ECLI:NL:RBLIM:2022:9868

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
9730810 CV EXPL 22-1263
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van klachten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een vordering van de stichting Woonpunt tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde partij]. Woonpunt vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, onder andere op basis van klachten over overlast en het kweken van hennep. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de klachten van Woonpunt onvoldoende onderbouwd zijn. De tekortkomingen die Woonpunt aanvoert, zoals het veroorzaken van overlast en het kweken van hennep, zijn niet van zodanig gewicht dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, die lijdt aan het syndroom van Asperger, veel klachten heeft ingediend bij Woonpunt, maar dat een deel van deze klachten terecht was. Woonpunt heeft niet voldoende aangetoond dat de gedaagde partij zich niet als goed huurder heeft gedragen. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de psychische situatie van de gedaagde partij en de gevolgen van een eventuele ontbinding van de huurovereenkomst. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonpunt afgewezen en Woonpunt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9730810 CV EXPL 22-1263
Vonnis van de kantonrechter van 7 december 2022
in de zaak van:
de stichting STICHTING WOONPUNT
gevestigd te Maastricht
gemachtigde mr. M.P.H. van Wezel
eisende partij
tegen
[gedaagde partij]
wonend te [woonplaats]
gemachtigde mr. B.H.S. Brinkman
gedaagde partij.
Partijen worden Woonpunt en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • een brief van 15 juni 2022 met producties (inclusief een usb-stick)
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 juni 2021
  • de akte uitlating voortgang procedure van beide partijen
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] huurde tot begin 2016 een woning van Woonpunt aan de [adres 1] te [plaats 1] . Woonpunt heeft in 2013 een aantal klachten over [gedaagde partij] ontvangen over geluidsoverlast en het plaatsen van vuilniszakken op de galerij. [gedaagde partij] is bij brief van 5 februari 2014 hiervoor gewaarschuwd door Woonpunt.
2.2.
Woonpunt verhuurt met ingang van 16 maart 2016 een zelfstandige woonruimte met woonbegeleiding aan de [adres 2] te [plaats 2] aan [gedaagde partij] . Op deze huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte (hierna: de Huurvoorwaarden). In deze Huurvoorwaarden is onder meer opgenomen dat de huurder zich als goed huurder zal gedragen (artikel 7.3), geen overlast of hinder zal veroorzaken (artikel 7.4) en dat het de huurder niet is toegestaan in het gehuurde hennep te (doen) kweken, drogen of knippen (artikel 7.7).
2.3.
[gedaagde partij] heeft het syndroom van Asperger en wordt begeleid door [naam] , gespecialiseerd thuisbegeleider.
2.4.
[gedaagde partij] heeft sinds het begin van de huurovereenkomst veel klachten ingediend bij Woonpunt, onder meer over geluids- en stankoverlast. Op 8 september 2015 is door Woonpunt geconstateerd dat de achtertuinen van het complex een onverzorgde indruk maakten doordat er ‘van alles’ lag. In datzelfde jaar heeft [gedaagde partij] een meningsverschil met medebewoners gehad over afval, is [gedaagde partij] bedreigd en heeft hij een tijdje elders verbleven. In 2016 heeft [gedaagde partij] veelvuldig - en in onomwonden bewoordingen - geklaagd over vervuiling van de openbare ruimten van het complex.
2.5.
In een interne notitie van Woonpunt staat dat op 3 april 2017 een medewerker van Woonpunt heeft aangebeld bij de woning van [gedaagde partij] . [gedaagde partij] had toen hij de deur opende een knuppel in zijn hand die hij, ook na verzoek van de medewerker, weigerde weg te leggen. Bij brief van 10 april 2017 heeft [gedaagde partij] van Woonpunt een kantoor- en belverbod gekregen.
2.6.
In 2019 heeft [gedaagde partij] voornamelijk geklaagd over geluidsoverlast en vervuiling.
2.7.
Bij brief van 19 augustus 2020 heeft Woonpunt [gedaagde partij] meegedeeld dat Woonpunt uit nader onderzoek was gebleken dat de klachten van [gedaagde partij] over geluidsoverlast ongegrond waren en dat deze niet meer in behandeling worden genomen.
2.8.
Bij brief van 16 november 2020 heeft Woonpunt [gedaagde partij] een waarschuwing gegeven vanwege het gebruik van dwingende, bedreigende en agressieve taal in zijn e-mailberichten aan Woonpunt.
2.9.
Op 30 november 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Woonpunt, de moeder van [gedaagde partij] en zijn begeleider. Woonpunt heeft toen geopperd [gedaagde partij] aan te melden voor een traject voor zeer moeilijk plaatsbare huurders. Dit bleek in een volgend gesprek op
14 december 2020 geen optie te zijn.
2.10.
In 2021 heeft [gedaagde partij] veel geklaagd over diverse bewoners (huisnummers [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] , [huisnummer 4] , [huisnummer 5] ) over geluidsoverlast (hondengeblaf), rommel in de openbare ruimten en balkons (lege bierblikjes, lege plastic flesjes en andere vuilnis) en (daardoor) ongedierte in het complex en de woonruimte (kakkerlakken).
2.11.
In een interne notitie van Woonpunt van 1 juli 2021 staat dat [gedaagde partij] monteurs van Woonpunt op agressieve wijze te woord heeft gestaan en hun heeft beschuldigd van diefstal van zijn fiets.
2.12.
Bij brief van 28 september 2021 heeft Woonpunt aan [gedaagde partij] medegedeeld dat hij moet stoppen met het uiten van klachten, die volgens Woonpunt grotendeels of volledig onterecht zijn. Verder is [gedaagde partij] medegedeeld dat Woonpunt enkel nog klachten in behandeling neemt die door tussenkomst van een derde – een familielid of hulpverlener – zijn geuit.
2.13.
Bij brief van 3 november 2021 heeft Woonpunt aangekondigd de huurovereenkomst te beëindigen omdat Woonpunt bericht van de politie had ontvangen dat op 12 oktober 2021 een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen bestaande uit een kweektent, voorzien van een aan- en afzuiginstallatie, een ledlamp, brandblusser en vijf planten. Er werd daarnaast 11,9 gram netto henneptoppen aangetroffen.
2.14.
Op 4 november 2021 heeft Woonpunt een buurtonderzoek verricht. Uit het onderzoek komen verschillende klachten naar voren over [gedaagde partij] en [naam andere bewoner] , een andere bewoner van het complex.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert:
I. de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden;
II. [gedaagde partij] te veroordelen het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het
vonnis te ontruimen en te verlaten met al hetgeen zich vanwege [gedaagde partij] daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege [gedaagde partij] bevinden, en onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen, waarbij Woonpunt gemachtigd wordt de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde partij] met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie;
III. [gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten;
en deze veroordelingen voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] zich niet als goed huurder gedraagt door Woonpunt te bestoken met klachten die voor het merendeel onterecht zijn waarbij hij grove en beledigende taal gebruikt en zelfs sprake is geweest van bedreiging. [gedaagde partij] veroorzaakt ook overlast, zodanig dat omwonenden niet langer behoorlijke woongenot kunnen hebben. [gedaagde partij] heeft het gehuurde niet gebruikt overeenkomstig de bestemming door in het gehuurde een professionele hennepkwekerij te installeren en waardoor hij artikel 7.7 van de Huurvoorwaarden heeft overtreden. Dat slechts vijf planten zijn aangetroffen maakt niet dat geen sprake is van bedrijfsmatige teelt. [gedaagde partij] is daarmee ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst waardoor een ontbinding van de huurovereenkomst de enige oplossing is om een einde te maken aan de overlast.
3.3.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd. Dit verweer zal hieronder worden besproken.

4.De beoordeling

De ontbinding
4.1.
Artikel 6:265 bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de verhuurder ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte wil, kan dat in beginsel alleen door de rechter geschieden (artikel 7:231 BW)
De klachten van [gedaagde partij]
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde partij] veel klachten bij Woonpunt heeft ingediend. Uit de producties blijkt dat [gedaagde partij] zich daarbij met regelmaat bedient van beledigende en/of grove taal. Daar staat tegenover dat Woonpunt heel veel producties heeft overgelegd die bestaan uit de door [gedaagde partij] ingediende klachten, maar dat Woonpunt ten aanzien van verreweg de meeste van deze klachten niet duidelijk heeft gemaakt of en hoe Woonpunt daarop heeft gereageerd. Woonpunt heeft verder erkend dat (ook) [gedaagde partij] overlast ervaart en dat een deel van zijn klachten terecht zijn. Uit de stukken blijkt dat ook; een deel van de klachten van [gedaagde partij] , waaronder de klachten over stank, kakkerlakken, opslag op de parkeerplaats, balkons en in bergingen waren terecht (bijvoorbeeld in de melding van [gedaagde partij] van 12 oktober 2020 waarin hij meedeelt dat volgens de ongediertebestrijdingsdienst de oorzaak van de ongedierteoverlast lag in opgeslagen spullen in een kelder van een andere bewoner, en de email van Woonpunt van 9 november 2020 aan [gedaagde partij] waarin staat dat het achterstallig poetswerk opgepakt gaat worden en de overlast in het complex zou worden aangepakt). Ook staat vast dat in elk geval één andere bewoner voor overlast zorgde in het complex – wat blijkt uit de klachten die naar voren komen uit het buurtonderzoek – en dat Woonpunt ten aanzien van deze bewoner – [naam andere bewoner] , die uiteindelijk zelf zijn huurovereenkomst heeft opgezegd – een vordering wilde instellen tot ontruiming. Daaruit volgt dat Woonpunt haar stelling dat de klachten van [gedaagde partij] veelal onterecht of sterk overdreven zijn, in die zin dat dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst in het leven roept, niet dan wel onvoldoende is gestaafd met bewijs. Het is immers niet de taak van de kantonrechter om uit de vele door Woonpunt overgelegde producties naar boven te halen welke klachten terecht waren en welke niet. De stelling dat het onmogelijk is voor Woonpunt aan te tonen dat klachten van [gedaagde partij] onterecht zijn en/of overdreven verwerpt de kantonrechter. Woonpunt kan en moet de klachten - binnen redelijke grenzen - immers onderzoeken en heeft dit bovendien ook gedaan in een aantal gevallen. Verder staat vast dat [gedaagde partij] lijdt aan (onder meer) het syndroom van Asperger en woonbegeleiding heeft. [gedaagde partij] lijdt dus aan psychische klachten die mogelijk ten dele verklarend, zij het niet geheel rechtvaardigend, zijn voor zijn gedrag. De kantonrechter ziet wel in dat hierin een oorzaak kan liggen waarom [gedaagde partij] zoveel overlast ervaart en waarom hij zoveel klachten indient, maar daarom is juist tussen [gedaagde partij] en Woonpunt afgesproken dat Woonpunt enkel klachten in behandeling neemt die door tussenkomst van een familielid of zijn begeleider zijn ingediend. Woonpunt kan [gedaagde partij] aan deze afspraak houden. Woonpunt heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat zij heeft gedaan om [gedaagde partij] aan deze afspraak te houden en/of uitgelegd waarom deze afspraak niet heeft gefunctioneerd. Ook was en is het mogelijk om klachten van dezelfde aard te beschouwen als één klacht en op basis daarvan - zo nodig - actie te ondernemen. De kantonrechter is gelet op dit alles van oordeel dat de door [gedaagde partij] ingediende klachten, indien deze al een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst zouden behelzen (wat vanwege de gebrekkige onderbouwing niet zonder zelf te gaan puzzelen vastgesteld kan worden), deze niet de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
Overlast door [gedaagde partij]
4.3.
Woonpunt wijst ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde partij] overlast veroorzaakt naar een incident in 2017 toen [gedaagde partij] een knuppel bij zich hield toen hij medewerkers van woonpunt te woord stond. [gedaagde partij] heeft daar tegenover gesteld dat hij de knuppel bij zich had omdat hij zich onveilig voelde en hij de knuppel in ‘rusthouding’ had gelegd op verzoek van de medewerker van Woonpunt. De kantonrechter stelt vast dat in een verslag van Woonpunt staat dat [gedaagde partij] de deur open deed met een knuppel in zijn handen. In het verslag staat echter ook dat [gedaagde partij] , hoewel hij de knuppel niet wilde wegleggen, de knuppel voor zijn voeten had geplaatst. Omdat [gedaagde partij] de knuppel niet wilde wegleggen, heeft de medewerker het gesprek beëindigd. Hoewel dit laatste [gedaagde partij] terecht wordt verweten, gaat het hier om een incident van inmiddels vijf jaar geleden, heeft Woonpunt naar aanleiding van dit incident maatregelen jegens [gedaagde partij] genomen en had [gedaagde partij] de knuppel bij zich omdat hij zich bedreigd voelde door bewoners. Hoewel [gedaagde partij] moeilijk bleef in de omgang hebben zich nadien niet soortgelijke incidenten voorgedaan. Deze tekortkoming kan geen – in ieder geval niet meer vijf jaar na dato – ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
4.4.
Woonpunt stelt verder dat uit het buurtonderzoek zou blijken dat [gedaagde partij] een van de hoofdfiguren is die overlast veroorzaakt.
4.5.
De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit er door Woonpunt met de haren bij is gesleept. In het dossier bevindt zich namelijk maar één klacht van een medebewoner tegen [gedaagde partij] , en de timing van het buurtonderzoek, de dag na aankondiging van de beëindiging van de huurovereenkomst, roept vraagtekens op (zie 2.13. en 2.14.). Bovendien heeft de kantonrechter die ene klacht, die dateert uit 2017, zelf heeft moeten opzoeken in de kluwen van documenten die Woonpunt zonder nadere toelichting aan de dagvaarding heeft gehecht, want Woonpunt maakt van deze klacht geen melding in haar dagvaarding. Het buurtonderzoek lijkt dus compleet uit de lucht te komen vallen. Vijf van de zeven meldingen zijn bovendien anoniem en twee van de zeven zijn niet tot [gedaagde partij] te herleiden. Blijkbaar legt Woonpunt enkel de twee niet-anonieme meldingen ten grondslag aan haar vordering, want dat zijn de enige twee die ze aanhaalt in de dagvaarding, met de conclusie: ‘
Zoals uit de meldingen volgt, is [gedaagde partij] volgens omwonenden toch een van de hoofdfiguren die overlast veroorzaakt en de leefbaarheid in het complex verstoort.’ Maar dit is niet het beeld wat volgt uit enkel die twee meldingen. Als de kantonrechter dan toch kijkt naar alle zeven meldingen, kan zij zich nog altijd geen beeld vormen van de aard en omvang van de door [gedaagde partij] veroorzaakte overlast.
4.5.1.
Zo spreekt de eerste melder erover dat sprake is van vervuiling binnen het complex en dat er vaker ruzie is, afkomstig van de bovenste verdiepingen. Dat [gedaagde partij] bij deze vervuiling en ruzie betrokken is blijkt niet, en wordt door Woonpunt ook niet gesteld.
4.5.2.
De tweede melder geeft aan dat hij
de laatste paar dagenveel ruzie mee krijgt van [gedaagde partij] en [naam andere bewoner] en dat hij veel gestamp afkomstig uit de woning hoort, maar wat is veel en hoe hard hoor je dit gestamp daadwerkelijk in de woning van deze melder? Hiervan blijkt niets. Woonpunt heeft de stelling van [gedaagde partij] dat hij juist een dubbele ondervloer heeft om mogelijke geluidsoverlast te voorkomen niet betwist. En vormt het gedurende
een aantal dagenmaken van ruzie, met een bewoner die aantoonbaar veel overlast veroorzaakte binnen het complex en die inmiddels uit het gehuurde is vertrokken, een voldoende basis voor ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde partij] ? Hierover stelt Woonpunt niets.
4.5.3.
De derde melder zegt dat hij in het verleden omging met [gedaagde partij] en twee andere huurders en sinds hij dit niet meer doet er problemen zijn ontstaan, maar wat voor problemen dan? En met wie? (Mede) met [gedaagde partij] ? Dit blijkt niet uit de melding en Woonpunt brengt hieromtrent ook niets naar voren.
4.5.4.
De vierde melder, de bewoner van nummer [huisnummer 5] , zegt dat [gedaagde partij] nieuwe bewoners tegen hem opzet waardoor ze uiteindelijk problemen met hem krijgen. Is het een vermoeden van die buurman of is het verifieerbaar waar, en wat houden die problemen dan in? Wederom stelt Woonpunt hieromtrent niets.
4.5.5.
De vijfde melder verklaart dat [gedaagde partij] al vaker problemen veroorzaakte waaronder vervuiling, vernieling en het lastig vallen van buren, en dat dit vele malen erger is geworden sinds [gedaagde partij] en [naam andere bewoner] elkaar hebben gevonden, maar details ontbreken, en [gedaagde partij] heeft in het verleden juist zelfs – terecht, zo blijkt na enig zoekwerk in de stukken – geklaagd over stank en overlast, wat het verwonderlijk maakt dat hij verantwoordelijk zou zijn voor het veroorzaken van vervuiling.
4.5.6.
De zesde melder verklaart dat [gedaagde partij] en [naam andere bewoner] het complex terroriseren; dat zij slopen, vervuilen, bedreigen en stelen en de zevende melder verklaart dat [gedaagde partij] het trappenhuis steeds met glad schoonmaakmiddel insmeert, eten van de galerij gooit, overal in het pand wiet rookt en stijf staat van de harddrugs.
4.6.
De kantonrechter kan niet in rechte vaststellen of deze verklaringen kloppen, want [gedaagde partij] heeft alle beschuldigingen, en dus ook deze laatste, gemotiveerd betwist en het blijkt niet dat Woonpunt zelf onderzoek heeft gedaan naar het waarheidsgehalte hiervan. [gedaagde partij] geeft bijvoorbeeld aan dat bij zijn hulpverlening, met wie hij dagelijks contact heeft, nagevraagd kan worden dat hij geen harddrugs gebruikt, maar nergens blijkt uit dat Woonpunt dit heeft gedaan, en uit de bestuurlijke rapportage die is opgemaakt naar aanleiding van de aangetroffen kweektent staat niets over aangetroffen harddrugs.
4.6.1.
Bij deze stand van zaken kan op grond van deze (grotendeels anonieme) meldingen niet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde partij] ontoelaatbare overlast heeft veroorzaakt. Overigens, voor het geval hij wel overlast heeft veroorzaakt, geldt dat [gedaagde partij] – buiten één brief in 2017 – nooit is aangesproken op overlast die hij zou veroorzaken in het gehuurde, zodat de vraag gesteld kan worden of ontbinding van de overeenkomst in dat geval gerechtvaardigd is. Tot bewijslevering van de aard en omvang van de overlast laat de kantonrechter Woonpunt niet toe, gelet op alle andere kanttekeningen die de kantonrechter bij dit dossier heeft. De drempel om Woonpunt in staat te stellen de overlast te bewijzen door het horen van getuigen wordt daarmee niet behaald.
De hennepkwekerij
4.7.
Vast staat dat het kweken van hennep in het gehuurde op grond van de Huurvoorwaarden niet is toegestaan (artikel 7.7 Huurvoorwaarden). De aangetroffen hennepkwekerij in de woning van [gedaagde partij] vormt dan ook een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt op dit moment niet dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daartoe is redengevend dat sprake was van een kwekerij van vijf planten voor medicinaal thuisgebruik. [gedaagde partij] heeft dit ook onderbouwd met een door zijn huisarts ondertekende Gebruikersverklaring Medicinale Cannabis. Verder heeft [gedaagde partij] uitgebreide schriftelijke toelichtingen van zijn huisarts en zijn thuisbegeleider overgelegd waarin is uitgelegd waarom het gebruik van cannabis een positieve invloed heeft op het psychisch welbevinden van [gedaagde partij] . Zo schrijft zijn huisarts onder meer: ‘
Zijn uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis kenmerkt zich vooral door de vergeefse pogingen van hulpverleners om hem middels psychosociale interventies of medicatie in een andere/betere geestestoestand te brengen (…) Het positieve effect met cannabis op zijn lijdensdruk wordt waargenomen door huidige begeleiding maar ook door mij als huisarts. Sedert 2014 heeft hij geen specialistische hulpverlening meer (nodig) gehad. Vanaf die tijd is [gedaagde partij][ktr: [gedaagde partij] ]
, zoals ik begrijp, toenemend cannabis gaan gebruiken (…).’ en zijn gespecialiseerd thuisbegeleider: ‘
Het zelf kweken van effectieve medicinale cannabis leidt gezien de aard van zijn aandoening, wel tot spanningsreductie terwijl met onvrijwillige medicamenteuze behandelingen bij [gedaagde partij] het tegendeel bereikt wordt. (…) Als hulpverlener was ik hier niet direct voorstander van, maar bij [gedaagde partij] merkte ik, dat hij na het roken een stuk rustiger is en een hulpverlenend gesprek mogelijk was. Ik kon op een gegeven moment zelfs merken wanneer zijn geld voor medicinale cannabis op was. (…) helaas is de medicinale cannabis uit de apotheek onvoldoende effectief en duurder dan de cannabis die op de reguliere markt (coffeeshops) en het zwarte circuit verkrijgbaar is (geeft hij aan). (…) Momenteel is het zo dat [gedaagde partij] onvoldoende financiële middelen heeft om een kweekkast te kopen teneinde zelf te voorzien in de voor hem werkzame soort medicinale cannabis. Dit resulteert in constante overprikkeling en constante suïcidale uitingen. De kans zit erin dat hij deze ook tot uitvoering gaat brengen omdat de hulpverlening die hij in deze periodes hard nodig heeft, amper contact met hem kan maken.’ De kantonrechter heeft, mede gelet op voorgaande medische informatie, niet de overtuiging dat het hier gaat om een kwekerij bestemd voor de handel. Daar zijn geen aanwijzingen voor. Ook is niet gebleken van drugs gerelateerde overlast. Tot slot is de hennepkwekerij verwijderd.
4.8.
De kantonrechter acht ook van belang dat de gevolgen voor [gedaagde partij] in geval van een ontbinding van de huurovereenkomst en het verlies van zijn woonruimte zeer ernstig zouden zijn, gelet op de beperkte psychische veerkracht van [gedaagde partij] .
4.9.
Dit alles doet echter niet af aan het feit dat de kweek van hennep in strijd is met de Huurvoorwaarden. Dit betekent dat, mocht [gedaagde partij] weer overgaan tot het kweken van hennep in zijn woning, ontbinding van de huurovereenkomst mogelijk wel gerechtvaardigd kan worden geacht.
Conclusie
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat Woonpunt niet heeft bewezen dat [gedaagde partij] zodanig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
Proceskosten
4.11.
Woonpunt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op:
- exploot € 125,03
- griffierecht € 128,-
- salaris gemachtigde
€ 374,-(2 keer het tarief van € 187,-)
totaal € 627,03

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van Woonpunt af
5.2.
veroordeelt Woonpunt tot betaling van de proceskosten van [gedaagde partij] tot de datum van dit vonnis begroot op € 627,03;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
BM