Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2022,
- de akte conform vonnis met de producties 19 tot en met 23 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
- het B3-formulier van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met een leesbare kopie van productie 20,
- de antwoordakte conform vonnis van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
2.De verdere beoordeling
in reconventie
- 2012 12 maanden x € 181,78
- 2013 tot en met februari 2018 62 maanden x € 200,51
maart 2018 1 maand x € 242,03
april 2018 tot en met februari 2019 11 maanden x € 233,56
maart 2019 1 maand x € 242,38
april 2019 tot en met juli 2020 16 maanden x € 233,91
4 mei 2022 nog bewijs opgedragen van de stelling dat hij in september 2012 een bedrag van € 2.500,00 contant aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft voldaan vanwege huurinkomsten. Ook heeft de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzocht zich er over uit te laten of hij vanwege die bewijsopdracht onderzoek door een deskundige noodzakelijk acht.
1 september 2021 aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
3.De beslissing
4 januari 2023voor akte uitlating partijen over de persoon van de deskundige (r.o. 2.29.), de vraagstelling van de deskundige (r.o. 2.30.), het vergelijkingsmateriaal (r.o. 2.31.), en de hoogte van de offerte van de beoogd deskundige (r.o. 2.32.),
4 januari 2023voor akte uitlating [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of hij nog beschikt over de originele kwitantie (r.o. 2.31.) en of hij tot bewijslevering wil overgaan gelet op de omvang van het voorschot (zie r.o. 2.33.),