ECLI:NL:RBLIM:2022:9977

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
03.241173.21 01.276105.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen voor medeplegen van mishandeling en openlijke geweldpleging in Weert

Op 12 december 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 mei 2021 in Weert betrokken was bij een mishandeling en openlijke geweldpleging. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.G.J.E. Lut, werd beschuldigd van het medeplegen van mishandeling en openlijk geweld tegen een slachtoffer. Tijdens de zitting op 28 november 2022 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het bestanddeel voorbedachten rade en betwistte de vaststelling van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel en sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde. Wel werd bewezen dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft mishandeld en openlijk geweld heeft gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en het lage recidiverisico. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet was onderbouwd. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf omgezet in een taakstraf van 60 uren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.241173.21, 01.276105.20 (vordering tenuitvoerlegging)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.G.J.E. Lut, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 november 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De - gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 29 mei 2021 samen met (een) ander(en) [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel samen met (een) ander(en) opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2:op 29 mei 2021 in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard. Ten aanzien van feit 1 primair dient de verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel voorbedachten rade, nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van kalm beraad en rustig overleg. Het zwaar lichamelijk letsel kan worden aangenomen op basis van de medische informatie (pagina 227 van het proces-verbaal) en het feit dat aangever nog steeds lichamelijke klachten heeft als gevolg van de mishandeling op 29 mei 2021.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel voorbedachten rade en dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verklaring van aangever omtrent het letsel en de medische informatie in het dossier zijn onvoldoende voor die vaststelling.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (medeplegen van mishandeling) en feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang. Ter onderbouwing van het zwaar lichamelijk letsel bevat het dossier enkel de medische informatie naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek van [slachtoffer] op 29 mei 2021 (pagina 227). Hieruit blijkt dat er letsel is en dat de genezingsduur op 6 tot 8 weken wordt geschat. Niet is gebleken dat operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden of noodzakelijk is geacht. Evenmin is gebleken van blijvend letsel of van langdurig herstel. Nu verdere medische informatie ontbreekt, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het genoemde letsel, al dan niet samengenomen - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - onvoldoende is om enkel op basis daarvan te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft mede in aanmerking genomen dat aangever thans nog niet is hersteld. De rechtbank overweegt dat aangever ter terechtzitting weliswaar heeft medegedeeld dat hij thans nog niet volledig aan het arbeidsproces kan deelnemen doch de reden daarvan noch de aard en ernst van de resterende klachten is - eventueel met stukken van een terzake deskundige - onderbouwd.
De rechtbank zal de verdachte derhalve van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 1 subsidiair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van kalm beraad en rustig overleg en dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het bestanddeel voorbedachten rade. Daarnaast kan zwaar lichamelijk letsel, overeenkomstig het hiervoor overwogene, bij feit 1 subsidiair ook niet bewezen worden verklaard en dient daarvan eveneens vrijspraak te volgen.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte jegens [slachtoffer] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd (feit 2).
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2
Verbalisant [naam 1] relateert [2] op 15 juni 2021 als volgt:
[…] Ik zag dat de camerabeelden gericht stonden op het voetpad tussen [straat 1] en [straat 2] te Weert. […] Ik zag dat de datum van de beelden 29-5-2021 betrof. Ik zag dat de beelden waren opgenomen tussen 18.30 uur en 19.30 uur. […] Op afbeelding 1 zag ik dat het slachtoffer per motorfiets het fietspad komt opgereden vanaf het [straat 2] . […] Ik zag op afbeelding 2 dat er tegelijkertijd een manspersoon vanuit het [straat 2] in de richting van het slachtoffer komt lopen. Hierna verder genoemd als man 1. […] Op afbeelding 3 zag ik dat man 1 stopte bij het slachtoffer. […] Op afbeelding 6 zag ik dat er een donkergekleurd voertuig het voetpad kwam oprijden vanaf [straat 1] . […] Ik zag dat het voertuig een aantal meter stopte voor het slachtoffer en man 1. Ik zag dat het tijdstip 19:17:52 uur betrof. Ik zag op afbeelding 7 dat er 5 personen uit het genoemde voertuig stapten. […] Alle personen worden hierna verder benoemd als persoon 2 tot en met 6. […] Op afbeelding 8 zag ik […] dat de personen 2, 3 en 5 in de richting van het slachtoffer liepen. […] Op afbeelding 9 zag ik dat persoon 5 een zogenaamde boerenslag met zijn rechtervuist gaf op het gezicht van het slachtoffer. Ik zag dat het hoofd van het slachtoffer naar links draaide. […] Op afbeelding 12 zag ik dat persoon 3 twee maal met links inslaat op het slachtoffer. Hierbij zag ik dat hij een springende beweging maakte. […] Op afbeelding 13 zag ik dat persoon 1 om het slachtoffer heen rende en […] het slachtoffer van achteren sloeg. […] Ik zag dat persoon 5 het slachtoffer met beide handen ter hoogte van zijn nek vastpakte. Ik zag dat persoon 3 gelet op de manier van zijn beweging aan zekerheid grenzende waarschijnlijk kan worden gesteld dat hij een zogenaamd knietje geeft in het slachtoffer. […] Op afbeelding 16 zag ik dat persoon 5 en het slachtoffer naar de grond toe vielen. Ik zag dat persoon 6 in de richting van het slachtoffer liep. Op afbeelding 6 zag ik dat persoon 6 een maaiende beweging maakte met haar armen in de richting van het slachtoffer. Op afbeelding 18 zag ik dat persoon 6 zes maal met haar rechterbeen schopte op en tegen het lichaam van het slachtoffer. […] Op afbeelding 20 zag ik dat de personen 1 en 3 tegen de helm van het slachtoffer aan schopten. […] Ik zag dat persoon 1 negen maal met zijn rechtervoet tegen de helm van het slachtoffer aan schopte. […] Op afbeelding 22 zag ik dat persoon 3 met zijn linkerbeen tegen het lichaam van het slachtoffer aan schopte. […] Op afbeelding 25 zag ik dat persoon 6 met haar rechtervoet stampt op het lichaam van het slachtoffer. Op afbeelding 26 zag ik dat het slachtoffer en persoon 5 rolden over de grond. […] Op afbeelding 28 zag ik dat persoon 6 vier maal met haar rechterhand sloeg op het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat persoon 2 in de richting van het slachtoffer toe rende. […] Ik zag op afbeelding 30 dat persoon 2 vier maal met zijn rechterbeen stampte op het lichaam van het slachtoffer. […] Ik zag dat persoon 5 los kwam van de worsteling op de grond samen met het slachtoffer. Ik zag dat persoon 3 het slachtoffer vast hield. Ik zag dat het slachtoffer persoon 5 van zich af duwde. […] Ik zag dat persoon 3 het slachtoffer nog steeds vasthield. Ik zag dat het slachtoffer zich losmaakte van persoon 3. Ik zag dat het slachtoffer zijn helm vasthield in zijn linkerhand. Op afbeelding 32 zag ik dat het slachtoffer achteruit liep in de richting van de witte muur. Ik zag dat de personen 5, 3 en 6 in de richting bleven lopen van het slachtoffer. Ik zag op afbeelding 33 dat persoon 5 met zijn rechterhand in het gezicht van het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het slachtoffer achteruit bleef lopen in de richting van de bruine muur. Op afbeelding 34 zag ik dat de personen 5 en 3 steeds inliepen in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat persoon 5 met zijn linkerhand in het gezicht sloeg van het slachtoffer. Ik zag dat persoon 3 een schoppende beweging maakte in de richting van het slachtoffer. Ik zag op afbeelding 35 dat het slachtoffer met zijn linkerhand een slaande beweging maakte in de richting van persoon 5. Ik zag dat persoon 3 een schoppende beweging maakte in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat persoon 5 een vuistslag maakte in het gezicht van het slachtoffer. […] Het slachtoffer bleef zich achteruit bewegen en maakt een soort rondje over het gehele beeld. De personen 3 en 5 liepen nog steeds op het slachtoffer in. Ik zag dat persoon 5 meerdere keren zijn beide vuisten omhoog hield ter hoogte van zijn gezicht. Ik zag op afbeelding 36 dat persoon 5 twee maal […] sloeg met zijn linkerhand in het gezicht van het slachtoffer. Ik zag dat het hoofd van het slachtoffer naar achteren ging. Ik zag dat persoon 3 op de linkerarm van het slachtoffer sloeg. […] Op afbeelding 37 zag ik dat persoon 3 met zijn rechterarm tegen de achterzijde van het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het slachtoffer met zijn hoofd naar beneden dook. Op afbeelding 38 zag ik dat het slachtoffer zich nog steeds naar achteren bewoog. Ik zag dat persoon 5 hem bleef volgen. Ik zag dat het slachtoffer en de personen 3, 5 en later 6 achter een oplegger liepen die geparkeerd stond op de parkeerplaats. Ik zag dat het tijdstip 19:20:20 uur betrof. Ik zag genoemde personen niet meer in beeld. Op afbeelding 39 zag ik de personen 3,5 en 6 weer in beeld komen vanachter de oplegger. Ik zag dat het tijdstip 19:21:18 uur betrof. […] Ik zag dat genoemde personen allen wegliepen van het slachtoffer. […] Ik zag dat persoon 3 als bijrijder instapte. Ik zag dat 2 als bestuurder instapte. Ik zag dat persoon 5 plaats nam in het voertuig achter de bestuurder. Ik zag dat persoon 6 instapte achter de bestuurder. Ik zag dat het voertuig wegreed in de richting van [straat 1] . Ik zag dat het tijdstip 19:21:46 uur betrof. […]
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
Ik ben op 29 mei 2021 in Weert samen met andere personen betrokken geweest bij de mishandeling van [slachtoffer] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 subsidiair
op 29 mei 2021 in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm en/of lichaam te slaan en
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm te schoppen, terwijl hij op de grond lag en
- meermalen tegen zijn lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag;
feit 2
op 29 mei 2021 in de gemeente Weert openlijk, te weten op of aan de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm en/of lichaam te slaan en
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm te schoppen, terwijl hij op de grond lag en
- meermalen tegen zijn lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair en feit 2
de eendaadse samenloop van
medeplegen van mishandeling
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan
9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dient een proeftijd van 2 jaren verbonden te worden, met daaraan gekoppeld een contactverbod met [slachtoffer] . Daarnaast acht de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het feit van 29 mei 2021 het directe gevolg is geweest van de evident aanvallende attitude van de aangever, die dagen duurde en zelfs door een aanhouding door de politie niet gestaakt werd. De verdachte heeft naar aanleiding van de feiten zelf ook letsel opgelopen en is zijn baan kwijtgeraakt. Bovendien zijn er in de periode tot aan de zitting door de aangever berichten op social media geplaatst die door de verdachte als bedreigend ervaren worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Uit het dossier komt de volgende aanleiding voor de bewezenverklaarde feiten naar voren.
Op 28 mei 2021 omstreeks 19.00 uur vindt er een aanrijding plaats tussen (de auto van) [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) en een scooter waarop twee jongens zitten. De jongens gaan er na de aanrijding vandoor zonder achterlating van hun gegevens. Na eigen onderzoek komt het slachtoffer onder andere uit op de naam van [naam 2] , het neefje van de verdachte. Het slachtoffer gaat verhaal halen op het thuisadres van [naam 2] , waar er een conflict ontstaat tussen het slachtoffer en de moeder van [naam 2] (de zus van de verdachte) en de stiefbroer van [naam 2] . Daarbij zou het slachtoffer hen met zijn helm mishandeld hebben. Na aanhouding en vrijlating door de politie gaat het slachtoffer op 29 mei 2021 wederom actief op zoek naar [naam 2] . Hij vindt hem in Weert en spreekt hem aan. Ondertussen belt [naam 2] zijn oom, de verdachte. Deze komt vervolgens met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een vijfde persoon naar hem toe. Daarna vinden de bewezen verklaarde mishandeling en openlijke geweldpleging plaats.
Door de verdachte is verklaard dat zij ter plaatse kwamen omdat zij op 29 mei 2021 het neefje van de verdachte bij het slachtoffer weg wilden halen, gelet op de eerdere mishandeling die op 28 mei 2021 zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank begrijpt de situatie aldus dat de verdachten de intentie hadden het neefje te beschermen en hem daarom daar weg wilde halen. Echter de verdachten hadden het daar ook bij moeten laten of de politie moeten inschakelen. Er was geen enkele noodzaak om het slachtoffer vervolgens gezamenlijk op een dergelijke forse wijze te mishandelen. De verdachten hebben het slachtoffer vele malen tegen zijn hele lichaam geslagen en geschopt, met letsel als gevolg. De rechtbank acht de verdachten er volledig verantwoordelijk voor dat hun aanvankelijke bedoeling ontaardde in een gewelddadige afrekening.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 1 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar geen soortgelijke. Voorts heeft de rechtbank ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 november 2022, waaruit blijkt dat er sprake is van een laag recidiverisico en dat het inzetten van interventies niet geïndiceerd is. Verder blijkt dat de verdachte naar aanleiding van de bewezenverklaarde feiten zijn baan is verloren.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf aan de verdachte opleggen. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend. Daarop zal de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering worden gebracht. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Bij de bepaling van de hoogte van de taakstraf heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de rol die de verdachte bij de feiten heeft gespeeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding een contactverbod op te leggen, omdat er geen signalen zijn die er op duiden dat de verdachte in de periode tussen aangifte en nu, zijnde anderhalf jaar, enig contact met het slachtoffer heeft gezocht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 20.735,00 terzake van de feiten 1 en 2.
Ter terechtzitting heeft mr. F.W. Amendt namens de benadeelde partij aangegeven de vordering enkel te handhaven voor de volgende posten:
kleding € 270,00
telefoon € 150,00
tuinman € 320,00.
7.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering niet is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde posten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze niet zijn onderbouwd en ter terechtzitting geen nadere toelichting werd bekomen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant d.d. 22 maart 2021 (parketnummer 01.276105.20) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 april 2021.
De verdachte heeft zich binnen voornoemde proeftijd schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en heeft daarmee de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat het gaat om andersoortige feiten zal de rechtbank weliswaar de tenuitvoerlegging gelasten, maar de gevangenisstraf omzetten in een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
1 primairten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij,
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging 01.276105.20
  • gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, een taakstraf voor de duur van 60 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast van 14 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter,
mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2022.
Buiten staat
Mr. J. van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging - ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 mei 2021 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben en/of vocht achter de long en/of een longkneuzing en/of twee gebroken ruggenwervels en/of een bloeduitstorting in de heupspier/diepe rugspier heeft toegebracht door
- meermalen tegen het gezicht en/of hoofd en/of de helm en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- die [slachtoffer] op de grond te laten vallen en/of
- meermalen tegen het gezicht en/of hoofd en/of de helm van die [slachtoffer] te schoppen, terwijl hij op de grond lag en/of
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag;
(art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2021 in de gemeente Weert, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld, door
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm en/of lichaam te slaan en/of
- hem op de grond te laten vallen en/of
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm te schoppen, terwijl hij op de grond lag en/of
- meermalen tegen zijn lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben en/of vocht achter de long en/of een longkneuzing en/of twee gebroken ruggenwervels en/of een bloeduitstorting in de heupspier/diepe rugspier ten gevolge heeft gehad;
(art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 mei 2021 in de gemeente Weert openlijk, te weten op of aan de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door
- meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm en/of lichaam te slaan en/of
- hem op de grond te laten vallen en/of
- ( vervolgens) meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of helm te schoppen, terwijl hij op de grond lag en/of
- meermalen tegen zijn lichaam te slaan en/of te schoppen, terwijl hij op de grond lag;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R021056-47, gesloten d.d. 26 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 417.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2021, pagina’s 232 tot en met 236.