Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- het B-16 formulier van mr. Cavalje-van der Ham, waarbij productie 8 is overgelegd,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2022, waarbij partijen
- de akte eiswijziging van [eisers] ,
- de akte houdende verzet eiswijziging van [gedaagde] ,
- de akte houdende overlegging van een productie van mr. Goumans,
- de brief van 26 oktober 2022 van mr. Cavalje-van der Ham met daarbij de depotakte, een
- het B-16 formulier van mr. Cavalje-van der Ham met productie 9,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 november 2022 en het
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 23.000,00 contant aan [gedaagde] heeft terugbetaald. Partijen twisten wel over het antwoord op de vraag waarop deze terugbetaling zag. Volgens [eisers] betreft het een aflossing op de geldlening. [gedaagde] betwist dat en heeft aangevoerd dat hij onder meer over 2007 een groot deel van de kosten van de huishouding van moeder en haar dochter heeft betaald, te weten een bedrag van € 26.666,00. Omdat dit een hoog bedrag was, heeft hij moeder begin 2008 gevraagd om die kosten terug te betalen. Zij kon dat bedrag niet volledig terugbetalen, maar wel een bedrag van € 23.000,00 en dat heeft zij ook gedaan. Volgens [gedaagde] is het ongeloofwaardig dat het een aflossing op de geldlening zou betreffen, omdat de eerste aflossing pas uiterlijk op 31 december 2008 hoefde plaats te vinden.
€ 23.000,00 strekt tot aflossing van de geldlening. De rechtbank zal bij eindvonnis uiteenzetten tot welke cijfermatige conclusies deze vaststelling moet leiden.
Als laatste heeft mijn zus jaren (ca 2008 t/m 2015) vrijwel dagelijks in de winkel van de heer [gedaagde] gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2] gewerkt. Enerzijds om haar hulp aan te bieden vanuit vriendschap en anderzijds, in ieder geval in de eerste jaren, om het restantbedrag van de lening aan de heer [gedaagde] af te kunnen lossen. Dit vertelde onze zus in die tijd ook en wij weten niet beter dan dat dat de afspraak was die partijen gemaakt hebben.”
5.De beslissing
getuigenwillen laten horen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team burgerlijk recht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
april tot en met december 2023moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bewijsstukkenen / of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team burgerlijk recht - en aan de wederpartij moeten opgeven,
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,