ECLI:NL:RBLIM:2022:9931

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
11 december 2022
Zaaknummer
03/160880-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door schuld van bestuurder

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Heythuysen, waarbij een snorfietser om het leven kwam. De verdachte, geboren in 1962, reed met zijn personenauto een kruispunt over zonder voorrang te verlenen aan de van rechts komende snorfiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersongeval door schuld, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft het ongeval bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de politie, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de fatale aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn dementerende moeder en de psychische impact van het ongeval op hem. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/160880-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.M.M. Menting, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 12 november 2021 in Heythuysen als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] is overleden, dan wel dat hij verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat - vanwege de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden - de schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 van verdachte, dan wel het verwijt dat hem kan worden gemaakt, minimaal is. Volgens de raadsman kan het primair tenlastegelegde echter wel bewezen worden verklaard, gelet op de jurisprudentie, maar dient bij de strafmaat rekening te worden gehouden met die omstandigheden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersongeval door schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie en ter terechtzitting van 25 november 2022; [2]
- het proces-verbaal van Aanrijding misdrijf; [3]
- het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse; [4]
- het aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse; [5]
- het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] . [6]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 12 november 2021 te Heythuysen, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Aan de Bergen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, het kruispunt gevormd door voornoemde weg Aan de Bergen en de weg Aan het Broek is opgereden, terwijl voor voornoemd kruispunt, ter waarschuwing voor de nadering van een gevaarlijk kruispunt, een bord J8 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en -verkeerstekens 1990 was geplaatst, met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur is blijven rijden en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van zijn, verdachtes, motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en dat kruispunt kon overzien en waarover deze vrij waren en met die snelheid, dat kruispunt is op- en overgereden, waarbij hij, verdachte in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een voor verdachte van rechts komende en dicht genaderde bestuurder van een snorfiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , en een botsing althans aanrijding is ontstaan met/tegen de bestuurder van die snorfiets, althans die snorfiets.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in de weergave van de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, nu de schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 van verdachte van geringe omvang is geweest en de psychische gevolgen van het ongeval voor verdachte groot zijn geweest. Subsidiair – indien de rechtbank wel van oordeel is dat een straf moet volgen – heeft de raadsman bepleit te volstaan met een geldboete van 500 euro. De raadsman heeft verzocht aan verdachte geen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen op te leggen, ook niet in voorwaardelijke zin.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 12 november 2021 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, door met zijn personenauto een kruispunt over te steken en hierbij geen voorrang te verlenen aan de bestuurder van een snorfiets die van rechts kwam. De bestuurder van de snorfiets raakte hierbij zodanig gewond dat hij overleed aan zijn verwondingen.
Ter plaatse was volgens het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie in die zin dat het zicht zowel naar links als rechtdoor niet belemmerd werd. Het zicht naar rechts was echter niet volkomen vrij, gelet op de opstallen langs de weg. Het kruispunt is voorzien van een waarschuwingsbord voor een gevaarlijk kruispunt. Het ongeval heeft bovendien plaatsgevonden op klaarlichte dag, in de middag en de snorfiets voerde ook verlichting. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nabij het kruispunt woont en dagelijks over het kruispunt rijdt. Hij is dus bekend met de verkeerssituatie op de kruising waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Ondanks dat verdachte verblind werd door de zon en terwijl hij gefocust was op het passeren van een tegemoetkomend busje, is verdachte zonder vaart te minderen, met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, het kruispunt overgestoken en heeft hij daarbij de snorfiets waaraan hij voorrang had moeten verlenen geraakt.
Bovenstaand verkeersgedrag, te weten het zich onvoldoende bewust zijn van verkeer in zijn directe omgeving, zijn snelheid onvoldoende aanpassen en daardoor geen voorrang verlenen, kan naar het oordeel van de rechtbank als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend worden aangemerkt. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Het handelen van verdachte heeft onherstelbaar leed veroorzaakt. De rechtbank is – anders dan de raadsman – dan ook van oordeel dat aan verdachte een straf moet worden opgelegd en acht een geldboete niet passend. De rechtbank heeft zich bij de bepaling van de straf gerealiseerd dat geen enkele straf het verlies van een partner of vader teniet kan doen. Strafoplegging dient niet alleen te gebeuren met inachtneming van de in dit geval desastreuze gevolgen van de gemaakte verkeersfouten, maar moet ook worden afgezet tegen de ernst van de fout en de mate van schuld van verdachte.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten (LOVS) met betrekking tot artikel 6 WVW 1994 en bij vergelijkbare jurisprudentie. De rechtbank acht – net als de officier van justitie – de minst zware vorm van schuld bewezen en dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmaat. Voor bestraffing van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg, zonder dat er sprake is van alcoholgebruik, geldt in het geval van aanmerkelijke schuld als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van één jaar.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte nooit eerder door de strafrechter is veroordeeld, zodat er geen sprake is van recidive, in welk geval de straf hoger uit zou kunnen vallen.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wat de impact van het ongeval op hem is geweest. Hij is erg geschrokken en is psychisch getroffen door de gevolgen. Verdachte heeft meerdere malen contact opgenomen met de nabestaanden en hij heeft er blijk van gegeven begrip te hebben voor het immense leed dat het ongeval, dat ook door hem niet is gewild, voor de nabestaanden t teweeg heeft gebracht. De financiële schade van het ongeval is – zo geeft verdachte aan – inmiddels via de verzekering afgehandeld. In het reclasseringsadvies is eveneens omschreven dat verdachte geestelijk gevolgen van het ongeval heeft ervaren en dat hij EMDR-therapie heeft gevolgd om het ongeval te kunnen verwerken. Verdachte heeft de eerste maand na het ongeval geen auto gereden. Na een maand heeft hij zichzelf moeten dwingen om weer de weg op te gaan en is hij samen met een vriend steeds kleine stukjes gaan rijden. Verdachte heeft bovendien zijn auto ingeruild voor een nieuwe auto die is voorzien van ‘alle’ veiligheidsopties om de kans op een verkeersongeval in de toekomst zoveel mogelijk tot het minimum te kunnen beperken. De rechtbank zal op grond van vorenstaande feiten een lagere straf opleggen dan de oriëntatiepunten aangeven.
De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van een taakstraf van 240 uur zoals door de officier van justitie is geëist. Zij meent dat het opleggen van een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid recht doet aan zowel de ernst van de gedraging als aan de persoon van verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de zorg draagt voor zijn dementerende moeder en dat hij haar eens in de twee weken met de auto naar het ziekenhuis brengt. Voorts heeft de verdachte verklaard dat ook zijn vriendin voor haar vervoer afhankelijk van hem is, in die zin dat zij geen auto mag rijden, omdat zij last heeft van epileptische aanvallen. De rechtbank zal hiermee rekening houden en aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair tenlastegelegde tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
  • ontzegtaan de verdachte
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    1 jaar voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2022.
Buiten staat
Mr. L. Bastiaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Heythuysen, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Aan de Bergen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte,
het kruispunt gevormd door voornoemde weg Aan de Bergen en de weg Aan het Broek is opgereden,
terwijl voor voornoemd kruispunt, ter waarschuwing voor de nadering van een gevaarlijk kruispunt, een bord J8 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en -verkeerstekens 1990 was geplaatst,
met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur is blijven rijden en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van zijn, verdachtes, motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of dat kruispunt kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of met die snelheid, althans nagenoeg die snelheid, dat kruispunt is op- en/of overgereden, waarbij hij, verdachte in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een voor verdachte van rechts komende en dicht genaderde bestuurder van een snorfiets, zijnde voornoemde [slachtoffer] , en/of een botsing althans aanrijding is ontstaan met/tegen de bestuurder van die snorfiets, althans die snorfiets;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021178479, gesloten d.d. 31 maart 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 66.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 november 2021, p. 43-49.
3.Het proces-verbaal van Aanrijding misdrijf d.d. 31 maart 2022, p. 2-7.
4.Het proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 17 maart 2022, p. 8-29.
5.Het aanvullend proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 8 juli 2022.
6.Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek d.d. 22 november 2021, p. 30-32.