Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
- verklaart het verzoek niet ontvankelijk;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 308056 HA RK 22-210 niet in behandeling zal worden genomen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 1 december 2022 een beslissing genomen over een verzoek tot wraking van mr. W.J.J. Beurskens, rechter in de rechtbank Limburg. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker die op 8 november 2022 een e-mail naar de griffie heeft gestuurd. De rechter heeft op 15 november 2022 laten weten niet berust te hebben en ter zitting te verschijnen. Ondanks de mogelijkheid voor de verzoeker om een verzuim te herstellen, heeft hij volhard in zijn standpunt dat er geen verplichte procesvertegenwoordiging is en dat ondertekening door een advocaat niet nodig is.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoekschrift niet was medeondertekend door een advocaat, wat in strijd is met de artikelen 36 en 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor kon het verzoek niet in behandeling worden genomen en werd het niet ontvankelijk verklaard. Bovendien heeft de wrakingskamer opgemerkt dat de verzoeker in een korte periode tweemaal kansloze wrakingsverzoeken heeft ingediend, wat aanleiding gaf om de misbruikbepaling van artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing te verklaren. Dit houdt in dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de wrakingskamer heeft de verzoeker geïnformeerd dat zijn verzoek niet ontvankelijk is verklaard en dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen.