ECLI:NL:RBLIM:2023:1121

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
03.860102.15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van medeplegen gewoontewitwassen, doen van valse opgave in notariële akte en valsheid in geschrift

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1966, die werd bijgestaan door advocaat mr. B.P.J.H. Van de Luijtgaarden. De zaak betrof beschuldigingen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift, waarbij de verdachte samen met anderen valse opgaven in notariële akten zou hebben gedaan en gebruik zou hebben gemaakt van valse werkgeversverklaringen en loonstroken. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 16 november 2022, waarna het onderzoek werd onderbroken en op 1 februari 2023 werd gesloten.

De officier van justitie vorderde vrijspraak voor feit 1 primair, maar achtte de subsidiaire feiten en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, onder andere omdat getuigen niet waren gehoord en er onvoldoende bewijs zou zijn voor medeplegen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet was aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de frauduleuze handelingen van haar medeverdachte en er geen bewijs was dat de werkgeversverklaring en salarisspecificaties vals waren.

De rechtbank besloot ook over het beslag, waarbij de verdachte afstand deed van inbeslaggenomen voorwerpen en de teruggave van andere inbeslaggenomen goederen gelastte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. I.K. Bakker. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/860102-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.P.J.H. Van de Luijtgaarden, advocaat kantoorhoudende te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 november 2022. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter terechtzitting onderbroken tot 1 februari 2023, op welke datum de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heeft gesloten.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt dan wel dat zij samen met een ander of anderen valse opgave in een authentieke akte (hypotheekakte) heeft gedaan;
Feit 2: samen met een ander of anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse werkgeversverklaring en loonstroken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vrijspraak van de verdachte gevorderd voor feit 1 primair. De officier van justitie is van mening dat de feiten 1 subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Ter zake van feit 1 subsidiair heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van [getuige] en van [getuige] , waaruit volgt dat [bedrijf] door [medeverdachte] op naam van [getuige] is opgericht om een hypotheek te vestigen met het doel eventuele beslaglegging door een schuldeiser te voorkomen. Ook uit de verklaring van de verdachte volgt dat er geen sprake was van daadwerkelijk geleend geld. In het kader van deze schijnconstructie is er een recht van hypotheek gevestigd op het pand gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven en op het pand gelegen aan de [adres 1] te Veghel. De inhoud van deze akten, inhoudende dat er gelden aan [medeverdachte] en de verdachte zouden worden geleend in het kader van een hypothecaire geldlening, was daarmee niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Ondanks de verklaring van verdachte dat zij niet op de hoogte was van het vestigen van deze rechten van hypotheek op voornoemde woningen, gaat de officier van justitie gaat ervan uit dat zij dat wel degelijk wist. Immers, in de akte is vermeld dat verdachte aanwezig was ten tijde van het opstellen hiervan bij de notaris.
Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie gewezen op de aanvraag in 2011 voor een hypothecaire geldlening voor het pand aan de [adres 1] te Veghel, waarbij medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte een salarisspecificatie d.d. 30 september 2011 en een werkgeversverklaring d.d. 14 oktober 2011 van [medeverdachte] hebben overgelegd ten behoeve van de verstrekker van de hypothecaire geldlening. De daarin opgegeven bedragen klopten niet met de belastingaangifte van [medeverdachte] over 2011. Voorts moet de verdachte geacht worden op de hoogte te zijn van het daadwerkelijke door [medeverdachte] ontvangen salaris, nu dit op haar bankrekening werd bijgeschreven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de integrale vrijspraak van de verdachte bepleit. Omdat [getuige] niet meer als getuige is gehoord bij de rechter-commissaris, kan diens verklaring bij de politie niet voor het bewijs worden gebezigd. Indien de rechtbank de verklaring van [getuige] tòch voor het bewijs wil bezigen èn in geval van enige bewezenverklaring, doet de raadsman het voorwaardelijk verzoek om [getuige] alsnog te horen. Indien de rechtbank het FaceTime-gesprek tussen de verdachte en [getuige] - waarin [getuige] haar vertelt dat het proces-verbaal van zijn verklaring in het onderzoeksdossier een onjuiste weergave is van wat hij daadwerkelijk heeft verklaard - evenwel betrouwbaar acht, zal de raadsman het voorwaardelijk verzoek laten vallen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair aangevoerd dat verdachte niet wist van het frauduleus handelen van haar echtgenoot. Uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en [getuige] volgt dat de schijnconstructie is bedacht door [medeverdachte] en is uitgevoerd door [getuige] . De verdachte werd hier op geen enkele wijze bij betrokken. Niet is gebleken van enige samenwerking tussen hen en de verdachte, zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om haar als medepleger aan te merken. Daarnaast ontbreekt het oogmerk van de verdachte om de hypotheekakte te gebruiken als ware de opgave in overeenstemming met de waarheid.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de salarisspecificaties niet vals zijn, indien daar arbeid tegenover staat. Boekhouder Van Boxtel heeft de salarisspecificaties en de werkgeversverklaring in goed vertrouwen opgemaakt. Daarbij is uitgegaan van een prognose. Het was allerminst duidelijk dat de onderneming later dat jaar verkocht zou worden. Van dubbel opzet is evenmin sprake. Er is voorts niet gebleken van een intellectuele bijdrage van enig gewicht door de verdachte, zodat er geen sprake is medeplegen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair
De verdachte wordt verweten dat zij samen met een ander of anderen geldbedragen ter hoogte van ongeveer 270.000 euro, 130.000 euro en 40.000 euro heeft witgewassen.
Geldbedragen van 270.000 euro en 130.000 euro
Deze bedragen zijn genoemd in de aktes waarin [bedrijf] een recht van hypotheek is verleend op de panden van verdachte en haar echtgenoot. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier niet is gebleken dat de verdachte en/of haar medeverdachte(n) op enig moment geldbedragen van 270.000 euro en 130.000 euro voorhanden hebben gehad. Reeds om deze reden zal de rechtbank de verdachte ter zake van beide geldbedragen vrijspreken.
Geldbedrag van 40.000 euro
Tijdens de doorzoeking op 24 februari 2015 van de woning aan de [adres 1] te Veghel, zijnde de echtelijke woning van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , is in een plastic tas onder een matras een geldbedrag van 40.000 euro in contanten aangetroffen en inbeslaggenomen.
Op grond daarvan is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De verdachte heeft op 26 februari 2015 bij de politie over de herkomst van deze 40.000 euro verklaard dat het deels afkomstig is uit een erfenis van haar moeder en deels uit de verkoop van de woning aan de [adres 2] te Eindhoven. De verdachte is ter terechtzitting bij deze verklaring gebleven. Ook haar echtgenoot, [medeverdachte] , heeft op 9 maart 2015 al bij de politie verklaard dat dit geldbedrag van de verdachte was en afkomstig was uit de verkoop van het appartement van haar overleden ouders in Polen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] daarmee van meet af aan een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring hebben gegeven waaruit volgt dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is en dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek naar die verklaring had kunnen verrichten. Echter, nu dit onderzoek achterwege is gebleven, houdt de conclusie dat ‘het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is’ geen stand. Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte het geldbedrag van 40.000 euro heeft witgewassen, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Conclusie
Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 1 primair.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Uit het procesdossier volgt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 18 april 2012 een tweede recht van hypotheek op het pand aan de [adres 2] te Eindhoven (ten bedrage van 182.000 euro) en de [adres 1] te Veghel (ten bedrage van 378.000 euro) hebben verleend aan [bedrijf] tot zekerheid voor de betaling van (toekomstige) vorderingen.
De rechtbank stelt vast dat in de notariële aktes niet is vermeld dat [bedrijf] op enig moment gelden heeft verstrekt aan de verdachte en [medeverdachte] . Er staat enkel vermeld dat de verdachte en [medeverdachte] een tweede recht van hypotheek verlenen aan [bedrijf] ‘
tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen [ [bedrijf] ] blijkens haar administratie van [de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ] te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen […] dan wel uit welken andere hoofde ook’. Een recht van hypotheek ontstaat op het tijdstip van inschrijving, ook als dit recht wordt gevestigd voor een toekomstige vordering. De hypotheekakte hoeft dan nog geen aanduiding van die vordering te bevatten, maar slecht een aanduiding van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald. De inhoud van de notariële akte is derhalve niet strijdig met de waarheid en de rechtbank stelt vast dat daarin dus geen valse opgave is gedaan. Dat een en ander in het vat is gegoten teneinde verhaal door andere schuldeisers te bemoeilijken, zoals medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard, doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank reeds om deze reden de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit 1 subsidiair.
Ten aanzien van feit 2
Ten behoeve van een aanvraag van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van het pand gelegen aan de [adres 1] te Veghel zijn namens verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] een werkgeversverklaring van 14 oktober 2011 en een salarisspecificatie van 30 september 2011 overgelegd. In deze werkgeversverklaring ten behoeve van [medeverdachte] staat een ‘bruto jaarsalaris’ vermeld van € 69.336,- en in de salarisspecificatie staat vermeld dat hij in september 2011 een brutoloon had van € 5.350,- (netto € 3.350,66).
Uit het procesdossier volgt dat het netto maandloon van medeverdachte [medeverdachte] vóór september 2011 en ná oktober 2011 beduidend lager waren dan in de salarisspecificatie staat vermeld. Deze omstandigheden rechtvaardigen de verdenking dat gebruik is gemaakt van valse stukken om een hypothecaire geldlening te verkrijgen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de boekhouder de salarisspecificatie en werkgeversverklaring heeft opgemaakt en deze aan de SNS Bank heeft verstrekt ten behoeve van de hypotheekaanvraag. De boekhouder was door haar gemachtigd om dergelijke stukken op te maken. Haar echtgenoot [medeverdachte] werkte destijds in haar zaak en de boekhouder regelde ook voor hem de stukken in verband met de hypotheekaanvraag. De hypotheekaanvraag was gestoeld op een goed lopend restaurant. Omdat de zaak steeds beter ging lopen, kon aan hem in september en oktober een hoger salaris worden uitgekeerd dan in de voorgaande maanden. Het bruto jaarsalaris op de werkgeversverklaring was dan ook een prognose voor het komende jaar, die is gemaakt op basis van de informatie die toen bekend was. Volgens de verdachte was het toeval dat de zaak in december onvoorzien en noodgedwongen verkocht moest worden.
Nu de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst dat niet op voorhand hoogst onaannemelijk is en dit scenario ook past binnen de voorhanden zijnde stukken uit het procesdossier, acht de rechtbank deze verklaring niet onaannemelijk.
Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de werkgeversverklaring en de salarisspecificaties vals waren. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit 2.

4.Het beslag

Ter terechtzitting heeft de verdachte afstand gedaan van het inbeslaggenomen busje traangas en de twee inbeslaggenomen jammers. Derhalve is het niet meer nodig dat de rechtbank over het beslag op deze voorwerpen een beslissing neemt.
Nu de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven dat de twee inbeslaggenomen tassen (Chanel en Dior) aan de verdachte teruggegeven kunnen worden, zal de rechtbank overeenkomstig beslissen.
Gelet op de integrale vrijspraak heft de rechtbank het ten laste van de verdachte op het pand [adres 1] te Veghel gelegde beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave van de twee inbeslaggenomen tassen (Chanel en Dior) aan de verdachte;
- heft het beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op ter zake van het pand aan de [adres 1] te Veghel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging (na wijziging)
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
(Zaaksdossier 'Engeland')
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2012
tot en met 24 februari 2015, te Veghel en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) van één of meer
voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en),
waaronder (een) geldbedrag(en) van ongeveer EUR 270.000,- en/of EUR 130.000,-
en/of EUR 40.000,-,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld,
en/of heeft zij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde
geldbedrag(en) was of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden had,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks de periode van 18 april 2012 tot en met 19 april 2012 te
Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in (een) authentieke akte(n), te weten (een) notariële akte(n), betreffende
(een) hypotheekakte(n), opgesteld door notaris Maarten Johan Prinsze,
gevestigd te Almere
valse opgave(n) heeft doen opnemen aangaande (een) feit(en) van welks waarheid
de akte(n) moet(en) doen blijken, te weten
dat tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen [bedrijf]
blijkens haar administratie van haar, verdachte, en/of haar mededader, [medeverdachte]
, te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of
alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen
kredieten al dan niet in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige
borgstellingen, dan wel uit welken andere hoofde ook tot en ten bedrage van
EUR 130.000,00 (eenhonderddertigduizend), te vermeerderen met renten en
kosten, welke renten en kosten worden begroot op EUR 52.000,00
(tweeënvijftigduizend), zijnde veertig procent (40%) van vermeld bedrag,
derhalve tot een totaalbedrag van EURO 182.000,00
(eenhonderdtweeëntachtigduizend),
ten behoeve van [bedrijf] recht van tweede hypotheek wordt verleend
op het hierna te omschrijven registergoed:
- het woonhuis met berging, carport, ondergrond, erf, tuin en verdere aan- en
toebehoren, plaatselijk bekend te [adres 2] , kadastraal
bekend gemeente Woensel, sectie W nummer 5628, groot twee are en vijfentachtig
centiare (2.85 are)
en/of
dat tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen [bedrijf]
blijkens haar administratie van haar, verdachte, en/of haar mededader, [medeverdachte]
, te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of
alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen
kredieten al dan niet in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige
borgstellingen, dan wel uit welken andere hoofde ook tot en ten bedrage van
EUR 270.000 (tweehonderdzeventigduizend), te vermeerderen met renten en
kosten, welke renten en kosten worden begroot op EUR 108.000,00
(eenhonderdachtduizend), zijnde veertig procent (40%) van vermeld bedrag,
derhalve tot een totaalbedrag van EUR 378.000,00
(driehonderdachtenzeventigduizend),
ten behoeve van [bedrijf] recht van tweede hypotheek wordt verleend
op het hierna te omschrijven registergoed:
- het woonhuis met erf, ondergrond, tuin, garage en verdere aanhorigheden,
plaatselijk bekend [adres 1] , kadastraal bekend gemeente
Veghel, sectie P nummer 184, groot twee hectare drieënvijftig are vijf
centiare (2ha 53a 5 ca)
met het oogmerk om die akte(n) te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
als ware zijn/hun opgave(n) in overeenstemming met de waarheid;
2.
(Zaaksdossier 'Engeland')
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 28 oktober 2011
te Eindhoven en/of Arnhem en/of Veldhoven en/of Utrecht en/of (elders) in
Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie - zijnde (een) geschrift(en)
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin
dat verdachte en/of haar mededader voornoemde werkgeversverklaring en/of
salarisspecificatie in het kader van (de acceptatie van) een
hypotheekaanvraag/-verstrekking (een geldlening van EUR 460.000 voor het
(onder)pand [adres 1] te Veghel) heeft geleverd en/of toegezonden aan (een)
tussenperso(o)n(en), zijnde (een) medewerker(s) van Hypotheek Visie Veldhoven,
en/of heeft geleverd en/of toegezonden of - middels voormelde
tussenperso(o)n(en) - laten leveren en/of toezenden aan
hypotheek-/geldverstrekker SNS bank N.V. handelend onder de naam BLG Hypotheken
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- genoemde werkgeversverklaring valselijk en/of in strijd met de waarheid
vermeld dat [medeverdachte] een bruto jaarinkomen heeft van EUR 69.336,00
inclusief vakantiegeld van EUR 5.136,00 en/of
- genoemde salarisspecificatie valselijk en/of in strijd met de waarheid
vermeld dat [medeverdachte] een bruto maandinkomen heeft van EUR 5.350,00/ netto
EUR 3.350,66;