ECLI:NL:RBLIM:2022:9981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
03.263347.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in woning van slachtoffer

Op 27 september 2021 heeft de verdachte, in de gemeente Heerlen, geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven door haar meermalen met een mes te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vol opzet op de dood heeft gehandeld, gezien de ernst van de verwondingen en de plaatsen waar gestoken is, waaronder de hals en de nek. De verdachte heeft verklaard dat hij boos was en het slachtoffer iets duidelijk wilde maken, maar de rechtbank oordeelt dat zijn gedragingen niet anders kunnen worden opgevat dan als gericht op het doden van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is aan de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, gezien zijn geestelijke toestand en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de immateriële schade die zij heeft geleden door de verwondingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.263347.21
Parketnummer : 10.660317.18 (tul)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.L.G. Rens, advocaat, kantoorhoudende te
's-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 27 september 2021 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door haar met een mes te steken (
primair), dan wel haar met een mes zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair), dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij boos was, dat hij daarop een mes uit de keuken heeft gepakt, vervolgens naar het slachtoffer toe is gegaan in de slaapkamer en haar iets duidelijk wilde maken met het mes. De verdachte heeft het mes in het donker in de nabijheid van het gezicht en de hals van het slachtoffer gehouden. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer 11 keren gestoken met het mes. Hieruit kan niet anders dan worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte – het in boosheid meerdere malen (on)gericht steken, waarbij ook is gestoken in de hals – naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer op de dood te zijn gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat elke vorm van opzet op de dood ontbreekt. Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 29 september 2021 deed [slachtoffer] aangifte van poging doodslag, gepleegd op 27 september 2021 en verklaarde hierover – samengevat weergegeven – het volgende.
Op maandag 27 september 2021 omstreeks 00:30 uur werd ik wakker gebeld door [verdachte] (
de verdachte). Ik hoorde dat hij tegen mij vertelde dat hij al voor mijn woning stond, gelegen aan de [adres] te Heerlen. Ik heb de deur geopend en hij is binnen gekomen. Om 01:30 uur heb ik voorgesteld om te gaan slapen. We zijn toen richting de slaapkamer gegaan. We zijn toen gaan liggen en hij is tegen mij aan komen liggen. Ik ben toen in slaap gevallen. Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik voelde dat ik aan mijn rechterarm werd getrokken. Ik zag dat [verdachte] degene was die aan mijn arm trok. Ik vroeg op dat moment of ik aan het snurken was. Ik hoorde dat hij zei "nee". Ik voelde dat [verdachte] mij hierop begon te steken of te snijden. Ik voelde dat er met een scherp voorwerp in mijn nek werd gestoken. Ik vroeg aan [verdachte] wat hij aan het doen was. Daar reageerde [verdachte] niet op. Op dat moment voelde ik geen pijn. Ik weet niet meer wat erna precies gebeurd is, maar ik lag op de grond naast het bed. Hoe ik uit het bed ben gekomen weet ik niet. Ik zag op dat moment alleen maar bloed liggen. Ik dacht dat ik op dat moment dood ging. [2]
Op 5 oktober 2021 is aangeefster lichamelijk onderzocht door een forensisch arts. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van de GGD Zuid Limburg d.d. 5 oktober 2021 [3] . Hierin werd het volgende letsel vastgesteld:
- rechteroor: steekletsel door rechter oorschelp (foto's 2 en 3);
- nek: rechts in de nek zijn meerdere steekverwondingen aanwezig. Tevens verwonding ter hoogte van overgang nek naar rug (foto's 2 en 3);
- hals: zowel links als rechts in de hals is er steekletsel (foto's 1 t/m 5, 7,10 en 11);
- rug: hoog midden in de rug is er steekletsel (foto 14);
- borstkas: zowel links als rechts is boven aan de borstkas steekletsel (foto's 1,7,10, 12 en 13);
- rechterarm: ter hoogte van schouder is er een steekverwonding. Ook steekverwonding aan de strekzijde van de rechter onderarm (foto's 1,6,8,9 en 16);
- linkerarm: steekletsel ter hoogte van strekzijde duimmuis en aan strekzijde elleboog (foto's 15,17,18 en 19);
De linker onderarm inclusief hand is fors gezwollen en beperkt in functie. Er is het vermoeden van peesletsel (foto 16).
Over de ernst van het letsel wordt het volgende gerapporteerd: er is geen levensbedreigend letsel opgetreden, maar met steken op de plekken in de hals/nek wordt wel een onaanvaardbaar risico genomen tot het veroorzaken van lethale verwondingen.
De verwachting is dat er blijvende schade is in de vorm van peesletsels aan de linkerarm en blijvende littekens op alle steekplekken. De gemelde toedracht dat betrokkene slachtoffer is geworden van een steekpartij die in haar eigen woning heeft plaatsgevonden past zeer goed bij het letsel.
In de woning van aangeefster is op 27 september 2021 veel bloed op verschillende plekken aangetroffen, te weten in de douche, op de bank, op het bed en op de naast het bed gelegen radiator. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 29 november 2022 het volgende verklaard. [5]
Het klopt dat ik op 27 september 2021 bij [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) thuis was en dat ik haar met een mes heb gestoken. Ik was teleurgesteld en wilde [slachtoffer] iets duidelijk maken over onze relatie en daarom heb ik een mes gepakt. Ik wilde haar duidelijk maken dat haar gedrag anders moest. Het was donker en ik wist niet of [slachtoffer] nog lag te slapen. Ik ben naast haar gaan liggen, ik legde mijn linkerhand op haar rechterschouder. In mijn rechterhand had ik het mes vast. Deze hand hield ik ter hoogte van haar gezicht en hals. [slachtoffer] werd wakker en sloeg mijn arm weg. Ik raakte toen in paniek. Wat daarna gebeurde weet ik niet meer. Gelet op het letsel kan het niet anders zijn dan dat we toen in een worsteling zijn gekomen. Daarna zag ik heel veel bloed.
De verdachte is op 30 september 2021 gehoord door de politie en verklaarde over het moment voorafgaand aan het steken met het mes als volgt [6] :
Op het moment dat ik opstond uit bed, was ik lichtelijk geïrriteerd omdat ik wakker was geworden van de katjes, maar ook omdat ik met die frustratie zat dat ik twee
uur lang een reis gemaakt had naar [slachtoffer] toe om haar te zien. Ik wilde haar gewoon duidelijk maken dat dit anders moest. Ik wist niet goed hoe ik dat moest doen, dus ik dacht: misschien dat ik haar met een mes dan wel het meest laat schrikken in de hoop dat het voor haar dan echt duidelijk is van: oh hij is hier echt klaar mee. Ik heb uit de keuken een mes gepakt en ben terug naar de slaapkamer gegaan.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte aangeefster meerdere keren met een mes heeft gestoken op meerdere plekken in het lichaam, te weten in het rechteroor, de nek, overgang nek naar rug, de hals, de rug, de borstkas, de rechterarm en de linkerarm. Vervolgens is de vraag aan de orde of deze door de verdachte verrichte geweldshandelingen kunnen worden gekwalificeerd als de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Opzet op de dood?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte aangeefster met opzet heeft gestoken, en indien dat het geval is, waar verdachtes opzet op was gericht.
De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het steken geïrriteerd en teleurgesteld was. Hij wilde aangeefster zijn gevoelens duidelijk maken, en zette dit kracht bij door een mes te pakken en aangeefster met een mes te benaderen. Hij ging naast haar liggen terwijl aangeefster sliep, hield het mes in zijn rechterhand, ter hoogte van het gezicht/de hals van aangeefster en maakte aangeefster toen wakker door met zijn linker hand aan haar arm te trekken. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster meermaals met het mes gestoken. Uit de letselrapportage leidt de rechtbank af dat de verdachte aangeefster minimaal 12 keer heeft gestoken, waaronder in de nek, de hals, de borstkas en de bovenrug. Blijkens de letselrapportage en de foto’s van het letsel, moet de verdachte met kracht hebben gestoken, nu de verwondingen van aangeefster op vele plekken op haar lichaam middels hechtingen zijn gedicht. Dit duidt niet op oppervlakkige verwondingen. Ook heeft aangeefster veel bloed verloren. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden opgevat dan als handelingen gericht op het doden van aangeefster. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in de nek, de hals en het bovenlichaam vitale organen bevinden, waaronder diverse slagaders, die hadden kunnen worden geraakt. Wanneer deze organen door een messteek worden geraakt, kan dit leiden tot de dood. De omstandigheid dat de verdachte aangeefster veelvuldig, verspreid over het lichaam en ongecontroleerd met het mes heeft gestoken, heeft voornoemd risico op fatale gevolgen bovendien vergroot. De verdachte had dan ook vol opzet op het doden van aangeefster.
De verdachte heeft verklaard dat er sprake is geweest van een worsteling en dat hij aangeefster tijdens deze worsteling met het mes heeft geraakt, waardoor zij letsel opliep. De rechtbank schuift dit alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde, gelet op het volgende. Aangeefster heeft verklaard dat er geen worsteling heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat het slechts een aanname van hem is dat er een worsteling heeft plaatsgevonden. Hij weet dit dus niet zeker. Voorts past het aan aangeefster toegebrachte letsel niet bij dit door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om aangeefster [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair:
op 27 september 2021 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven meermalen met een mes in de hals en de nek en het gelaat en het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog K.J. de Wijs-Heijlaerts, psychiater J.W. Hummelen en forensisch milieuonderzoeker J.L.J. Volders hebben op 19 juli 2022 over de geestvermogens en de levensgeschiedenis van de verdachte een NIFP triple-rapportage uitgebracht. De psycholoog en psychiater concluderen dat de verdachte lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken, een lichte stoornis in alcoholgebruik, een conversiestoornis en een pedofiele stoornis. Deze stoornissen waren volgens de deskundigen ook bij de verdachte aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De emotieregulatie schoot sterk tekort en de verdachte kon zijn woede niet beheersen. Hierbij verlaagde het alcoholgebruik de drempel om tot fysieke agressie over te gaan. Het tekortschieten van de emotieregulatie komt vooral voort uit de aanwezige persoonlijkheidsstoornis. De ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis draagt bij aan het tekortschieten van de emotieregulatie doordat de situatie waar de verdachte zich in bevond zich anders ontwikkelde dan hij had verwacht en gewenst (controleverlies). De licht verstandelijke beperking speelt bij het niet kunnen beheersen van de woede een bescheiden faciliterende rol. De kern van de relatie tussen de diagnoses en de tenlastegelegde feiten is een ernstig tekortschieten van de emotieregulatie. In deze situatie, waarin de verdachte sterke gevoelens van verlatingsangst, afwijzing en wantrouwen ervaarde, had de verdachte niet de mogelijkheid om zijn wil volledig in vrijheid te kunnen bepalen. De deskundigen adviseren daarom om de poging tot doodslag in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
Dit betekent dat de verdachte strafbaar is. Er zijn ook geen andere feiten en omstandigheden naar voren gekomen die ertoe zouden moeten leiden dat de verdachte niet gestraft kan worden voor zijn daden.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zo snel mogelijk in een vertrouwde omgeving behandeld dient te worden. Daarom is een gevangenisstraf van een lange duur niet wenselijk. Voor wat betreft de vraag of aan de verdachte een tbs-maatregel zou moeten worden opgelegd, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door aangeefster meermalen met een mes in haar lichaam (nek, hals, oor, rug, borstkas en armen) te steken. Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster gemaakt. Dat dit niet tot de dood van aangeefster heeft geleid, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan de verdachte is te danken. Aangeefster is door het toedoen van de verdachte ernstig gewond geraakt en heeft hier blijvend lichamelijk letsel aan overgehouden. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact op aangeefster gehad, zoals onder meer bleek uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij aangeefster in de nacht, terwijl zij sliep, in haar eigen vertrouwde woning waar zij zich veilig waande, heeft aangevallen. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij na het incident niet direct de hulpdiensten heeft gewaarschuwd en aangeefster na het incident in zeer zorgelijke toestand heeft achtergelaten.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en heeft hij haar niet alleen letsel, maar ook een zeer beangstigende ervaring bezorgd. Dit is een ernstig strafbaar feit en de rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
De persoon van de verdachte
In de eerder aangehaalde NIFP-triple rapportage d.d. 19 juli 2022 concluderen de psychiater en psycholoog dat de verdachte lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline kenmerken, een lichte stoornis in alcoholgebruik, een conversiestoornis en een pedofiele stoornis.
De deskundigen schatten het recidiverisico hoog in. De verdachte beschikt over weinig tot geen beschermende functies in zijn persoonlijkheid. Hij kan zich onvoldoende zelfstandig staande houden in de maatschappij, waardoor hij behoefte heeft aan veel structurering en (praktische en emotionele) ondersteuning van buitenaf. Het hoge aantal interne- en externe risicofactoren en het lage aantal beschermende factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin en leiden in samenhang tot een hoog risico op gewelddadige recidive.
De deskundigen hebben in het rapport afgewogen wat het meest geschikte behandelingskader is voor de verdachte. Volgens de deskundigen is een langdurige, intensieve, klinische behandeling aangewezen om het recidivegevaar te beperken. De responsiviteit voor behandeling kan bij de verdachte op basis van zijn lage intellectuele begaving en beperkte emotionele draagkracht als laag worden aangemerkt. In de behandeling is het noodzakelijk om rekening te houden met de beperkte intellectuele begaafdheid van de verdachte, van waaruit hij behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en hulp bij een aantal dagelijkse activiteiten ten behoeve van zijn levensonderhoud, waaronder zijn financieel beheer en het geven van invulling aan zijn dag. Om te garanderen dat de verdachte over een lange tijd intensieve, klinische behandeling kan volgen, waarbij op termijn toegewerkt kan worden naar een stapsgewijze resocialisatie, wordt geadviseerd om aan de verdachte de maatregel van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden óf een tbs met voorwaarden wordt door de deskundigen als niet haalbaar ingeschat. De verdachte heeft zich in het verleden meerdere malen niet aan voorwaarden en afspraken gehouden. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit gepleegd in een proefperiode, hij gebruikte alcohol en hij heeft zich meerdere malen onttrokken aan zijn verblijf in de [naam] . Daarbij kan de verdachte vanuit zijn stoornissen tot sterk ontwijkend en daarnaast tot manipulatief gedrag komen. Deze constellatie maakt dat een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde niet haalbaar is volgens de deskundigen. Ditzelfde geldt voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De kans is zeer groot dat de verdachte de voorwaarden zal overtreden waardoor er conversie naar een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging nodig wordt, aldus de deskundigen. Een dergelijke omzetting zou een zeer sterk negatief effect hebben op de behandeling. De verdachte zal dan immers naar een andere kliniek moeten gaan waardoor het aspect van het opbouwen van een vertrouwensrelatie ernstig bemoeilijkt en vertraagd zal worden.
Gevangenisstraf
De rechtbank acht gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht. Bij deze duur is ook rekening gehouden met wat hierna volgt over de maatregelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
Volgens de deskundigen is een langdurige, intensieve, klinische behandeling aangewezen om het recidivegevaar te beperken. De deskundigen hebben diverse kaders waarbinnen de verdachte zou kunnen worden behandeld de revue laten passeren. De deskundigen hebben gemotiveerd geconcludeerd waarom het opleggen van bijzondere voorwaarden dan wel het opleggen van terbeschikkingstelling met voorwaarden geen passende maatregelen zijn om aan de verdachte op te leggen en de tbs-maatregel met dwangverpleging daarom de enige mogelijkheid is om de verdachte succesvol te kunnen behandelen en het als hoog ingeschatte recidiverisico te verlagen.
De rechtbank stelt vast dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en dit feit onder invloed van deze stoornis is gepleegd. Voorts betreft het bewezen verklaarde feit een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Aan deze vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel is dan ook voldaan.
Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium.
De rechtbank overweegt dat de deskundigen die het NIFP rapport over de verdachte hebben opgesteld, de kans op recidive van gewelddadig gedrag als hoog hebben ingeschat. De rechtbank stelt vast dat het voorgaande wordt onderbouwd door het gegeven dat de verdachte het onderhavige strafbare feit gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft gepleegd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het gevaarscriterium.
De rechtbank beschikt, zoals reeds hiervoor is aangehaald, over een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Ook aan deze voorwaarde om tot oplegging van een tbs maatregel te komen is daarom voldaan.
De rechtbank legt gelet op het voorgaande, naast de gevangenisstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de verdachte op.
Niet gemaximeerd tbs-maatregel
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend strekkende tot betaling van een bedrag van € 4.258,10,-, bestaande uit € 1.258,10 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering tot vergoeding van materiële schade nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schadevordering dient volgens de raadsman gematigd te worden tot een bedrag van € 1.900,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Hoewel de rechtbank het aannemelijk acht dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg kan zijn van het bewezenverklaarde feit, is de rechtbank met de raadsman van de verdachte van oordeel dat deze schade thans onvoldoende is onderbouwd. Zo wordt een kilometervergoeding voor het rijden van- en naar de fysiotherapeut gevorderd, maar een onderbouwing van de gestelde afspraken bij de fysiotherapeut en een onderbouwing van de gestelde gereden kilometers is niet bij de vordering gevoegd. Voorts worden de kosten van het afvoeren van het bed en de aanschaf van een nieuw bed opgevoerd, maar wordt niet onderbouwd waarom het gehele bed - en bijvoorbeeld niet slechts het beddengoed en de matrassen - vervangen diende te worden. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot materiële schadevergoeding dan ook niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel opgelopen. Dit geeft haar reeds daarom op de voet van art. 6:106 lid 1,onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit blijvend letsel aan haar hand overgehouden, alsmede ontsierende littekens op haar lichaam, waarvan een deel van de littekens zich op een voor een ieder zichtbare plek bevinden. Voorts heeft de benadeelde partij ten tijde van het strafbare feit zeer angstige momenten doorgemaakt en heeft zij thans nog steeds last van angsten. Gelet op het vorenstaande en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de gevorderde vergoeding voor immateriële schade worden toegewezen, te weten € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen
Proceskosten
De verdachte wordt ook in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden op de voet van het liquidatietarief voor kantonzaken begroot op € 436,00 (2 punten á € 218,00).

8.Het beslag

Bij de verdachte zijn messen in beslag genomen. Het onderhavige strafbare feit is met een mes gepleegd. Onduidelijk is gebleven welk mes de verdachte hiervoor heeft gebruikt. Nu de verdachte het feit heeft gepleegd met een mes, de verdachte gezien al hetgeen over hem gerapporteerd is, een gevaarlijk persoon is en het aannemelijk is dat de verdachte het feit met een van de inbeslaggenomen messen heeft begaan, onttrekt de rechtbank alle bij de verdachte in beslag genomen messen aan het verkeer.
De overige voorwerpen, te weten een schaar, een vork en een laken, kunnen aan de rechthebbende [slachtoffer] worden teruggegeven.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk vonnis van 17 oktober 2018 met parketnummer 10.660317.18 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam de verdachte veroordeeld tot, voor zover relevant, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van het genoemde voorwaardelijke strafdeel en heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet ten uitvoer dient te worden gelegd nu behandeling van de verdachte voorop staat. Toewijzing van de vordering heeft tot gevolg dat het nog langer zal duren voordat de verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank is niet gebleken van het bestaan van bijzondere omstandigheden, die aan een bevel tot de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in de weg staan. Het dient voor de verdachte duidelijk te zijn dat bij het niet naleven van aan hem opgelegde voorwaarde, een aan hem voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer zal worden gelegd. Het zou aan deze duidelijkheid afdoen als de rechtbank thans niet over zou gaan tot het gelasten van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank zal dan ook de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 287 Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Tbs-maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde

Benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan
  • voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
Proceskosten
- veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 436,00, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;

Beslag

-
onttrekt aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen:
3 STK Mes;
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer] :
  • 1 STK Schaar;
  • 1 STK Vork;
  • 1 STK Laken,
De vordering tot tenuitvoerlegging
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam van 17 oktober 2018, gewezen onder parketnummer 10.660317.18, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2022.
Buiten staat
Mr. C.J.M. Brands is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 27 september 2021 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of de nek en/of het gelaat en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2021 in de gemeente Heerlen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvend (pees)letsel aan de linkerarm en/of meerdere steek- en/of snijwonden en/of (een) litteken(s) (in de hals en/of het gelaat), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of de arm en/of de nek en/of het gelaat en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2021 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of de arm en/of de nek en/of het gelaat en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de districtsrecherche Parkstad-Limburg, documentcode: LB2R021093, BHH-nummer: 2021152065 gesloten d.d. 29 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 227.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 29 september 2021, p. 25-27.
3.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Zuid Limburg incl. foto’s d.d. 5 oktober 2021, p. 130-143 van de doornummering
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2021, p. 17 van de doornummering.
5.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 november 2022.
6.Verslag van het auditief geregistreerd verhoor, behorende bij het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 september 2021, p. 208-210 van de doornummering.