ECLI:NL:RBLIM:2022:9974

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
03.164788.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en veroordeling voor poging tot zware mishandeling met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde zware mishandeling, omdat het letsel van het slachtoffer, behoudens neusfracturen, niet medisch werd ondersteund. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat wel was vastgesteld, niet voldeed aan de criteria voor zwaar lichamelijk letsel, aangezien er onvoldoende bewijs was dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat het letsel leidde tot langdurig herstel.

De rechtbank heeft echter wel de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte had het slachtoffer met een volle glazen wijnfles met kracht tegen het hoofd en gezicht geslagen, nadat het slachtoffer hen op straat vroeg wat er aan de hand was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar schuldbewuste houding, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. In plaats daarvan werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.

Daarnaast werd een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 toegewezen aan het slachtoffer, terwijl de vordering voor materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om het bedrag van € 4.000,00 aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, met wettelijke rente vanaf 2 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/164788-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2022. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
primair: een ander zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair: heeft geprobeerd die ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: die ander heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde (zware mishandeling). In het bijzonder heeft zij aangevoerd dat de verdachte door met een volle, nog gesloten fles wijn tegen het hoofd en gezicht van het slachtoffer te slaan op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het letsel van het slachtoffer op basis van het dossier te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde (zware mishandeling) bepleit nu het letsel van het slachtoffer volgens de raadsman niet aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. Het subsidiaire feit (poging tot zware mishandeling) kan worden bewezenverklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Primair:Op basis van het strafdossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte met kracht een volle wijnfles tegen het hoofd en het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen.
De vraag waar de rechtbank zich over moet buigen, is of het letsel van aangever kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel zoals primair tenlastegelegd.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig aan te duiden. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang dat wordt gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Op grond van het strafdossier is komen vast te staan dat het slachtoffer als gevolg van het door de verdachte op hem uitgeoefende geweld verwondingen aan zijn gezicht heeft opgelopen. De rechtbank overweegt dat het slachtoffer bij de politie over deze verwondingen heeft verklaard, maar dat het tenlastegelegde letsel, behoudens de neusfracturen, geen medische ondersteuning vindt in het procesdossier. Het letsel dat wel (medisch) wordt ondersteund door het strafdossier – neusfracturen en een evidente lichte hersenschudding – kan volgens de rechtbank, evenmin in samenhang bezien, niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel nu onvoldoende is gebleken dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat het letsel gepaard ging met langdurig herstel.
De rechtbank acht derhalve onvoldoende bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring van het primaire feit. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Subsidiair:
Wel acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Omdat door of namens de verdachte geen vrijspraak is bepleit of een kwalificatieverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsmiddelen:
- De aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- Het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven [3] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens zitting van 28 november 2022.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
subsidiair
op 2 juli 2022 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht een volle wijnfles tegen het hoofd en gezicht van die [slachtoffer] kapot heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis in het bijzonder rekening gehouden met de proceshouding van de verdachte, haar persoonlijke omstandigheden en het blanco strafblad.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naast de bepleite vrijspraak voor het primaire feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte haar leven goed op de rit heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot een leven vol zorgen. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht om de verdachte te veroordelen tot een forse taakstraf met daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk is aan de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman verzoekt om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te koppelen zoals opgenomen in het rapport van Mijnreclassering.nl, te weten reclasseringstoezicht en de gedragsinterventie ‘Alcohol en Geweld’.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een volle glazen wijnfles met kracht tegen het hoofd en gezicht te slaan. Het slachtoffer hoorde op de bewuste avond twee personen met verheven stemmen spreken en het geluid van een fiets die tegen een gevel werd gegooid. Toen hij naar buiten liep en de personen vroeg wat er aan de hand was, vertoonden de verdachte en haar partner - sterk onder invloed van alcohol – disproportioneel agressief en explosief gedrag. Na wat duw- en trekwerk, sloeg de verdachte het slachtoffer uit het niets met de wijnfles tegen zijn hoofd. De verdachte heeft door dit zinloze geweld een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van het slachtoffer. Uit de vordering van de benadeelde partij en de slachtofferverklaring ter zitting is gebleken dat het handelen van de verdachte voor het slachtoffer – zowel lichamelijk als psychisch zeer ingrijpend is geweest
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op het LOVS-oriëntatiepunt voor zware mishandeling met een wapen (niet zijnde een vuurwapen), nu de volle fles wijn door de verdachte als wapen is gebruikt. Voor een voltooid delict geldt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. In de zaak van de verdachte betreft het een poging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat zij nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, en op het reclasseringsadvies van 4 juli 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte op geen enkel leefgebied problemen heeft, waardoor de reclassering geen noodzaak ziet voor interventies of toezicht. Daarnaast de schuldbewuste houding van de verdachte in aanmerking nemende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet de passende strafmodaliteit. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf hier aangewezen zijn. De rechtbank zal de duur van de taakstraf echter matigen, nu zij anders dan door de officier van justitie geëist , de verdachte vrijspreekt van het primaire feit en het subsidiaire feit bewezen acht. De voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank wel op zoals geëist om de ernst van het feit te benadrukken, maar vooral om te voorkomen dat de verdachte opnieuw dergelijk zinloos geweld zal vertonen.
Naar aanleiding van het verzoek van de raadsman om bij oplegging van een voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te koppelen, oordeelt de rechtbank dat zij geen indicaties ziet voor reclasseringstoezicht. De rapportage van Mijnreclassering.nl van 28 oktober 2022 maakt dit oordeel – afgezien van het ontbreken van een wettelijke grondslag hiertoe – niet anders. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat de verdachte in een vrijwillig kader hulp zoekt voor het door haar vertoonde gedrag in combinatie met het alcoholgebruik.
De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
De vordering strekt tot vergoeding van € 4.000,00, bestaande uit immateriële schade. De benadeelde partij heeft tevens verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om een bedrag van € 115,00 aan materiële schade, voor een stoeptegel met het symbool van een lieveheersbeestje tegen zinloos geweld.
Zowel de officier van justitie als de verdediging acht de vordering voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat zowel uit het dossier als uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht. Het gevorderde en niet bestreden bedrag voor immateriële schade van € 4.000,- acht de rechtbank billijk en zal zij toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente te rekenen vanaf 2 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening.
Materiële schade
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 115,00 aan materiële schade is de rechtbank van oordeel dat er geen verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade; de kosten komen er niet rechtstreeks uit voort. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien hiervan niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu er ook geen andere strafrechtelijke titel is om verdachte tot betaling van dit bedrag te verplichten.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafvordering opleggen. De rechtbank legt aldus aan de verdachte de verplichting op om, ten behoeve van de benadeelde partij, aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 2 juli 2022 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van 50 dagen.
Ten slotte zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten, door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Voorwaardelijke gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 4.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A.J.A.P. Merk en mr. M.J. Dijkhoff, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2022.
Buiten staat
mr. J. van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
zij, op of omstreeks 2 juli 2022 in de gemeente Weert aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- ( blijvend) oogletsel en/of blindheid, en/of
- een (deels) verbrijzelde oogkas, en/of
- een (of meer) neusfractu(u)r(en), en/of
- een zware hersenschudding,
in ieder geval zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door (met kracht) (met) een volle (wijn)fles, in ieder geval een zwaar en/of glazen voorwerp, op/tegen het hoofd en/of gezicht, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] (kapot) te slaan en/of te gooien;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
zij, op of omstreeks 2 juli 2022 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) (met) een volle (wijn)fles, in ieder geval een zwaar en/of glazen voorwerp, op/tegen het hoofd en/of gezicht, in ieder geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] (kapot) heeft geslagen en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 25 augustus 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 131.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , d.d. 2 juli 2022, p. 14-18;
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , d.d. 2 juli 2022, p. 86-96;