Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de brief van 2 december 2022 van [gedaagde] met productie 1
- het e-mailbericht van 5 december 2022 van [eiser] met productie 9
- de mondelinge behandeling ter zitting van 6 december 2022
- de pleitnota van [eiser]
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
(...)[naam 2] :(...) [naam aannemer] heb jij de opdracht gegeven. Heb jij betaald en [naam aannemer] is de partij die jou moet leveren.
nietaan [naam aannemer] zou leveren, maar dat [gedaagde] die spullen
directaan [eiser] zou geven, in die zin dat [gedaagde] in haar magazijn of winkel de lampen en toebehoren aan [eiser] zou meegeven. Zou een dergelijke afspraak in april 2022 niet zijn gemaakt, zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd, dan had het immers voor de hand gelegen dat het gesprek in oktober 2022 tussen [eiser] en [naam 2] een andere inhoud had gehad en [naam 2] voornoemd een en ander had ontkend of in elk geval niet zo expliciet had gezegd dat [naam aannemer] , nadat [naam 2] deze had gebeld, bevestigde dat [eiser] de spullen bij [gedaagde] kon ophalen. Sterker nog, [naam 2] heeft die afspraak twee keer door [naam aannemer] laten bevestigen. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat het gesprek van 24 oktober 2022 niets zegt over hetgeen in april 2022 zou zijn besproken.
bij uitsluiting van eenieder. Anders dan [gedaagde] ter zitting heeft verklaard acht de voorzieningenrechter het dan ook niet vreemd dat [eiseres sub 2] in oktober 2022 heeft gebeld met [gedaagde] om te vragen wanneer ze de spullen mocht komen ophalen.
- griffierecht € 314,00
- explootkosten € 131,17
- salaris advocaat