezien de douane deze heroïne heeft onderschept, heeft [verdachte] hieruit geen voordeel genoten.
Van de overige tenlastegelegde import van heroïne (transporten d.d. 7 augustus 2013, 14 november 2013, 18 november 2013 en 17 januari 2014) heeft de rechtbank [verdachte] vrijgesproken. Deze feiten kunnen dus niet meer ten grondslag worden gelegd aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2023.