ECLI:NL:RBLIM:2022:9649

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/03/307090 / HA ZA 22-297
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot oproeping in vrijwaring in civiele zaak tussen VvE en Bouwbedrijven Jongen B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 30 november 2022 een vonnis in incident uitgesproken. De eiseres, de Vereniging van Eigenaren (VvE), heeft de Bouwbedrijven Jongen B.V. aangeklaagd wegens gebreken aan de galerijplaten van een appartementencomplex dat door Jongen is gebouwd. De VvE vordert herstel van deze gebreken, waarbij zij stelt dat de galerijplaten niet voldoen aan de vereiste stroefheidsnormen. Jongen heeft in het incident verzocht om Granito Betonindustrie Ittervoort B.V. in vrijwaring te mogen dagvaarden, omdat zij prefab betonelementen van Granito heeft afgenomen voor de aanleg van de galerijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijkheid is dat er een rechtsverhouding bestaat tussen Jongen en Granito, waardoor Jongen recht heeft op vrijwaring. De rechtbank heeft de vordering van Jongen tot oproeping in vrijwaring toegewezen, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord op 11 januari 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/307090 / HA ZA 22-297
Vonnis in incident van 30 november 2022 in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam VvE],
gevestigd te Herten, gemeente Roermond,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.W. Janssen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJVEN JONGEN B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig.
Partijen zullen hierna de VvE en Jongen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 27;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met productie 1;
  • de conclusie van antwoord in het incident met productie 28.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De relevante feiten in het incident

2.1.
Jongen is een bouwbedrijf. In Roermond heeft Jongen het project [naam project] gerealiseerd, zijnde een complex van koopappartementen. In maart 2020 is het complex ten behoeve van de individuele eigenaars opgeleverd. De algemene delen van het complex zijn opgeleverd aan de VvE.
2.2.
De VvE heeft Jongen bij en na de oplevering gewezen op gebreken. Tot op heden zijn de gebreken niet hersteld.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Volgens de VvE is Jongen toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die krachtens de aannemings-overeenkomst en de garantiebepalingen op haar rusten, door onder andere galerijplaten te gebruiken die niet aan de vereisten voldoen. Uit een onderzoek van TechnoConsult is immers gebleken dat de stroefheid van de galerijplaten ver onder de grens van een adequate stroefheid uitkomt, waardoor de galerijplaten te glad en onveilig zijn.
3.2.
De VvE vordert, kort gezegd, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I.
Primair: Jongen veroordeelt de galerijplaten te (laten) herstellen, in die zin dat er een antislip etsing of antislip coating op de galerijplaten wordt aangebracht, zodat de stroefheidsnormen uit NEN 7909 worden behaald,
Subsidiair: de VvE laat overgaan tot herstel van de galerijplaten door inschakeling van een gespecialiseerd bureau op kosten van Jongen;
II.
Jongen veroordeelt tot herstel van de overige gebreken.
Aan alle vorderingen is, kort gezegd, een dwangsom verbonden, voor het geval Jongen niet aan de vorderingen voldoet.
3.3.
Jongen heeft nog geen conclusie van antwoord ingediend.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Jongen vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar toestaat Granito Betonindustrie Ittervoort B.V., ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 12061309, statutair gevestigd te Ittervoort, gemeente Hunsel en kantoor houdend te 6014 CG Ittervoort aan de Afrikastraat 11 (hierna te noemen: Granito), te dagvaarden tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen, met veroordeling van de VvE in de kosten van het incident en, ingeval het incident wordt afgewezen, te bepalen dat hoger beroep van het vonnis wordt toegestaan.
4.2.
Jongen stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij voor de aanleg van de galerijen prefab betonelementen benodigde. Daartoe heeft Jongen een koopovereenkomst gesloten met Granito, op grond waarvan Granito ten behoeve van de galerijen prefab betonelementen heeft geleverd aan Jongen. Hoewel Jongen de klachten van de VvE betwist, is Jongen van mening dat Granito Jongen op grond van voornoemde rechtsverhouding dient te vrijwaren indien de vorderingen van de VvE met betrekking tot deze werkzaamheden c.q. daarvoor gebruikte materialen worden toegewezen.
4.3.
VvE voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Voor toewijzing van deze incidentele vordering is vereist dat de gewaarborgde (in dit geval Jongen) zich beroept op een rechtsverhouding met de derde (Granito) die meebrengt dat de derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing tegen de gewaarborgde te dragen.
5.2.
De VvE heeft aangevoerd dat niet duidelijk is waarop Jongen baseert dat er een rechtsverhouding bestaat tussen Jongen en Granito die een verplichting tot vrijwaring met zich brengt.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat in het kader van dit incident Jongen kan volstaan met te stellen dat een rechtsverhouding bestaat tussen haar en Granito (zie r.o. 4.2.) die tot verhaal kan leiden. Of die rechtsverhouding daadwerkelijk bestaat, is een onderwerp dat door de derde in de vrijwaringprocedure aan de orde kan worden gesteld. Wel kan de mate van aannemelijkheid van het bestaan van de gestelde rechtsverhouding een rol spelen bij de door de rechter te maken afweging bij het al dan niet toestaan van de oproeping in vrijwaring. Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate aannemelijk dat er een rechtsverhouding tussen Jongen en Granito bestaat, omdat Jongen heeft gesteld dat Granito uit hoofde van een koopovereenkomst met Jongen prefab betonelementen heeft geleverd aan Jongen ten behoeve van de aanleg van de galerijen én de VvE zelf onder randnummers 5 en 10 van de dagvaarding heeft gesteld: “De door Jongen gebruikte prefab-betonplaten zijn geleverd door Granito B.V.” en “Voor de aanleg van de galerijen heeft Jongen gebruik gemaakt van prefab-betonplaten voorzien van antislipprofielen van de firma Granito B.V.”.
5.4.
Het verweer van de VvE dat onbekend is met welke BV van Granito-groep de vermeende koopovereenkomst van de prefab betonelementen is gesloten, kan aan het voorgaande niet afdoen. Het is aan Jongen, die aanvoert gecontracteerd te hebben met Granito, om in het kader van de vrijwaring de juiste B.V. op te roepen. Of zij de juiste B.V. in rechte betrekt, zal blijken in de vrijwaringsprocedure.
5.5.
De rechter dient de beslissing op de incidentele vordering ook te baseren op een afweging van de belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering. Met name gaat het om een afweging van het belang van de gewaarborgde bij de vrijwaring en het antwoord op de vraag of in de omstandigheden van het geval als gevolg van de vrijwaring een onredelijke of onnodige vertraging van de procedure te verwachten is.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van Jongen bij de vrijwaring gegeven is. Jongen stelt immers dat zij bij de aanleg van de galerijen gebruik heeft gemaakt van materiaal dat zij van Granito heeft gekocht. De VvE heeft in het kader van de belangenafweging aangevoerd dat de discussie tussen de VvE en Jongen meeromvattend is, omdat er vijf andere gebreken zijn waarmee Granito niets van doen heeft en het belang van Jongen om Granito in de procedure te betrekken derhalve van geringe betekenis is. De rechtbank begrijpt evenwel dat het gebrek aan de galerijen voor de VvE belangrijk is, gezien het feit dat daarover in de dagvaarding het nodige wordt aangevoerd en de eerste vordering in de hoofdzaak hiermee verband houdt. Verder verwacht de rechtbank dat de vrijwaringszaak weliswaar zorgt voor enige vertraging, maar niet zodanig dat de hoofdzaak als gevolg van de vrijwaring onredelijk of onnodig wordt vertraagd. Hierbij wordt in ogenschouw genomen dat, gelet op de huidige voorraad van zaken bij de rechtbank, niet te verwachten is dat in de hoofdzaak vóór medio 2023 een mondelinge behandeling kan worden bepaald. De rechtbank is voornemens de vrijwaringszaak, die in de tussentijd kan gaan lopen, te zijner tijd gezamenlijk met de hoofdzaak op een mondelinge behandeling te behandelen, zodat deze zaken ook gelijktijdig kunnen worden afgedaan op grond van artikel 215 Rv.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat een afweging van de belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering er niet toe leiden dat de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden afgewezen. De rechtbank zal die vordering toewijzen op de wijze zoals in het dictum is bepaald. Gelet hierop hoeft de rechtbank niet in te gaan op het gestelde over het openstellen van hoger beroep tegen deze beslissing, omdat de discussie daarover tussen partijen is gegaan voor het geval de vordering zou worden afgewezen.
5.8.
Gelet op de aard van het incident compenseert de rechtbank de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
staat toe dat Granito Betonindustrie Ittervoort B.V. (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 12061309, statutair gevestigd te Ittervoort, gemeente Hunsel en kantoor houdend te 6014 CG Ittervoort aan de Afrikastraat 11) door Jongen in vrijwaring wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
14 december 2022,
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 januari 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JPW