ECLI:NL:RBLIM:2022:9995

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/03/311648 / HA RK 22-290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 22 november 2022 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. H.M.J. Quaedvlieg, de rechter in de rechtbank Limburg. Dit verzoek volgde op een eerdere procedure (zaaknummer 311199 HA RK 22-274) waarin de voorzitter van de wrakingskamer een beslissing had genomen. De wrakingskamer, bestaande uit een meervoudige kamer, heeft het verzoek beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd. De wrakingskamer stelt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kunnen rechtvaardigen. Bovendien heeft verzoeker in zijn verzoek niet voldaan aan de vereisten van verplichte procesvertegenwoordiging, zoals vastgelegd in de wet. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het enkele feit dat verzoeker het niet eens is met een beslissing van de voorzitter geen grond voor wraking oplevert. De overige argumenten van verzoeker zijn niet onderbouwd met wettelijke steun. Daarom heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en heeft het verzoek niet ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 november 2022.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/311648 / HA RK 22-290
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker
dat strekt tot wraking van mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 22 november 2022 is ter griffie van verzoeker een e-mail ontvangen inhoudende een verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer in de procedure 311199 HA RK 22 - 274.

2.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval is, moet objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat er concrete feiten en omstandigheden moeten zijn waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Ingevolge artikel 4 lid 2, aanhef en onder h, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijk ongegrondheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen indien sprake is van oneigenlijk gebruik van de wrakingsregeling.
Namens verzoeker is door een advocaat in een verzoekschriftenprocedure een verweerschrift met bijlagen ingediend. Uit artikel 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gelezen in samenhang met artikel 278 van deze wet, volgt dat bij de indiening van een verweerschrift sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging.
Verzoeker heeft van de voorzitter van de wrakingskamer de gelegenheid gekregen dit verzuim te herstellen. In zijn reactie hierop merkt verzoeker eerst op dat hij de termijn om het verzoekschrift mede te laten ondertekenen door zijn advocaat veel te kort vindt om vervolgens uitgebreid te stellen waarom er geen sprake zou zijn van verplichte procesvertegenwoordiging. Verzoeker onderbouwt deze stelling door aan te voeren dat hij ter zitting mondeling verweer mag voeren en er daarom geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt.
Op 22 november 2022 reageert verzoeker opnieuw, niet met de vraag om meer tijd om zijn verzuim te herstellen maar om te volharden in zijn stelling dat er geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging.
Als er op zijn berichten geen reactie volgt binnen de door verzoeker gestelde wel zeer korte termijn, wraakt hij op 22 november 2022 de voorzitter van de wrakingskamer.
De wrakingskamer overweegt dat het enkele feit dat verzoeker het oneens is met een beslissing van de voorzitter van de wrakingskamer geen grond voor wraking is. De overige feiten die verzoeker aanvoert vinden geen steun in de wet noch in het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter. Dat betekent dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de voorzitter van de wrakingskamer of aanwijzingen van objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is af te leiden. Door in deze situatie desondanks een verzoek tot wraking in te dienen, maakt verzoeker oneigenlijk gebruik van het wrakingsmiddel, op grond waarvan de wrakingskamer oordeelt dat sprake is van ‘kennelijk misbruik van recht’, nog los van de vraag of ook voor het onderhavige verzoek de verplichte procesvertegenwoordiging geldt.
Dat betekent dat het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer wegens kennelijke niet ontvankelijkheid dient te worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. Otto, voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. A.K. Kleine, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: