ECLI:NL:RBLIM:2023:1068

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
RROE 21/960
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag energiebesparende maatregelen voor omgebouwd bedrijfspand

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 10 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen voor zijn woning beoordeeld. De aanvraag was afgewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis. Eiser had op 26 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een pand dat eerder als winkel-/bedrijfspand was gebruikt en dat hij had omgebouwd tot woning. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een bestaande koopwoning, zoals vereist door de regeling, omdat het pand ten tijde van de aanvraag nog niet als zodanig geregistreerd was.

De rechtbank stelt vast dat de subsidie alleen kan worden verstrekt voor bestaande koopwoningen en dat de uitleg van de regeling door verweerder correct is. Eiser had de aanvraag ingediend voor een pand dat nog in transformatie was en niet voldeed aan de definitie van een bestaande koopwoning. De rechtbank wijst erop dat de wetgever niet heeft bedoeld om subsidies te verlenen voor gebouwen die al aan de eisen van het Bouwbesluit voldoen, zoals in het geval van eiser, die al verplicht was om energiebesparende maatregelen te nemen op basis van de verleende omgevingsvergunning.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van verweerder om de subsidieaanvraag af te wijzen in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2023 in de zaak tussen

[Naam], uit [woonplaats], eiser

en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties(thans: de Minister voor Volksgezondheid en Ruimtelijke Ordening, hierna: verweerder)
(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om subsidie voor energiebesparende maatregelen voor zijn woning.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 februari 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de subsidieaanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een nader verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de instandhouding van de weigering van de subsidie voor energiebesparende maatregelen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten.
2.1.
Op 26 juli 2021 heeft eiser de aanvraag om subsidie energiebesparende maatregelen eigen huis ingediend voor het pand [adres] te [woonplaats].
2.2.
Bij besluit van 2 december 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de subsidie is aangevraagd voor een winkel-/bedrijfspand dat aangepast gaat worden naar een woning. Aangegeven is dat subsidie alleen wordt verstrekt voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen. Eiser voldoet volgens verweerder dan ook niet aan het bepaalde in artikel 2 in samenhang gelezen met artikel 1, eerste lid, van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (de Subsidieregeling). Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.3.
Bij het bestreden besluit van 19 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat sprake moet zijn van een bestaande koopwoning. Alleen dan wordt er subsidie verleend. Eiser heeft echter energiebeperkende maatregelen uitgevoerd in een gebouw dat hij heeft omgebouwd tot woning. Er was dus geen sprake van een bestaande koopwoning.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser heeft onder meer aangevoerd dat de Subsidieregeling te restrictief door verweerder wordt uitgelegd. Eiser heeft in dit kader naar voren gebracht dat de bedrijfsruimte onderdeel heeft uitgemaakt van een woonhuis en kadastraal een geheel vormde. Indien de onroerende zaak niet zou zijn gesplitst dan zou hij wel in aanmerking komen voor een subsidie, aldus eiser. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij ongelijk wordt behandeld in vergelijking met een vereniging van eigenaars, een woonvereniging of een wooncoöperatie. Verweerder is naar de mening van eiser in het bestreden besluit niet gemotiveerd op laatstgenoemd standpunt ingegaan.
4. In dit geschil is de vraag aan de orde of verweerder de aanvraag om subsidie terecht heeft afgewezen.
5. In artikel 1, eerste lid, van de Subsidieregeling wordt onder een koopwoning verstaan: woning van een eigenaar-bewoner. Onder een woning wordt verstaan bestaande gebouwde onroerende zaak, die een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie is geregistreerd, niet zijnde een woonwagen of een woonboot, dan wel een bestaand appartement, dat een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in voornoemde basisregistratie met een woonfunctie is geregistreerd.
In artikel 2 van de Subsidieregeling is bepaald dat deze regeling tot doel heeft energiebesparing te stimuleren in bestaande koopwoningen in de particuliere sector alsmede in bestaande gebouwen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties, waarvan een of meer leden eigenaar-bewoner zijn.
In de toelichting bij de Subsidieregeling (Staatscourant 2019, nr. 43758) is aangegeven dat het begrip woning nader is aangeduid, omdat dit regelmatig tot onduidelijkheid leidde. In de toelichting staat verder dat het moet gaan om een bestaande woning en dat het transformeren van een school-, kerk- of utiliteitsgebouw of ander gebouw naar een of meerdere woningen niet in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze regeling.
6. Vast staat dat eiser subsidie heeft aangevraagd voor energiebesparende maatregelen voor een winkel-/bedrijfspand dat is omgebouwd tot een woning. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een bestaande koopwoning in de zin van de Subsidieregeling. De rechtbank acht verweerders uitleg van de Subsidieregeling juist. De rechtbank vindt daarvoor steun in de hiervoor weergegeven definities in de Subsidieregeling en de toelichting daarop. Dat het pand (de woning) van eiser vlak voor de eigendomsoverdracht en verbouwing een kadastraal geheel vormde met een woonhuis en daarvan onderdeel uitmaakte, leidt niet tot de conclusie dat het ten tijde van de subsidieaanvraag een bestaande koopwoning was. Het geldende bestemmingsplan “Woongebieden 2014” en het voormalige gebruik van de woning van eiser als winkel/bedrijf staat daaraan in de weg. De rechtbank is gebleken dat in het geldende bestemmingsplan het perceel waarop het pand van eiser is gesitueerd de bestemming “wonen” heeft met de duiding “dienstverlening”. Overeenkomstig de daarbij behorende bestemmingsplanvoorschriften mogen er geen extra woningen worden toegevoegd. Dit laatste betekent dat er (in juridische zin) niet mocht worden gewoond in het pand van eiser, omdat het na de kadastrale splitsing onderdeel uitmaakte van het bedrijfsgedeelte van het pand en losgekoppeld werd van het woongedeelte (woning) en er bij bewoning van het (bedrijfs)pand van eiser een extra woning zou ontstaan, wat dus volgens het bestemmingsplan niet mag. Om het verbouwen van een bedrijfspand naar een woning mogelijk te maken is aan eiser een omgevingsvergunning afgegeven voor (onder meer) het strijdige gebruik met het bestemmingsplan, zodat het woningbestand kon worden vergroot.
6.1.
De rechtbank overweegt voorts dat het pand van eiser vóór de kadastrale splitsing geen (zelfstandige) woning was die op die manier werd gebruikt. Ten tijde van de subsidieaanvraag was er nog sprake van een omvorming/transformatie van het bedrijfspand naar een woning, zodat er ook geen sprake was van een bestaande koopwoning. Daarmee verschilt de situatie van eiser met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2305), waarnaar verweerder verwijst in het verweerschrift. In laatstgenoemde procedure bij de Afdeling was transformatie namelijk niet meer aan de orde.
6.2.
De rechtbank overweegt verder dat uit de toelichting van de Subsidieregeling (Staatscourant 2016, nr. 45219, p. 10) volgt dat de wetgever niet heeft bedoeld subsidie te verlenen voor maatregelen die particulieren ook zonder subsidie zouden moeten nemen. In de toelichting op de Regelingswijziging van 9 december 2016 (Staatscourant 2016, 68352, p.4) heeft de wetgever verduidelijkt dat uitsluitend energiebesparende maatregelen worden gesubsidieerd die zijn toegepast in bestaande delen van een woning, omdat uitbreiding van een woning al moet voldoen aan de geldende energetische eisen en dit vaak niet tot energiebesparing leidt, maar eerder tot een grotere te verwarmen oppervlakte.
6.3.
De omgevingsvergunning is aan eiser verleend voor het (ver)bouwen van het bedrijfspand naar een woning. In deze omgevingsvergunning is voorgeschreven dat eiser moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiser op grond van de aan hem verleende omgevingsvergunning reeds verplicht was om energiebesparende maatregelen te nemen. De Subsidieregeling is echter bedoeld voor (oudere) bestaande koopwoningen, die nog niet aan de minimale eisen van het Bouwbesluit 2012 voldoen, en niet voor panden, zoals in eisers geval, die toch al moeten voldoen aan dit Bouwbesluit.
6.4.
Eiser heeft verder betoogd dat de Subsidieregeling in zijn geval ruimte biedt voor een andere interpretatie. Eiser verwijst in dit verband naar de voorwaarden voor verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties om voor subsidie in aanmerking te komen, die naar zijn mening meer ruimte zouden geven dan in geval van een particuliere aanvrager. Volgens eiser staat namelijk nergens in de Subsidieregeling vermeld dat voor de categorie bestaand gebouw van een vereniging van eigenaars en woonvereniging/-coöperatie de beperking is opgelegd dat het gebouw voordat het wordt verbouwd in gebruik moet zijn geweest voor bewoning.
6.5.
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat alle bedrijfsgebouwen zijn uitgesloten van de Subsidieregeling. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift voldoende toegelicht dat in het hierboven weergegeven artikel 2 van de Subsidieregeling het doel van deze regeling is vermeld, te weten energiebesparing te stimuleren in bestaande koopwoningen (voor wat betreft particulieren) en in bestaande gebouwen (voor wat betreft verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties). Volgens verweerder wordt een deel van een gebouw waarvoor een vereniging van eigenaars is opgericht, dan wel een woning in een gebouw waarvoor een wooncoöperatie is opgericht, of een woning in een gebouw waarvoor een woonvereniging is opgericht in artikel 1, derde lid, van de Subsidieregeling aangemerkt als een appartement. Verweerder heeft terecht gesteld dat uit de definitie van het begrip woning (in artikel 1, eerste lid, van de Subsidieregeling) volgt dat ook bij deze appartementen sprake moet zijn van een zelfstandige woongelegenheid alvorens renovatie plaatsvindt. Dit betekent dat – in tegenstelling tot eisers betoog – voor bestaande gebouwen van een vereniging van eigenaars of woonvereniging/-coöperatie niet meer ruimte is voor het verstrekken van een subsidie voor energiebesparende maatregelen dan voor particulieren. Er is derhalve niet gebleken van een door eiser gesteld onderscheid dan wel van meer ruimte voor een andere interpretatie van de Subsidieregeling. Van strijd met het motiveringsbeginsel, zoals eiser stelt, is evenmin sprake. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
6.6.
Nu in het geval van eiser sprake is geweest van een verbouwing/renovatie van een winkel-/bedrijfspand naar een woning kan geen gebruik worden gemaakt van de Subsidieregeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met hetgeen in beroep naar voren is gebracht en overgelegd niet aangetoond dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie is voldaan. Eisers beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van verweerder om de subsidieaanvraag van eiser af te wijzen in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 februari 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.